Tweede Blad Mo. 5264 Vrij day 23 Sept. Echt en goed uit de zaak met bijna 14 eeuw ervaring 1 WILkEM DE BRUIN aeneesf-en v&itftaait de huid, Zidssmarf. voor hot Land van Heusden en Altena, d8 Langstraat en de Bommeierwaard. Kantongerecht flensden GORINCHEM TELEF. INT. 220 Kinderrubriek FEUILLETON. 3 kwaliteits-merken koffie van 3 soorten; en alle van de beste kwaliteit, legen den laagsten BEHOORENDE BIJ HET zijn Poeders alleen, wanneer zij de handteekening dragen van den fabrikant A. Mijnhardt. Maagpoedérs, Hoofdpijn poeders, Kiespijnpoeders, Hoestpoeders' Wormpoeders, enz. Per poeder 8 ct. Per doos 45 ct. Bij uw drogist. -s- Beste meisjes en jongens. De oplossingen van de raadsels van verléden week luiden als volgt 1. Het oog van den meester maakt het paard vet. 2. Hansop. De nieuwe raadsels zijn 1. 'k Hang met mijn hoofd vaak in den toren, Maar zonder hoofd omvat me Uw hand, Pas echter op, met wat er in zit, Opdat ge niet Uw mond verbrandt. 2. In welken 'pot wordt nooit ge kookt, in welke pan wordt nooit ge braden? 3. Wie kan van onderstaande letters iets lekkers maken. Het begint met een B. eekkootbr? OOM KAREL. DE SNEEUWKONINGIN. III. i Het begon 'zoo hard te sneeuwen, dat Karei 'geen hand voor oogen kon zien, terwijl de slede in woeste vaart voortgleed. Hij maakte het touw los en probeerde zoo van de groote slede los te komen, doch niets hielp. Het kleine sleetje was aan de groote vast gevroren en steeds sneller joegen ze voort, sneller dan de wind. Hij riep luid, maar 'niemand hoorde hem en de slede stormde voort door den sneeuwjacht. Af en toe maakten ze een groote sprong, alsof ze over heggen en sloten reden. En Karei werd bang. De sneeuwvlokken werden grooter en grooter, totdat het wel groote witte kippen geleken. Plotseling vlogen ze allemaal naar een kant, de groote slede stopte en degeen, die er in zat, stond op, mantel en muts dik onder de sneeuw. Het was een groote kaars rechte dame in schitterend wit gekleed. De sneeuwkoningin zelf. ,We hebben hard gereden," sprak ze, „maar het is ook zoo verschrikkelijk koud. Kruip maar onder mijn beren vel!" Ze nam hem in de slede bij haar en wikkelde hem in een berenvel en hij voelde zich, alsof hij wegzond in de sneeuw. „Ben je nog koud?" vroeg ze en ze kuste hem op het voorhoofd. Hu! Het was kouder dan ijs en het ging regelrecht naar zijn hart, dat al voor meer dan de helft bevroren was. „Mijn slede! Vergeet mijn slede niet!" Hij moest er plotseling aan denken. Zijn sleetje was aan een van de witte kippen vast gebonden, die achter hem aan vlogen. De sneeuwkoningin kuste hem weer op het voorhoofd en toen vergat hij alles omtrent de kleine Gerda de oude Grootmoeder en al de anderen thuis. Hij was nu niet meer bang voor de sneeuwkoningin. Hij vond haar erg mooi en hij vertelde haar, dat hij uit zijn hoofd kon rekenen en zelfs met tiendeelige breuken, en dat hij wist hoeveel inwoners zijn land had en dat hij ook wel de namen van de provincies kende. De sneeuwkoningin deed niets anders dan tegen hem glimlachen. Ze vlogen over bosschen en over oceanen en eilanden beneden hen floot de kou de wind, terwijl de wolven houilden. Karei keek er naar gedurende vele lange, lange winternachten. Overdag sliep hij aan de voeten van de sneeuw koningin. Maar hoe ging het nu met de kleine Gerda, ai dien tijd, dat Karei weg was? Waar kon hij wezen? Niemand wist het! Niemand kon iets van hem zeggen. Alles wat de andere jongens wisten, was, dat ze gezien hadden, dat hij zijn sleetje aan een heele groote prachtige slede vastgebonden had en zoo de stadspoorten was uitgereden. Niemand wist, waar hij was en er wer den vele bittere tranen vergoten. De kleine Gerda weende lang. Eindelijk zeiden de menschen, dat hij dood was. Hij was zeker in de rivier gevallen, die door het stadje liep. Eindelijk kwam de lente en daarmede de vroolijke zonneschijn. „Karei is dood en van ons heenge gaan!" zei de kleine Gerda. „Ik geloof er niets van!" zei de zon neschijn. „Hij is dood," zei ze tot de zwalu wen. „We gelooven er geen woord van!" antwoordden de zwaluwen en tenslot te geloofde de kleine Gerda het ook niet meer. „Ik zal mijn mooie, nieuwe, roode schoenen aantrekken," sprak ze op een goeden morgen, „die mooie schoenen die Karei nog nooit gezien heeft, en dan zal ik naar de rivier gaan en die vragen wat hij er van denkt." „Is het waar, dat je mijn kleine speel kameraad hebt weggenomen? vroeg