Tweede Blad
Ro. 5257 Woensdag 31 Aug.
voor het Land
van Neusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Parijsche JHodebrieven.
DE IEPENZIEKTE.
Fatale gevolgen van
bescherming.
BEHOORENDE BIJ HET
LAATSTE SNUFJES VAN DE
ZOMERMODE.
Veeren boa's en gehaakte handschoenen.
Is dan het einde van den zomer reeds
zoo nabij dat we een luchtige zijden
sjawl niet meer voldoende vinden om
hals en schouders te bedekken Of is
het alleen ijdelheid, die ons grijpen doet
naar het laatste snufje, de wuivende,
gracieuse veeren boa die, ondanks z'n
lichtheid, toch zoo veel warmte geeft
Als omlijsting van het gezicht is zoo'n
soepele krans van teere vogelveertjes
allerliefst. En ook heel flatteus, zoo
als elke vrouw natuurlijk weet.
Meestal is het de struisvogel die
het dan ook niet geheel vrijwillig
ons hiervoor dos afstaat. Maar ook van
haneveeren worden mooie boa's gemaakt
en wel die men dubbel om den hals
slaat, door de ceintuur haalt en waarvan
de einden dan nog bijna tot aan den
rokzoom reiken. Het staat fantastisch,
om niet te zeggen een beetje wild zoo'n
omhulling van haneveeren.
Verkiest men struisveeren, zoo dienen
de haartjes lang te zijn en niet gekruld.
De moderne boa behoort in kleur te
contrasteeren met het toilet, hoewel men
ze ook wel ziet in dezelfde tint van de
japon of den mantel. Boa's in twee
kleuren komen ook al voor, in het zwart
b.v. met witte uiteinden. En wilt ge
heel chic zijn, zoo zet ge uw handschoen'
kappen eveneens met een rand struis
veeren af.
Een andere nieuwigheid is een enorme
ruche van witte tulle rond den bal en
kleinere ruches om den pols. Het staat
jong en pittig. En als ge van den winter
misschien een carnavalsfeest meemaakt,
kunt ge den kraag zonder bezwaar op een
Pierrettepakje zetten. In dat opzicht dus
is ze een economische versiering. Maar
nu zijn we al met onze gedachten bij
den winter aangeland. En nog altijd is
het zomer en we hopen allen op vele
mooie zomersch warmedagen. In het bij
zonder natuurlijk de vacantiegangers en
de tallooze die, zooals hier de gewoonte
is, de zomermaanden in hun „maison dr
campagne", hun buitenhuisje doorbrengen.
Trekt het Duitsche meisje op haae
wandelingen en Hitstapjes graag een
dirndlpakje de Fran?aise doet in eenvoud
voor haar niet onder. Ze moge in de
stad nog zoo mondain gekleed gaan, bui
ten draagt ze heel eenvoudige buiten-
of tuinjurken. Deze zijn zeer sober van
snit (berekend op dikwijls wasschen) en
voornamelijk gemaakt van cretonne in
vroolijke kleuren. Bouquetten en kleine
bloempjes, guirlandes, noppen, streepen
en ruitjes, zoo wel op een zwarten, een
felgekleurden als een zeer lichten achter
grond. Dikwijls zijn deze jurken met
effen cretonne gegarneerd. Het verschil
tusschen het Duitsche en Fransche va-
cantie-meisje ligt dus niet zoozeer in de
kleeding al geven we graag toe dat
de laatste haar jurk met meer gratie
draagt dan wel in de manier waarop
ze de vacantiedoorbreDgen, Het„Wandern"
zit de Duitsche in het bloed, ze is niet ge
lukkig, wanneer ze in haar vacantie niet
urenlange wandelingen, dagenlange voet
tochten heeft gemaakt. Het Fransche
meisje houdt over het algemeen niet van
wandelen. Wanneer ze met haar familie
in het buitenhuisje verblijf houdt, zal ze
voor haar genoegen in den tuin werken
en de bloemen verzorgen. En verder
in een gemakkelijken stoel zitten met een
mooi boek, maar voornamelijk met een
handwerkje. Zoo zien we, hoe ook op
het gebied van vacantie-nemen de smaak
onder de verschillende volkeren verschilt....
