Tweede Blad Ho. 5181 Vrijdag 4 Dec, HET BRILLENHU1S KERKSTRAAT 30. %is1ssmarf. voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Bij gevatte Koude -K PUNCH. COGNAC VIEUX. Kinderrubriek Anisette - Pepermunt - KummehChristalisé. Alle andere artikelen voor de wintermaanden. KEUNE^ MALINGRÉ H. VAN D VEN - Den Bosch Binnenland. FEUILLETON. BEHOORENDE BH HET Wederom Rugpijn! Voortdurende pijn in de lendenen, of scherpe steken als gij u bukt of opricht, wijzen op verzwakking der drganen in den rug. Des te meer, als gij tevens blazen onder de oogen, duizeligheid, hoofd pijn of urinestoornissen kunt opmerken. Verwaarloozing dezer verschijnselen kan aanleiding geven tot ernstige kwalen. Er bestaat gevaar voor maandenlange pijn of, werkeloosheid door rheumatiek, ischias, spit, blaaszwakte, waterzucht enz. Laat Foster's Rugpijn Pillen de orga- nen weder tot gezonde werking brengen,1 zoodat het urinezuur en de andere schade lijke stoffen weder uit het bloed gefiltreerd j worden. Reeds jaren verwierf dit speciale middel naam door tallooze mannen en vrouwen van eiken leeftijd hun gezond heid en kracht te hergeven. Bij alle drogisten enz, k f 1 75 per flacon. Beste jongens en meisjes. De oplossingen de vorige raadsels zijn: 1. De witte, omdat er veel meer witte, dan zwarte schapen zijn. 2. Omdat een musch nooit een paard op kan eten. 3. Honger. De nieuwe raadsels zijn: 1. Wie kan iets door een ruit wer pen, zonder dat die ruit breekt? 2. Ik heb geen vleesch, noch been, noch bloed, ik leef niet, en toch heb ik vier vingers en een duim! Rara, wat is dat? 3. Wie loopt van Amsterdam naar Alkmaar, zonder ook maar één voet te verzetten? OOM KA REL. SNIP, SNAP, SNOP EN SINT NICOLAAS. Het was op een kouden, donkeren avond in het begin van December, ais ik me niet vergis was het precies 5 December, dat aan den kant van een stillen landweg niet ver van een dorp drie arme honden bij elkaar lagen onder een klein boschje, zoo dicht mogelijk tegen elkaar aangedrukt, om zoo min mogelijk koude te voelen. Het waren drie kameraden, die geen baas hadden en die met zijn drieën door het leven trokken om te probeeren hier en daar een hapje eten te vinden, want nie- j mand wilde hen hebben. Dat kwam zeker, omdat ze er alle drie zoo lee- lijk en verwaarloosd uitzagen en om dat er natuurlijk geen baas was, die hen eens in de veertien dagen in een groote tobbe met warm water stopte om ze met zeep schoon te boenen. De grootste van de 3 was een groo.e zwarte hond, met spitse ooren en die luisterde naar den naam van Snip. Num mer twee was een kort dik hondje met een ronde kop en lange flapooren, dat luisterde naar de naam van Snap «i nummrr 3 va e n na;j 11 in kef fertje, dat Snop heette. Plotseling sprong Snop, die het beste hooren kon van alle drie, overeind en begon luid te keffen, terwijl hij nep: „Snip, Snap, wordt wakker, ik hoor iets, er komt iemand aan! „Hou je mond kleine keffer!'' riep Snip boos, „ik droomde juist zoo heer lijk, dat ik alleen in een groote slagers winkel was en ik zou juist mijn tanden in een groote dikke bloedworst zet ten en nu heb je me wakker gemaakt. Akelig mormeldier!" „Het is wat moois," bromde ook de korte dikke Snap, „om een fat soenlijke hond midden in den nacht wakker te maken. Wat kan het mij sche len öf er iemand aankomt!" Snop lette er echter niet op, dat de andere twee hem woedend aankeken en hun tanden lieten zien. „Kijk, kijk', kefte hij opgewonden, ik verwed het puntje van mijn staart er onder, dat