Tweede Blad
So. 5186 Donderdag 24 Dec
De roman tan een Kerstmis-mand
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard,
BEHOORENDE BIJ HET
No. 17 Hesketh Road was in verschei
den verdiepingen verhuurd; de bewo
ners van de onderscheidene vertrek
ken waren druk bezig met de toebe
reidselen voor de viering van het
Kerstfeest.
In een gezin op de tweede étage
waren veldbedden op den vloer ge
legd om familie uit de provincie te
kunnen ontvangen; de dienstmeid
had den wand versierd met het op
schrift: „God zegene ons Huis" in
hoomwol en hulst en drie vriendinnen
uitgenoodigd om den dag bij haar
•foor te brengenhet eerst onlangs
gehuwde jonge paar was op reis ge
gaan, om de familie een bezoek te
brengen. Alleen op de vierde en
vijfde étage was niets van de buiten
gewone drukte te bespeuren, want
Jim Wallace, een vrijgezel, nam wei
nig notitie van de feestdagen, en de
broer en zuster die de vliering be
woonden hadden geen geld voor fes
tiviteiten.
Wilfred lag op de sofa en zucht
te; Hilda zag uit het venster en trom
melde met de vingers tegen de ruit.
„Kerstmisavond en iedereen in
feeststemming. Iedereen in de straat
beladen met pakjes en de postbode
gaat de straat door gevolgd door een
jongen met een handkar. Duizenden
brieven en geschenken en geen enke
le voor onsEn dan te spreken van
een genoeglijk Kerstfeest. Het is de
treurigste tijd van 't jaar voor men-
schen, die arm en alleen zijn.
„Lieve arme kleine. Gij zijt afge
mat geworden door mij te verple
gen en terzelfder tijd uw huiswerk
té doen. Het is geen wonder, dat gij
niet vroolijk gestemd zijt. Het is ook
tergend, dat iedereen nu een goeden
tijd heeft, en dat men ons in de kou
laat. Ik wenschte, dat de dag maar
voorbij was. Als wij hem maar kon
den vergeten!"
Hilda verwijderde zich van het ven
ster en ging naast haar broers le
gerstede zitten. De tranen blonken
in de hoeken van haar oogen maar
toch glimlachte zij en haar stem klonk
helder en liefelijk.
Gelukkige inval. We zullen er niet
aan denken en ons voorstellen, dat
het een gewone Zondag of vacantie-
dag is. Dat is gemakkelijk genoeg
want, niets zal er ons aan herinneren.
Ik wilde eerst nog aan de verleiding
em een of anderen vogel te koopen,
toegeven, maar gevogelte is zoo vree-
selijk duur in dezen tijd van 't jaar.
Bn de pudding zou slecht voor u
geweest zijn.
„Ik zal probeeren maar zoo te den
ken!" zeide de zieke, maar hij zucht
te, want hij was in het hongerige
stadium van een herstellende en de
gedachte aan een kerstfeestmaal wek
te een onheilige blijdschap in hem.
Je moet twee aardige boeken uit de
bibliotheek halen en dan zullen wij
een gezellig dagje bij het vuur door
brengen.
„Ik wil een onsje chocolade heb
ben, al moest ik er voor sterven!"
zeide Hilda en gij zult een sigaar
rooken, de eerste sinds je ziek bent.
Ik ga nu uit om ze te koopen en zal
eens door de winkelramen turen. Ik
ben eigenlijk nog een kind, want
ik ben nooit verder gekomen dan de
vreugd van de mooie dingen te be
wonderen en mij denkbeeldige ge
schenken uit te kiezen. Dat is maar
goed ook, want op andere geschen
ken mogen wij niet rekenen.
„Beste meid, je vergeet tante Bren
ning, die stellig heeft beloofd dat zij
ons iets ter gedachtenis zou zenden.
Je kunt niet weten wat kostbaar ge
schenk de post ons nog brengt".
Er was echter een klank van twij
fel in de stem van den jongen man
en de lach van zijn zuster had de
zelfde intonatie.'