Nu de handschoen weer in eere is
hersteld zóó zelfs dat we ze ook 's zomers
niet missen kunnen, komen voor warme
dagen de mitaines, de vingerlooze hand
schoenen, weer in zwang. En verder ook
handbekleeding van luchtige, opengewerkte
stof, vooral opengewerkte netweefsels, die
de hand laten doorschemeren en zooveel
mogelijk koele doorlaten. De Fransche
vrouw, bereid als ze steeds is tot elk nieuw
handwerkje, legt zich reeds toe op ge
haakte handschoenen van zeer open weef
sel, met een smallen boord afgezet.
Wie veel van handwerken houdt, heeft
anders dezen zomer ruimschoots gelegen
heid, ze op allerlei wijzen te pas te
brengen. Engelsch borduursel is buiten
gewoon en vogue, zoowel voor geheele
japonnen als blouses, bolerootjes, man
chetten en kraagjes. Een witte fichu
schulpt men rondom uit, festonneert ze
met groene zijde en borduurt in dezelfde
kleur nopjes over den geheelen kraag.
Vooral de mode van nopjes en stipjes
geeft veel gelegenheid tot eigen handwerk
Wanneer men deze motiefjes zelf in de
platte steek borduurt, krijgt de stof toch
altijd een meer bijzonder cachet dan
wanneer men ze kant en klaar koopt.
WILHELM,INE.
Onze lezeressen, die uitvoerig wen-
schen ingelicht te worden over de
laatste mode, zoowel voor dames als
kinderen, raden wii dringend aan een
abonnement te nemen op „Het Nieu
we Modeblad".
Dit uiterst nractische Nederland-
sche modetijdschrift, hetwelk ook een
schat van gegevens biedt voor hand
werken in alle genres, is bii de uitge
vers dezer courant tegen sterk gere-
duceerden prijs verkrijgbaar.
De abonnementsprijs van het Nieu
we Modeblad 2 maal per maand ver-
schijnende in 20 bladzijden met tel
kenmale 2 gratis knippatronenbladen,
bedraagt slechts f 1,20 per kwartaal,
franco per post f1,50.
n. I
Het ziektebeeld en de oorzaak.
In dezen tijd van het jaar ziet men
in de steden en langs de wegen weer
vele zieke en doode iepen. Die boomen
zien er uit, alsof ze verbrand zijn of van
de droogte te lijden hebben. De jonge
takjes worden slap en buigen om, de
bladeren verschrompelen worden bruin
en vallen ten slotte af Alleen de jongste
bladeren blijven als bruine vlaggetjes aan
de omgebogen takjes hangen. Meestal
ziet men het verdorren van de bladeren
in den top van den boom beginnen.
Soms is slechts een gedeelte van den
boom aangetast, terwijl de rest nog groen
blijft Dikwijls ziet men aan den stam
groene scheuten vormen, terwijl de kroon
reeds zwaar ziek is.
De oorzaak van deze ziekte is een
zwam, Graphium ulmi. Door de werking
van deze zwam wordt de watertoevoer
van de wortels naar de kroon belemmerd.
Daardoor ziet een aangetaste boom er
uit, alsof hij verdroogt. Snijdt men een
tak af van zoo'n zieke iep, dan ziet men
op de sneevlakte bruine stippen in het
jonge hout. Trekt men de schors van
een tak, dan kan men dikwijls in het
hout onregelmatige bruine streepen op
merken. Deze bruine verkleuringen zijn
het gevolg van de aantasting door
Graphium ulmi.
De ziekte is besmettelijk. Is van een
rij iepen er eenmaal één aangetast, dan
ziet men in vele gevallen, dat het volgend
jaar zijn naaste buren ziek worden.
Vooral boomen op een leeftijd van 15
40 jaar hebben veel van de ziekte te
lijden. In kweekerijen, waar meestal
jongere boomen staan, ziet men de ziekte
weinig. Is een iep eenmaal aangetast,
dan geneest hij slechts zelden.
Wél kan het een aantal jaren duren
vóór hij dood gaat.
In het voorjaar is van de ziekte weinig
te bemerken. Vele zieke boomen zijn
dan niet van gezonde te onderscheiden.
Het duurt tot ongeveer midden Juni,
vóór de ziekteverschijnselen weer vallen
waar te nemen. De boomen worden op
iedere grondsoort evenzeer aangetast
men vindt de ziekte dus op de klei,
zoowel als op het zand, op zwaren en
op lichten grond.