daar St. Nicolaas aankomt!' De andere twee honden keken nu ook wat aandachtiger toe, doch Snip haal de zijn groote zwarte hondenneus op en sprak: „Nu ja, wat zou dat? Ik ge loof ook, dat het St. Nicolaas is, die daar op dat paard aankomt! Maar wat hebben wij daar aan? St. Nico'aas komt alleen maar voor de kinderen van de menschen!" „Ik heb wel eens gehoord,"' sprak Snap, terwijl hij zijn lippen aflikte, ,,dat St. Nicolaas een heeleboel stukken worst voor de kinderen meebrengt." „Jawel," zei Snop, ,,dat is waar, maar dat is geen echte worst, dat is marse- pijn. En dat lust geen fatsoenlijke hond." De 3 honden zaten nu alle drie over eind en keken met groote oogen toe, hoe St. Nicolaas voorbij trok. De oude Sint zat op een groot wit paard, dat vroolijk hinnekte en brieste en je kon duidelijk zien, dat St. Nicolaas onder zijn groote cape zware zakken met speelgoed en allerlei lekkers meedroeg. Achter hem aan liep Zwarte Piet, ook ai gebukt onder een groote zware zak, hetgeen niet verhinderde, dat hij toch een vroolijk Sinterklaasliedje floot. De honden keken St. Nicolaas en zijn knecht na, zoo ver ze konden. Na een poosje sprak Snip en blafte daarbij heel "hard Wyuhandel Ao. 1816 HEUSDEN. Leesglazen enz j om niet te laten hooren hoe zijn maag knorde van den honger: „Als jij na een wensch mocht doen, Snap, w,ai zou je dan kiezen?" „Nu," sprak Snap. „dan zou ik me e«r worst wenschen, zoo groot als es» zeppelin!" „Sapperloot!" riep Snip, „dat is nog eens een goed idee! En jij Snop? Wat zou jij wenschen?" „Ik," zei Snop, het kleine keffertje, „ik zou een biefstuk willes hebben^ zoo groot als een hooiberg!" De twee andere honden moesten hartelijk lachen-: om die kleine Snop, die zoo gutzlg, was, dat hij een biefstuk zoo groot als een hooiberg wilde hebben, terwijl hij nog niet eens een kluifje van eea half pond op kon. „Nu, en jij dan?"^ vroeg Snop een beetje boos aan Smp, omdat de andere hem uitlachten. „Ik?" vroeg Snip, en hij dacht na; „ik zeu een goed tehuis willen hebben met een goede baas en een mand bij hei vuur, waarin ik 's nachts heerlijk stam pen kon!" De honden zwegen een hee- len tijd. En toen ze meenden, dat Sfe.. Nioolaas allang uit het gezicht ver dwenen moest zijn en ze weer probeer den om te slapen, werden ze opge schrikt door dravende voetstappen ca even later stond daar Zarte Piet voor hen, die buiten adem van bet handt? loopen, hen toeriep: „Hoor eens han den, ik heb een boodschap van St Niccolaas!" (Wordt vervolgd). in hoofd en ledematen, Rheumatisehe pijnen, Griep en Influenza, Hoofdpijn, Kiespij», Aangezichtspijn en vastzittende Hoest, zullen Mijnhardt's Poeders U spoedig helpen. Doos 45 ct. Bij Uw Drogisfe. Het vreeselijk drama te Echt. De kuil waarin de lijken der drie slachtoffers gevonden werden. In zet De gebroeders Eerstens, twee der slachtoffers. Naar het Fransch. 20.) Mevrouw, zeide de moeder, omdat ervan overtuigd zijn, dat Haudecoeur onschuldig is, hebben wij den moed ge had voor u te verschijnen en uw blik te verdragen, uw droefenis en rouw te aanschouwen. Wij begrijpen, dat gij bedroefd zijt. En toch is uw droefenis niet te vergelijken met de onze. Wat gedaan is, is gedaan, 'tls een groot ongeluk, maar dat ongeluk kan uw kind 'niet treffen. Integendeel, men zal u beklagen en uw kind. En overal zult gij menschen vinden, die u beschermen zullen.... Maar wij mevrouw; wij!! Wij zijn arme menschen, menschen, waar om niemand zich bekommert. Wat kan het hun schelen of