„Ja natuurlijk, tante Brenning is
er nog. Zeide zij niet, dat zij iets zou
sturen, dat den dag Kerstfeestachti
ger zou maken? Ik verwacht, dat het
een Kerstmiskaart zal wezen of een
spreuk om in de kamer te hangen,
't Is een gierige oude vrouw, die nog
nooit meer dan een sixpence voor
haar evenmensch heeft uitgegeven.
Dat schijnt het ergste van tienduizend
ponden 's jaars, dat het alle mensche-
lijk gevoel opdroogt".
Het meisje stond zuchtende op,
ging voor den spiegel staan, pende
den hoed vast, die op de tafel had
gelegen, deed een nauwsluitend la-
kensch jaquet aan, terwijl haar broe
der haar met bewonderende oogen
aankeek. Arm te zijn en er ook ar
moedig uit te zien, streed tegen Hil
da's beginselen, en goede smaak,
vaardige vingers en een buitengewoon
ontwikkelde flair voor koopjes werk
ten samen om haar eenvoudige klee-
dij een voorkomen te geven, dat haar
door menige welgestelde dame be
nijd kon worden.
Was haar gezicht ook een beetje
vervallen, het zag er te liever uit
door de uitdrukking, die het daar
door had gekregen en toen haar vil
ten hoed was vastgezet en haar jaquet
dichtgeknoopt, gaf de spiegel een
beeld, dat het haar met voldaanheid
vervulde, toen zij op haar zending
uitging.
De deur van No. 4 stond op een
kier, en toen zij de gemeenschappe
lijke trap afging, was daar een haas
tig gestommel en kwam de bewoner
er aanstappen om haar te ontmoe
ten. Kleine sterk gezoolde schoenen
maken veel geraas op onbedekte stee-
nen trappen en het was wonderlijk,
hoe dikwijls Mr. Wallace juist uit
zijn woning kwam op het oogenblik,
dat Mis Royce zijn deur passeerde.
Er was wel verschil merkbaar in
de wijze, waarop zij elkaar de hand
schudden; de man krachtig met
warmte het meisje eventjes, bijna
koel; toen gingen zij samen de trap
af en deden enkele vragen en wis
selden eenige woorden, die gewoon
lijk moeten dienen om de wederzijd-
sche verlegenheid te verbergen.
„U gaat zeker de Kerstdagen niet
uit?"
„Neen, wij blijven als gewoonlijk
thuis. En gaat u niet uit, om uw
familie te bezoeken?"
„Dit jaar niet. De oudere Com
pagnon is uit, en nu ben ik verplicht
in de stad te blijven: ik denk, dat
ik met Nieuwjaar uitga. Uw broer
is, hoop ik, iets beter. Het zal mor
gen voor hem een vervelende dag
wezen,... evenals voor mij."
„Ik hoop maar, dat het mooi weer
iseen regendag is heelemaal zoo
naargeestig".
Zij hadden nu de straat bereikt en
de beide jongelieden stonden stil
zwijgend en besluiteloos tegenover el
kaar.
„Ik heb de City maar vandaag goe
den dag gezegd en wilde juist een
wandeling gaan maken. Waar gaat
gij heen?" vroeg de jonge man half
fluisterend; maar Hilda hield zich,
of zij zijne vraag niet begreep. Zij
keerde zich om, zag een omnibus
naderen en wenkte den koetsier.
„Naar Kensington High-street; ik
moet in een paar winkels eenige in-
koopen doen en dus zeg ik u goeden
dag''.
Jim Wallace keek eerst naar den
omnibus en daarna naar het van ver
legenheid bloozende gelaat.
„High Street! maar deze omnibus
gaat naar Victoria. U hebt er in 't
geheel niet op gelet, waar hij naar
toe gaat. Als u naar Kensington moet,
zal ik er u langs een korten weg bren
gen".
„Neen, neen, dank u vriendelijk,
maar het komt er wezenlijk niet op
aan. Iedere straat is mij goed, als
er maar winkels te vinden zijn.
Zij knikte haastig en liep vlug op
den omnibus toe, om haar plaats in
te nemen; hij bleef teleurgesteld en
mismoedig op de straat staan en ging
schouderophalend heen, terwijl Hil
da, die beweging ziende, in zich zei
ven bromde.