Natuurlijk lijden niet alle zieke iepen
aan „de" iepenziekte. Er zijn nog andere
ziekten van iepen bekend. Deze zijn
echter van zeer weinig beteekenis. Na
genoeg alle zieke iepen, die men op het
oogenblik ziet, zijn slachtoffers van „de"
iepenziekte, dus van de zwam
Graphium ulmi.
TEN NADEELE VAN HEN WIER
BELANGEN MEN BESCHER
MEN WIL.
„Uit lijfsbehoud neemt de Nederland-
sche Regeering in deze dagen maatre
gelen, waarvan zij de principieele on
juistheid erkent, doch waartoe zij zich
door de gedragingen van andere landen
genoodzaakt ziet."
Deze zinsnede uit het bekende rap-
port-Welter doet goed uitkomen, hoe
zeer men in gezaghebbende kringen
overtuigd is van den weinig zegenrijken
invloed van beschermende maatregelen.
„Het is duidelijk" aldus genoemd
rapport verder „dat deze gedragslijn
onmogelijk gedurende langen tijd voort
gang kan hebben zonder voor het Ne-
derlandsche volk als geheel tot
een zeer groote verarming te leiden."
Deze woorden behoeven geen nader
commentaar. Terecht heeft de Commis
sie gewezen op de gg^aren, welke van
bescherming, hetzij in den vorm van
verhoogde douanetarieven, van contin-
genteering of van subsidies voor het
algemeen belang te duchten zijn.
Ook Prof. Kielstra heeft in een arti
kel in „Econ. Stat. Berichten" van 3
dezer het volle licht doen vallen op de
nadeelen van bescherming, welke den
prijs van bepaalde artikelen beoogt duur
te maken, tot schade van ons bedrijfsle
ven in zijn geheel, dat juist behoefte
aan lage productiekosten heeft. Maakt
men de eerste levensbehoeften echter
duur, zooals vele landbouwbeschermers
dat willen, dan bereikt men juist het
tegendeel. „Daargelaten nog", aldus
Prof. Kielstra, „dat de kans groot zou
zijn, dat men na verloop van e|eni;ge
jaren bemerken zou niet de boeren-,
doch de grondeigenaars te hebben be- J
voordeeld, door het oploopen der pach
ten, zou zulk een maatregel (het duur
der maken van de landbouwproducten)
het groote bezwaar met zich brengen,
dat depositie van Nederland als geheel,
doch ook die van den Nederlandschen
landbouw, voor zoover die voor uit
voer werkt, er nog moeilijker door zou
worden dan hij al is."
Nog dieper gaat de „Deutsche Volks-
wirt" op dit vraagstuk in door een
rechtstreeks verband te leggen tusschen
het volksinkomen en den prijs voor
landbouwproducten. Dit volksinkomen
is, naar men weet, evengoed aan de
grenzen gebonden als dat van een ge
woon mensch. Zou men nu op de bin-
nenlandsche markt den prijs voor een
bepaald artikel van algemeen verbruik
sterk in prijs verhoogen, dan spreekt
het vanzelf, dat er minder van het voor
die markt beschikbare deel van het
volksinkomen voor andere artikelen,
eveneens van algemeen gebruik, over
blijft. De betrokken producent zal na
tuurlijk kunnen redeneeren: dat gaat mij
niet aan, als ik mijn deel van het volks-
komen maar krijg. Zoo eenvoudig is
het echter niet en wel hierom niet, om
dat de meeste producten vervangen kun
nen worden door andere, waardoor de
consument vrijwel steeds uit verschil
lende gelijksoortige artikelen een keuze
kan maken om zijn behoeften te bevre
digen, hetzij dat hij zulks vrijwillig
dan wel gedwongen doet.
De „Volkswirt" licht dit met een
voorbeeld toe.
Gelijk bekend, ijvert de Duitsche land
bouw thans voor een hoogen accijns i
op margarine, om dit product duur
te maken en het zoodoende als concur- 1
rent der natuurboter van de markt te
weren. Men wil een belasting van 100
ptC. der waarde heffen, zoodat een
pond margarine riiet langer 30 maar
60 pfenning per pond zou kosten. Dan
zal men het, aldus redeneert men, wel
laten om nog langer margarine te eten!!