Haudecoeur veroor deeld wordt! Of men hem ter dood ver oordeelt, of naah Nieuw; Caledonië zendt. En was dat nog maar alles me vrouw! Maar dat is nog niet alles! Daar Margaretha nog steeds zweeg nam Jean Demarr het woord en zeide tot de vrouw van Haudecoeur: Uw gang naar mevrouw de Beau- preault kan slechts haar verdriet ver meerderen en voor u geen voordeel op leveren. Mevrouw de Beaupreault kan nieb^'oor uw man doen. Z j hejft he n niei ^eschuldigd, zij heeft niets gezegd, om het vermoeden op hem te leiden. Integendeel heeft zij niet aan een moord, maar aan een zelfmoord gedacht. Zij had zich vergist. Bedenk, dat zij niets voor hem kan doen, nu er zulk een zware beschuldiging tegen hem inge diend is. Dat zou een ieder immers vreemd en onverklaarbaar vinden. Men zou het immers opvatten, alsof me vrouw de Beaupreault eenig bewijs ten gunste van uw man heeft. Als dat be wijs bestond, zou zij het immers reeds lang verschaft hebben. De fami.ie van het slachtoffer is de laatste, die voor den moordenaar zou willen. Ga dus heen, dat is beter. Mijnheer, ach mijnheer, vergeef het mij, dat ik aandring. Ik zweer u, mijn man is onschuldig. Als men hem veroordeelt, begaat men een misdaad, ja mijnheer, een groote misdaad, die verschrikkelijke gevolgen 7*1 hebber. Wat zal er van ons worden? Waar zal men ons in dienst nemen? Als wij zeggen, wie wij zijn, bespot men ons nog, dat wij den armen veroordeelde onschuldig verklaren. Wij zijn de fa milie van den moordenaar, en men za! ons ontwijken. Ik ben ziekelijk en kan niet buitenshuis gaan werken. Mijn krachten zijn juist toereikend om mijn huishouden te bestieren. Louise is vaar dig. Zij kan haar brood verdienen, en ook het m'.jne, als men haar werk zou willen geven, maar welk een leven zal zij niet hebben? Is zulk een leven te verdragen? Een dochter van een moor denaar! Begrijp eens!! Gerard zag Louise aan, die zoo be koorlijk en zoo droevig was, en wier gelaat door tranen bevochtigd was. Zij waren bJien van c'enzelfden leef tijd. En dit deed tusschen hen een instinctieve toenadering ontstaan, want ook hem zag zij aan, het jonge musje, hem, dien zij beklaagde, van wien zij een woord van troost verwachtte. En zacht doch eentonig vervolgde de rribeder: 3 Daar hebt ge nu mijn zoon, mijn goede Mederic, een knap en ijverig werkman, men had hem een betrekking op een fabriek van rijwielen aange boden, vier honderd frank per maand zou hij krijgen. Dit was een fortuin. Toen men de beschuldiging kende, die er tegen zijn vader was ingebracht, heeft men hem de betrekking ontnomen. Gij begrijpt, wel, dat men zulk een betrekking niet geeft aan den zoon van iemand, die binnen veertien dagen ont hoofd zal worden. Dat is het begin der ellende. En het overige zal wel volgen, want Mederic moet in mi itairen dienst; dan blijven mijn dochter en ik onverzorgd achter en als God ons verlaat, zijn wij verloren. De oogen van Louise blikten in die van Gerard en 'twas hem, alsof zij uitdrukten. Wij zijn verloren. Op zachten en afgebroken toon vroeg Margaretha: Wat kan ik voor u doen? Spreek! Mijnheer Demarr heeft het u gezegd, mijn plaats tegenover u is zeer.moeilijk. Iedere tusschenkomst van mij zou ver bazing wekken. Ce vrouw van Haudecoeur antwoord de: En toch, mevrouw, toch kom ik hier om uw tusschenkomst af te smee- ken. Ja, en ik zeide het u reeds. Ach! mevrouw, als gij, als wij de overtui ging hadt van de onschuld van mijn echtgenoot en als gij dan tot de rech ters zeide: „Ik ben de vrouw van