„Nu is hij beleedigd. Hij had graag
gezien, dat ik hem voor morgen uit
genoodigd had. Wilfred zou het gaar
ne gewild hebben en, o lieve! ik
insgelijks, maar ik durfde 't niet doen.
Hij leeft in een andere omgeving dan
wij en 'tis voor hem zeker een aan
gename afwisseling om in onze scha
mele vliering den Bohemien te spe
len, maar ik wil mijn gemoedsrust
niet laten verstoren om eenige wei
nige uren gelukkig te zijn. Is hij
beleedigd, des te beter".
Zij drukte haar lippen op elkaar
en trachtte er hard en vastberaden
uit te zien; maar zij had moeite haar
tranen te bedwingen en de vijf da
mes op de bank tegenover haar za
gen haar met verwonderde blikken
aan. Er is niets, dat iemand meer
in verlegenheid brengt, dan in een
omnibus te moeten schreien en Hilda
wenkte den conducteur met den vin
ger en verliét ijlings het rijtuig.
Toen Hilda van haar expeditie te
rugkwam, vond zij de deur van haar
verdieping open en haar broeder op
den drempel der woning geknield,
bezig het gescheurde briefje op een zoo spoedig hoed en mantel waren 1
van teenen gevlochten mand te be- afgedaan, werd haar raad zoo goed
studeeren. De man die de mand had
gebracht, stond naast hem en nam
zijn pet af bij Hilda's komst.
Een mand Miss voor iemand in
dit huis. Het adres is er afgescheurd,
maar zij komt van Beckenbridge. Ik
heb met allen op de lagere étages
gesproken; die zeiden dat zij nie
mand in de buurt van Beckenbridge
kenden en dus de mand niet in ont
vangst wilden nemen. Deze heer zegt
dat gij iets te wachten waart.
Broer en zuster zagen elkaar aan;
hun oogen glinsterden van verruk
king.
„Beckenbridge!" herhaalde Hilda
ademloos. „Ja natuurlijk ken ik dat.
Het is een klein dorpje op een af
stand van drie mijlen van tante Bren-
nings huis. Zij ging eveneens op de
knieën liggen, om het aan de mand
gehechte briefje te onderzoeken. „Ja
het is haar handschrift. Het is voor
ons kruier, dat weet ik zeker. Tante
had ons beloofd, dat zij iets zou
sturen."
„Zeer goed Miss; ik ben blij, dat
het in orde is, dank u vriendelijk."
De man stak zijn fooi in den zak
en liep de trappen af, terwijl broer
en zuster de mand in de kamer
brachten, het touwtje, waarmede het
deksel was vastgebonden haastig
doorsneden en den inhoud op tafel
legden: Kalkoen en saucijsjes, plum
pudding en vleeschpasteitjes, een pot
gelei, Fransche pruimen, gember, ge -
confijte vruchten, een flesch fijne,
in praktijk gebracht, dat aan 't eind
van den maaltijd maar weinig was
overgebleven van al de goede din
gen, die de mand gevuld hadden.
Het kloppen van den brievenbestel
ler tegen de deur klonk als een vroo
lijk slot en Hilda kwam terug met
een half dozijn brieven in de eene
hand en een klein slordig pakje in
de andere.
„Twee rekeningen, vier kaarten, de
prospectus van een nieuwe maat-
schappij en dan nog een stekelig
voorwerp in een bruin papier. Als
het niet al te dwaas was, zou ik
zeggen dat het
Zij trok er het koord af en gooide
het papier op den vloer. Het isl"
een ellendig klein takje hulst met
ternauwernood een enkele bes en ee
nige geknakte en gebroken bladeren!
Wie ter wereld kan dat gezonden
hebben. Het was de postzegel niet
waard. Bezie het papier eens, of dat
een oplossing geeft. Daar is een stuk
je papier met het adres en iets
op de achterzijde geschreven. Wat
kan het zijn?"
Twee paar handen strekten zich
uit; twee hoofden bogen vooruit en
blauwe en bruine oogen staarden ge
lijkelijk verschrikt op deze woorden:
„Met tante Brennings liefde voor
nicht en neef Royce; geplukt in den j
ouden tuin te Malson, om uw woning
te maken, zooals het op Kerstmis
past".
