Tweede Blad Ho. 5262 Vrijdag 16 Sept. LETTERS ARTIKELEN zijn door ons geëxposeerd Nergens ziet U zoo'n schitterende sorteering van de nieuwste modellen met een soliditeit die af is Onze prijzen zijn beneden elke concurrentie! GORINCHEM. TELEF. INT. 220. Zielcsmerrf. voor het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. KLEURWEDSTRIJD LAATSTE OPROEP! LETTER S-M A R G A R I N E BLIJFT 321 CENT PER HALF POND! Kinderrubriek RAVENSWAAYs FEUILLETON. BEHOORENDE BIJ HET Beste meisjes en jongens. De oplossingen van de raadsels van verleden week luiden als volgt 1. Appeltaart. 2. Hars, acht, roos, slot. 3. Vele handen maken licht werk. De nieuwe raadsels zijn 1. Die spreekwoordraadsels zijn wel leuk ,vind je niet? Hier is er weer een. En ik heb het erg moeilijk ge maakt. Niet alleen zijn in elk woord de letters door elkaar gegooid, maar er is bovendien bij elk woord een me deklinker gevoegd, die er niet bij hoort. Nu eens kijken of jullie het toch nog kunnen vinden: bthe ogol navn kned mteesmer traakm tehk braapd wvte. 2. Het is een kleedingstuk en toch wordt het nooit op straat gedragen. Het bestaat uit 6 letters. 623 vindt men in de keuken; 126 neemt men bij het eten; 5 4 is een familielid van de koe. OOM KAREL. DE SNEEUWKONINGIN. II. „Kan de sneeuwkoningin ook hier binnen komen?" vroeg het kleine meis je- „Hé ja, laat ze binnen komen," zei de jongen," dan zal ik haar op 'den kachel zetten en dan smelt ze!" Maar de grootmoeder streek hem over zijn haren en vertelde hem nog meer ver haaltjes. 's Avonds toen Karei bijna was uitgekleed, klauterde hij op een stoel bij het raam en keek door een klein gaatje in de bevroren vensterruit naar buiten. Hij zag een paar sneeuw vlokken vallen en de grootste ervan bleef op de rand van de bloemenbak in het vensterkozijn liggen. Die sneeuw vlok werd al grooter en grooter, tot dat ze de gedaante kreeg van een vrouw, die in heel fijne, witte gazen- kleeren gekleed was. En het was net of ze gemaakt waren van millioenen kleine schitterende sneeuwvlokjes. De gedaante van de vrouw was heel mooi en teer, maar het was allemaal ijs, schitterend verblindend ijs. Toch leef de ze en haar oogen blonken als twee heldere sterren, doch er was geen rust of vrede in. Ze knikte naar het ven ster en wuifde met haar hand. Het jon; getje werd bang en sprong van de stoel en toen meende hij, dat er een groote vogel langs het venster vloog. Den volgenden dag was het mooi hel der vriezend weer. Daarna begon het te dooien en toen kwam de lente. Alles begon weer te bloeien en de kinderen speelden weer op het dak. Karei en Gerda speelden onder de kleine rozen struik en op een zekeren dag bekeken ze samen een mooi boek, waarin alle maal platen van vogels en dieren ston den. Het had juist vijf uur geslagen, toen Karei zei: '„O, er is iets in mijn hart gekomen en ik heb iets in mijn oog!" Het kleine meisje legde haar armen om zijn 'hals en keek in zijn oog, maar er was niets te zien. „Ik geloof, dat het ab weg is!" zei 'hij. Maar het was niet weg. Het was een van die splintertjes glas van den spie gel, die de leelijke, kwaadaardige dwerg had uitgevonden en in scherven had laten vallen. En zooals ik jullie ver teld heb, was dat die afschuwelijke spiegel, waarin alle mooie en goede dingen reusachtig klein werden en on beduidend, terwijl alle leelijke dingen heel groot werden. En niet alleen had Karei zoo'n splinter in zijn oog ge kregen, er zat er ook in zijn hart, waar- BRENGEN U GELUK De deelnemers aan onze groote kleurwedstrijd worden verzocht hun inzending kleurplaten vóór 20 September a.S. aan ons in te zenden. Op 20 September 1932 is de kleurwedstrijd onherroepelijk geëindigd en zullen geen inzendingen meer worden aangenomen. N V. v.h. M. RAVENSWAAY ZONEN, QOR1NCHEM. door dit al heel gauw tot een ijsklomp werd. Hij voelde het nieft meer. Maar het zat er nog steeds. „Waarom huil je?" riep hij opeens boos, „hou op, want als je huilt, ben je verschrikkelijk leelijk en er is met j - V- v."- Naar het Fransch. 101. Een oogenblik voelde Gerard lust alles tot den chef te zeggen. Zijn onzekerheid omtrent de schuld van Haudecoeur. 