den man, die vermoord werd. En ik kom u medelijden verzoeken met den man, dien gij van moord beschuldigd hebt. Die man kan niet schuldig zijn. Be scherm hem! Als gij, de vrouw van het slachtoffer, als uw kind, het kind van het slachtoffer, als gij beiden aldus ten gunste van den beklaagde spraakt, zou er niemand wezen, zoowel rechters als gezworenen, die niet aan zijn onschuld twijfelden. En mijn man zou gered we zen. Daarom mevrouw zijn wij tot u gekomen, om u dat te verzoeken. En denk niet mevrouw, dat, zooals gij zoo even dacht, uw stap verbazing op zal wekken. Waarom? Niemand, integen deel zal de verdediging van Haude coeur uit uw mond zonder ontroering aanhooren. Ach! geloof mij mevrouw, geloof mij, wij zijn zoo wanhopig en als gij het ons weigert zullen wij hem nooit meer terugzien, dien wij zoo liefhebben, omdat hij de goedheid zel ve was. Uitgeput zonk de moeder op een stoel NOORDBRABANTSCHE WATERSCHAPSBOND Ten stadhuize te Breda heeft de sub commissie voor West-Brabant vergaderd onder voorzitterschap van den heer Ir Jw L. F. Krugers, secretaris van den N.» Brab. Waterschapsbond te Tilburg. Achtereenvolgens werd de stand der onderhandelingen, betreflenden de vol gende objecten van werkverruiming en werkverschaffing, nagegaan Prins-Hen drikpolder te Standdaarbuiten, Gtttfe VTieU te Roosendaal, Kromgat te OosterhouS, Emiliapolder (dijkverzwaring), onder de gemeenten Hooge en Lage Zwaluwe, Made en Drimmelen en Geertruidenberg, SA Maartenspolder onder Hoeven, Groote ec Kleine Bolspolder onder Steenbergen e»ï Kruisland. Verder werden besproken de navolgen de objecten, met de bedoeling one er eveneens zoo spoedig werk van te maken r afwatering van den Binnenpolder van Waalwijk door de Sprangsloot, verbete ring van de Leij bij Tilburg, verbetering van de Witsiesloot, eveneens onder Hl- burg, verruiming van watergangen in den Oppersten polder van Andel, verruiming van watergangen en slooten in de Ban van Rijswijk en De Uijterwaarden m verruiming van poldervlieten in den Ro yale Polder. DE MOORD TE ZUIDERBROEK. Er bestaan thans gegronde vermoedens^ dat de moordzaak te Zuidbroek tot klaar heid zal komen. Zooals reeds gemeld^ heeft de Groningsche recherche aan de Justitie te Winschoten hieromtrent een. neer. Louise snelde op haar toe, vatte- haar bij de hand, omhelsde haar, kuste haar grijze hoofd en snikte. Moeder, beste moeder! Vanaf het begin van het gesprek had' Mederic zich nog niet bewogen. Met zijn energieke oogopslag zag hijj rond, doch het scheen alsof hij nau welijks hoorde, wat zijn moeder zeidfc. Maar toen deze met spreken geëindigd; had en uitgeput neerzonk, zag hij haar aan en zijn oogen verkregen plotse'ing een teedere uitdrukking. Tranen kwa men hem in de oogen, doch hij drong ze terug. En de jonge man hernam zijn roer-» looze onverschilligheid. Ook hij geloof de stellig aan de onschuld van zij» vader. Maar hij was te trotsch om te smeeken; hij was gereed om met op geheven hoofd en trotschen oogop slag de onrechtvaardige veroordeel ing te vernemen, die zijn vader bedreigde Toch had hij zijn moeder, waarvan; hij zeer veel hield, wilde vergezellea. Maar wetende, dat haar stap todfe vruchteloos was, mengde hij zich n»8É in het gesprek. Margaretha was te zeer ontroerd onat te kunnen spreken. En als werktuigelijk wendde zij het hoofd naar Jean Demarr. Nogmaals kwam deze haar te hutjv (Wordt vervolgd). Kim!) -„l,-.,.,,,—

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1931 | | pagina 5