,Om onze woning"stamelde
oude port, dat was een ouderwetsche j Hilda. „Dat is het, wat zij ook in
Kerstmismand, met een tamelijke hoe- j haar brief schreef. Een bundeltje
veelheid moderne lekkernijen er bij. hulstAls dit bundeltje hulsttak-
Wilfred stak een olijf tusschenzijn jes alles is, wat zij gezonden heeft,]
lippen en smakte met welbehagen.
Hildra knapte een zoete amandel,
wie heeft dan
Wilfred was zeer bleek ^geworden.
terwijl haar gelaat van tevredenheid Hij ging terneergeslagen op een stoel
straalde. zitten en hield de hand tegen zijn
Nooit, zeide zij, zal ik weer mijn hart.
evenmensch onrechtvaardig beoor-Wie kon die mand gezonden heb-
deelen. Wat heeft die lieve oude ons ben. Het woord bleef in zijn keel
toch rijkelijk bedacht! Dat zal den steken. Hij zag naar de tafel, thans
dag inderdaad Kerstmisachtiger ma
ken. Wij zullen dineeren als in de
goede oude tijden."
Wilfred zuchtte en zag naar de
klok: „Nog vier en twintig uur, eer
in de wanorde van een geëindigden
maaltijd, en riep hem toen in wan
hoop Niemand heeft ze gezonden
Daar is niemand, die ons een ge-
schenk zendt, behalve tante Brenning
wij kunnen beginnenDie kalkoen en wij hadden haar wel beter kunnen
lijkt buitengewoon verleidelijk, ik zou kennen, dan om haar tot zoo groote
nu al met de grootste lust aan het edelmoedigheid in staat te achten. Ik
werk kunnen gaan. Kalkoen en gelei
en een glas port.
Zijn zuster lachte ondeugend. „Jij
wilt zeggen, dat je nu wel iets zoudt
lusten; ik zou niet weten, waarom
je niet zoudt nemen; je hebt lang
genoeg honger geleden arme jon
gen. Wij zullen vandaag lekker di
neeren en morgen vroolijk feesten
met wat er is overgebleven. Ga maar
een uurtje op de sofa liggen slapen
en als je wakker wordt, zal alles
klaar zijn.
De zieke stribbelde tegen, maar
inderdaad teekende zijn gelaat zoo
veel ingenomenheid met het plan
netje, dat zijn zuster om zijn zwakke
poging lachte en terstond regelrecht
naar 'het kleine keukentje ging.
begrijp nu alles. De mand was niet
voor ons bestemd, maar voor het
groote gezin beneden. Zij noodigden
hunne familie uit de provincie en' die
heeft bepaald een mand met heerlijke
provisie vooruit gezonden, zij zitten
er nu op te wachten en als de mand
niet aankomt, zullen zij wel onge
duldig worden en op onderzoek uit
gaan. Ik ben wel bang voor wat nu
gebeuren zalpapa zal opspelendie j
kleine, roodharige mannetjes zijn niet
om mee te spotten".
„Spot er maar niet mee, Wilfred.
Het is niet om er mede te geksche
ren. Als hij de zaak onderzoekt, zal
hij vernemen, waar de mand in ont
vangst is genomen en hier komen."
„Wij zullen uitgaan," zeide Wil-
Om zes uur was het maal gereed Tred op vasten toon. Ik zie er niet
en werd een tafel aangericht zoo
keurig als in de schamele woning
mogelijk was. Wilfred deed zich te
goed aan de kalkoen en Hilda smul
de van de vleeschpasteitjes. Daarna
werd het dessert opgediend en de
broeder slurpte behagelijk portwijn
in kleine teugjes en de zuster at
tegen op, een paar dagen later de
zaak uit te leggen, maar op den eer
sten Kerstdag tegenover een man te
staan, die van zijn diner beroofd is en
dan van zulk een diner, is meer dan
ik kan. Of wij zouden kunnen pro
beeren, hun te misleiden; en ons
onschuldig kunnen houden. Als wij
Fransche pruimen met een ijver, die j tot vanavond als beschaafde men-
alleen zou ophouden, als de laatste schen hadden gewacht, zou alles in
pruim van de tafel verdwenen was. orde wezen. Wij mogen wel zeggen,
Geen van beiden was van nature dat gestolen goed zweetdroppels kost.