't Besluit dat hij genomen had1 om hem te redden. De middelen die hij daartoe gebezigd had. De beschuldiging, die tegen hem uit gebracht was, door Haudecoeur, zijn vrouw en zijn dochter. Ten slotte de laatste poging, die hij den vorigen dag had gedaan om Hau decoeur uit -de handen der politie te redden, en wat er het gevolg van was geweest. Maar hij durfde het niet. Allerlei tegenstrijdige gedachten door kruisten zijn hoofd. Hij had rust en eenzaamheid noodig om te kunnen nadenken en tot een besluit te komen, wat hij moest doen. Nadat hij zich dit had voorgenomen stond hij op. Terwijl hij wegging, zei- de hij tot den chef: Mijnheer, mijn moreele overtui ging is, dat Haudecoeur het slachtof fer is geworden van een vergissing der .efr is geworden van een vergissing der Waarom vervolgt gij hem dan? Wat gij van zijn onschuld denkt, is in strijd met hetgeen gij gedaan hebt, om hem ten ondergang te brengen. Gerard antwoordde niet op deze directen aanval. Hij wilde met den chef in geen woor denwisseling treden. Staat gij mij toe, u bij gelegenheid nog eenige vragen te doen, wanneer gij geneigd zijt mij te ontvangen? Tot uw dienst mijnheer, wanneer het u belieft. Maar Maar? Als het Haudecoeur betreft, kan ik u niet helpen. Haudecoeur is voor mij de gevluchte gevangene. Mijn plicht is hem te vatten, waar ik hem kan vinden. En als ik u niet de bewijzen maar het een of ander spoor lever, waardoor gij in twijfel komt of de ongelukkige man die misdaad wel begaan heeft. Ik wensch niets liever dan uwe overtuiging te deelen mijnheer, en u daarbij van hulp te wezen, 'tzou een grootere eer voormij wezen, dit ver zeker ik u, de onschuld van dien on gelukkige te kunnen bewijzen, dan hem de handboeien aan te moeten doen en naar de galeien terug te sturen. Best mijnheer, ik zal u ongetwij feld nog eenmaal aan uwe belofte kun nen herinneren. De chef boog. Gerard de Beaupreault groette en verliet het vertrek. Eenige oogenblikken bleef de chef in gepeins verzonken. Vreemd! Vreemd! mompelde hij. Eensklaps schelde hij. Een loopjongen trad binnen. Ga Loiseau en Chaumont zoeken. Loiseau is juist in het gebouw. Laat hem dan hier komen. Loiseau trad verlegen binnen en sloot de deur. Hij had des morgens in de rue du Marché St. Honoré in zijn poging ge faald en verwachttte nu oen geduchte uitbranding. Tot zijn groote verwondering zeide de chef slechts: Je bent vanmorgen als een kind te werk gegaan. n Juist, chef, als een kind! Mijn complimenten. Maar daar over nu niet meer. Loiseau herademde. De chef scheen iets anders te hebben. De man, die ons de ontsnapping van Haudecoeur bericht heeft, heet Collivet. Hij is in dienst bij mJjnheer de Beaupreault. Loiseau verroerde zich niet. Tot nog toe begreep hij er niets van. Hebt ge een meening omtrent de redenen, die deze beide mannen kun nen hebben, om aldus te handelen. Geen enkele, maar dat komt wel. Welnu, tracht die te verkrijgen en spoedig als ge namelijk wilt, dat ik je domheid van hedenmorgen ver geten zal. Ik beloof het u chef. Ik laat je in alles vrij, ook Chau mont. Je zult me een groot genoegen doen, niet weer onder mijn oogen te komen, voordat je vertrouwbare inlich tingen hebt ingewonnen. Begrepen, chefmaar nog één woord En dat is? Haudecoeur? Als hij je van dienst kan wezen, laat hem dan vrijAls 't integendeel noodig is, dat je hem arresteert, dan arresteer je hemHoudt hem echter in het oog en zorg er in ieder geval voor, dat hij de grenzen niet overgaat. Spoedig zult gij mij terug zien. Ik reken er op. Einde van het Tweede Deel. DERDE DEEL. De liefdesgeschiedenis van Collivet. I. Sedert den noodlottigen avond, dat Margaretha haar verstand had verlo ren, nadat zij het treurspel Hamlet had bijgewoond, had Mr. Jean Demarr Pa rijs verlaten; als men wanhopig is, schaamt men zich voor zijn tranen en zoekt de eenzaamheid op. Met de ongelukkige krankzinnige had hij zich naar Expilly begeven, waar hij een kasteel bezat tusschen het bosch van Monson en de Seine, op ee nige mijlen afstands van Vernon. De Seine maakt daar een groote bocht en aan déze bocht ligt Expilly te mid den van het weelderige schoone Nor- mandië. De geneesheeren hadden Jean De marr de hoop te kennen gegeven, dat de eenzaamheid en een volstrekte gees- tesrust het verstand van Margaretha meer zouden bevorderen, dan de kun stige doktoren vermochten. Geen oogenblik had de advokaat ge aarzeld. Alles zou hij opgeofferd hebben voor die dierbare gezondheid, zelfs zijn le ven had hij er voor veil. 't Leven van Margaretha verstreek on eindig troosteloos. Jean liet haar bijna nooit alleen, maar bewaakte haar en trachtte uit haar oogopslag, uit haar enkele woorden zekerheid te krijgen of haar verstand ook terugkeerde; maar helaas! haar oogen bleven wezenloos en de woor den, die zij sprak, waren niets dan Ver- schrikkelijkewartaal. Op al hare wande lingen vergezelde en bewaakte hij haar. Hij zorgde er voor, dat zij zich niet vermoeide en onophoudelijk vertoonde hij haar een opgeruimd gezicht, hoe zijn ziel ook gekweld werd. Aldus verliepen de maanden. En nog was er geen verandering in haar toe stand gekomen; nog geen hoop! Gerard had zijn stiefvader zijn te rugkomst in Frankrijk gemeld. Onmiddellijk na de gebeurtenissen die wij herboven vermelden en die hem zoo ontroerd hadden, was hij naar Expilly vertrokken. (Wordt vervolgd). Nieuwsblad gevend fabrikaten WILL DE BRUIN V* - r. V -:ip-:>>• WWW fff WWW tlv r

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1932 | | pagina 5