Gevreesd moet echter worden, schrijft
de „Volkswirt", dat zich juist het te
genovergestelde zal voordoen: meer
margarine en minder natuurboter.
Want hoe zal de huisvrouw, die, Ia it
ons zeggen per week 1.80 mark voor
vet te besteden heeft, redeneeren? Tot
nu toe kon zij voor dit bedrag 2 pond
margarine a 30 pfenning en 1 pund
boter a 1.20 mark koopen; aannemen
de, dat zij voor haar huishouding 3
pond vet noodig heeft, dan zal zij 1 a .r
inkoopen moeten herzien, zoodra de
margarineprijs verdubbeld wordt. I n-
mers zal zij dan voor 1.80 mark sle<_h s
3 pond margarine kunnen koopen in
plaats van, zooals tot nu toe, 2 po id
margarine en 1 pond boter. Zij la.i
natuurlijk ook minder vet gebruiken,
indien zij de natuurboter wil handha
ven, dan wel de margarine door een
ander vet, bijvoorbeeld reuzel, vfervan-
gen. Hoe dit echtejr ook moge zijn,
duidelijk is door het voorbeeld aange
toond, hoe een accijnsverhooging voor
margarine op den duur slechts ten
nadeele van den landbouw kan uitva.len.
Men zou in dit zelfde voorbeeld cok
uit kunnen gaan van een duurderen na-
tuurboterprijs, om dan echter tot de
zelfde conclusie te komen: afneming
van verbruik, ten nadeele van den
producent, die men heeft willen be
schermen. Zeer scherp legt de „Volks
wirt" dan ook het verband tusschen
koopkracht en prijs, in welke verhou
ding de consument steeds het laatste
woord heeft. Elke bescherming moet
vanzelf doodloopen, schrijft men, om
dat er steeds mede beoogd wordt een
onevenredig deel van het volksinkomen
voor een bepaalde groep van producen
ten op te eischen, aanvankelijk ten
nadeele van andere groepen, op den
duur echter ook van de beschermde
groep zelf. Voor deze laatste kan het
nadeel zoo groot worden, meent h-t
blad, dat de bescherinde bedrijfstak met
algeheelen ondergang bedreigd wordt.
Zóó donker ziet het blad de toekomst
van den Duitschen landbouw zelfs in,
dat een „unabsehbares Sterben" ver
wacht wordt, indien de Duitsche Re
geering niet bijtijds ophoudt met maat
regelen, welke, de een voor, de an ..er
na, tot onvruchtbaarheid gedoemd zijn
en daarom steeds nieuwe maatregelen
noodig maken om nieuw effect te
sorteeren.
Aldus de ervaring met bescherming
in een land, dat reeds eerder den gee-
sel der inflatie over zich heen zag am
en waaraan nu nog elke Duitscher een
herinnering bewaart als aan een nacht
merrie. Vooruitziende menschen zien
echter uit bescherming voor Duitsch-
land niet minder groote onheilen ge
boren worden als uit de inflatie na
den oorlog.
Intusschen wijzen de mislukte onder
handelingen over den boterinvoer er
nog niet .op, dat ook bij de Duitsche
Regeering een levendig besef van deze
deze gevaren aanwezig is.
139. Gelukkig slaagde Rob er in het
monster eenige meters voor te blijven en
de boom te bereiken. Het was dezelfde,
die hij zooeven al had gezien, en waaraan
de geheimzinnige wapens en helmen hin
gen.
140. Met een flinken sprong wist Rob
de onderste takken te grijpen en er zich
aan op te hijschen, juist toen de rinoceros
aan kwam rennen. Woedend keek het on
dier naar Rob, die voorloopig veilig was,
en verder omhoog klauterde. „Het zal
wel een poos duren, voordat hij weggaat",
dacht Rob. „Ik zal het me boven gemak
kelijk maken."
141. Maar in den top aangekomen uitte
Rob een verbaasde kreet. De boom bleek
geheel hol. En het vreemde was, dat een
ladder van ijzeren treden naar beneden
voerde, waar hij in schaduwachtige diep
ten onzichtbaar werd. Met gespannen ze
nuwen waagde Rob zich omlaag.
Hienwsblad