een gulzigaard, maar de onverwachte Zelfs nu, met de dreigende ontdek-
overkomst van de rijkgevulde mand king in 't vooruitzicht, kan ik nog
na zoo lange ontbering had hun eet- geen oprecht berouw gevoelen. Zoo-
lust geweldig geprikkeld. Hilda ging als ik al zooeven zei, een bewon-
den volgenden morgen zoo goed ge- i derenswaardiger vogel heb ik nooit"
luimd naar de kerk, dat zij bij haar Hij rolde plotseling op de sofa en
terugkomst eenigen tijd voor No. 4 verborg lachend zijn hoofd in de kus-
toefde en een peinzenden blik op de sens. Toen luid op de deur werd
deur vestigde. Als Mr. Jim Wallace geklopt en de voetstappen van een
vandaag in plaats van gisteren aan man naderden.
de deur was verschenen, dan weet „Het uur is gekomen! ga jij er
ik nog niet, wat er gebeurd zou we- heen; je bent een vrouw; hij kan
zen; maar de deur bleef hardnekkig jou de trap niet afgooien; ik durf
gesloten en zij ging de trap op, zich- hem niet, warempel, ik durf hem
zelf trachtende wijs te maken, dat niet tegemoet treden",
zij blijde was, dat de verleiding was Zijn zuster zag hem aan met een
uitgebleven. veelbeteekenenden blik. Die blik
Wilfred neuriede een Kerstfeest- duurde slechts een ondeelbaar 00-
lied en liep met vaste schreden de genblik, maar daarin had zij een ver
kamer op en neer. Hij kuste haar nietigend artikel samengesteld over
vroolijk, toen zij binnentrad en riep de ontaarding van den man, zijn
„Nu aan de lunch! Ik gevoel mij lichtzinnigheid, arrogantie en lafhar-
een geheel ander mensch na dat flin
ke maal van gisteren. Nog een brokje
van dien heerlijken vogel en één
of twee glazen wijn en ik ben je weer
de baas, zooals ik was, vóór mijn
ziekte. De keukenmedicijn van onze
lieve vriendelijke tante Brenning
heeft mij meer geholpen dan de ge
leerdheid en de drankjes van den
dokter en ik wil dan ook nooit meer
een kwaad woord van haar hooren".
„Wij zullen haar gezondheid in
portwijn drinken en in Fransche prui
men eten," zeide Hilda lachende en
tigheid in tijd van nood. Het artikel
werd nooit geschreven, want bijzon
dere omstandigheden wijzigden het
gevoelen van den auteur, maar als
het terstond was neergeschreven, het
ware het bitterste opstel geweest, dat
ooit van dit onderwerp verschenen is.
Toen draaide zij zich op haar hielen
om en ging naar de deur.
„Het spijt mij, dat ik u storen
moet". Wallace's welluidende stem
klonk door de kamer, en Wilfred
beurde zijn hoofd op van het kussen
met een zucht van verlichting
„maar ik hoorde, dat u mij uit
verlegenheid zoudt kunnen helpen.
Mijn familie schreef mij, dat zij mij
een Kerstfeesdiner zou zenden, g&-
kookt en al, zoodat ik het slechts
behoefde warm te maken en et int
een minuut gereed zou wezen. Na
ontving ik een brief, meldende, dat
het gisteren al bezorgd is geworden.
Ik vroeg beneden en daar vertelde
men mij, dat hier gisteren een man
is geweest met een mand, waarop
het adres beschadigd was en die
vroeg of ze voor No. 3 was; hij bracht
de mand naar boven en kwam zonder
terug en nu dacht Miss Jones, dat
u waarschijnlijk zoo vriendelijk waart
geweest, om de mand op te bergen
tot de rechte eigenaar kwam op
dagen".
Hij zag Miss Royce onderzoekend
aan, verbaasd over den indruk, dien
zijne woorden op haar maakten. Ge
woonlijk helde haar teint naar het
bleeke over, maar nu kleurde een
felle blos haar wangen; haar oogen
keken niet meer beschroomd, maar
helder en flink. De gedachte kwam
bij hem op, dat hij haar misschien
in groote verlegenheid bracht en zijn
hart was vol medelijden.
„Het spijt mij, dat ik u storen
moet" herhaalde hij ernstig. „Ik wil
de u geen oogenblik ophouden. Maar
mijn diner?"
Hilda sprak geen woord, maar zij
strekte haar hand uit en pakte zijn
arm. Tot zijn verbazing trok zij hem
met zich door de kleine vestibule en
door de gang in een kamer waar
Wilfred op een sofa lag en de over
blijfselen van een overvloedigen maal
tijd over de tafel verspreid lagen.
Twee vette pooten droegen het ge
raamte van een kalkoen; een stuk
plumpudding slingerde over de tafeL
Kleine gele spatjes waren verspreid
over de glazen schalen, waarin de
gelei in al haar pracht had geblon
ken, een eenzame pruim keek me
lancholisch naar een paar amandelen
en de ledige wijnflesch glinsterde in
het zonnelicht. Hilda hield zijn arm
stevig vast, nam toen een houding
aan als van een tooneelspeelster in
een tragedie, wees Ynet den wijsvinger
van de linkerhand naar de tafel en
riep: „Daar; daar is, uw diner! Wiï
hebben het opgegeten
Wallace stond verbaasd, zonder eeflfc
woord te zeggen. Tien seconden lang>
doodsche stilte in de kamer. Toen
plotseling, spontaan, een onbedaar
lijk gelach; de eene lachbui volgde
de ander, steeds luider, wilder. Het
eene oogenblik stonden zij beweging
loos, het andere waggelden zij door
de kamer, woest gillend lachend als
bezetenen. Wilfred begroef zijn hoofd
in de kussens en sloeg met zijn ge-
muilde voeten door de lucht. Hilda
drukte beide handen tegen de borst
en viel vermoeid in een leunstoel;
de tranen rolden Wallace over de
wangen en blonken in zijne oogert*
Het was een gelach, dat de slagboo-
men neerhaalt als met een toover-»
staf. Na zulk een gezamenlijke pret
zou het onmogelijk zijn, tot de ver
houding van vijf minuten geleden,
j terug te keeren. Toen waren zij be
kenden; nu waren zij vrienden. Toen
was de verhouding pijnlijk stijf, nu
was zij kluchtig en alle reden van
wederkeerige verlegenheid was ver
dwenen.
Hilda was de eerste, die haar kalm
te herkreeg.
„Dat is nu alles goed en wel'*
zeide zij, „maar met dat al moet gij
uw diner hebbenEr is niets als de
beenderen overgebleven. Het is Wil
fred's schuld. Hij was zoo afschuwe
lijk hongerig, dat hij met geweld
gisteren al wilde beginnen".
„Ik vrees, dat gij niet bijzonder;
goed gedineerd zult hebben, daar gij'
nog niet alles in twee maaltijden hebt
opgegeten, wat voor één bestemd was#
En verontschuldigt u niet, wat de
pooten betreftIk houd verbazend
veel van pooten vooral van kalkoen-
pooten."
Wilfred draaide zich op de sofa
om. „Wel inderdaad! Nu Hilda,het
minste, wat je voor onzen armen
vriend kunt doen, is hem zijn maal
klaar te maken van wat er is over
gebleven. Gij kunt u op haar ver
laten Wallace. Zij kan kalkoenpootenr
braden zoo goed als iemand ter we
reld".
De oogen van de jonge lieden ont
moeten elkaar en glinsterden van ge
noegen.
„Wilt gij?" riep Wallace.
„Mag ik?" riep het meisje; „inder
daad, ik zal het doen en ik zal ook?
een sneedje van de plum-pudding
bakken. Er is genoeg voor een aar
dige flinke snede overgebleven, trots
Wilfreds insuniatie.
„Heerlijk! Kapitaal! Gebradenkal-
koenpoot en gebakken plum-pudding
is eten voor de goden. Als ik hier
mag blijven, om op mijn diner te
j wachten, zal ik levenslang dankbaar
zijn, dat de mand verdwaald is. Flet
Jfieuwsbl