ze aan de rivier, „ik zal je mijn mooie, roode schoenen geven, als je hem weer bij mij terug brengt!" Gerda dacht, dat de kleine kabbelende golfjes op een bij zondere manier naar haar knikten en daarom deed ze haar mooie schoenen uit, het mooiste dat ze bezat, en gooi de ze in de rivier. Ze vielen vlak bij den oever en werden door *de golfjes regelrecht naar haar teruggebracht. Het scheen, alsof de rivier haar offer niet wilde aannemen, omdat hij Karei niet van haar weggenomen had. Maar Gerda dacht, dat ze de schoe nen niet ver genoeg gegooid had en klom daarom in een bootje, dat tus- schen het riet lag en wierp de schoe 1 -Ü5 GROENMERK BLAUW MERK GEELMERK 35 cent per half pond. 28 cent per half pond. 23 cent per half pond. Meer dan 170 jaar geleden genoten Uw voorouders reeds van Ravenswaay's KoffieDoor de superieure kwaliteit, zult U er ook van genieten. Neemt nog heden proef. V raagt Uw winkelier naar Ravenswaay's Koffie. nen weer in het water. Maar het boot je was niet vastgemaakt en door haar bewegingen dreef het van den kant af. Ze probeerde er nog uit te stappen, maar voordat ze er uit kon springen was de boot al een heel eind van den wal en dreef snel heen. (Wordt vervolgd). STRAFZITTING VAN HET KAN TONGERECHT TE HEUSDEN van Vrijdag 16 September 1932. Kantonrechter: Mr. C. W. v. Om meren. Ambten, v. h. O.M.Jhr. Mr. E. Verheyen. Griffier: Mr. G. H. Bleeker. De zaal is tjokvol om te luisteren'naar de behandeling van een 50 zaken. Met open deuren wordt allereerst uitgeroe pen de zaak contra J. v. T. werkman en J. d. L., landbouwer, beiden wo nende te Giessen, welker verdere be handeling in de vorige zitting werd aangehouden. Als getuige wordt nu nog gehoord H. Kant te Giessen, die verklaart, dat hij heeft gezien, dat verdachte v. T. het meisje Benckhuizen van haar rijwiel trok en een of twee meikevers tus- schen hare kleeding stopte. Ook zag ik, dat verdachte d. L. een meikever tusschen hare kleeding deed en die naar beneden duwde. Kantonrechter: Eerste verdachte heeft alles erkend, maar de tweede J. d. L. ontkende alles. Maar die ontkenning geeft toch niets, want door de Verkla ringen der getuigen in de vorige zit ting en die van getuige Kant van |heden hebben we het bewijs toth. Verdachte v. T. krijgt f5.00 of 3 dagen en ver dachte J. d. L. f 15.00 of 10 dagen. Aan C. J. K. chauffeur te Almkerk is ten laste gelegd, dat hij dronken zijnde, een luxe auto zou hebben be-j stuurd subsidiair ten gevolge van on-1 oplettendheid een melkbus zou hebben omvergereden, waardoor hij de veilig heid van het verkeer op den openbaren weg in gevaar zou hebben gebracht. Ten deele is deze zaak in de vorige zitting behandeld en nu wordt alsnog getuige A. van Drunen uit Werkendam gehoord. Getuige A. N. Koster, wagemaker te Werkendam had in de vorige zit ting verklaard, dat verdachte en Otte- vanger in den avond van 11 April j.l. bij hem kwamen, maar dat hij ze niet binnen wilde laten, omdat hij merkte dat ze te veel op hadden. Verdachte stond te waggelen op zijn beenen, sprak erg verward en rook evenals Ottevan- ger naar sterken drank. Getuige L. de Keizer, landbouwer te Werkendam, verklaarde in de vorige zitting, dat hij gezien had, dat ver dachte 'een melkbus van den Dewerk- schen dijk heeft afgereden en erg met zijn auto slingerde. Of de bestuurder dronken was kon hij niet zeggen. Getuige O. Ottevanger, zonder be roep te Woudrichem, zeide in de vo- zijn door ONS geëxposeerd 1 Nergens ziet U zoo'n schitterende sorteering van de nieuwste modellen met een soliditeit die af is Onze prijzen zijn beneden elke concurrentie! Naar het Fransch. 103. Eensklaps verliet zij zacht het ver- trek. Haar kamer kwam op den tuin uit. Jean had het aldus geregeld, daar hij een ongeluk wilde voorkomen, in dien Margaretha aan de waakzaamheid mocht ontsnappen. Zij doorschreed de galerij die tot vestibule diende. De deur was niet gesloten; allen sliepen in 'het kasteel. Zij begaf zich naar den tuin. Wellicht begreep zij, niettegenstaande haar verstand beneveld was, dat zij Iets verkeerds deed, want van tijd tot tijd keerde zij zich naar het kasteel terug, om te zien of men haar niet volgde, of terugriep. i Zij doorschreed den tuin langzaam, zonder zich te haasten en scheen ver heugd over dien prachtigen nacht. Zij liep 'tot aan het park en ging daar op een bank zitten. Zij bevond er zich nog geen kwar tier of Zij hoorde plotseling geluid in hare nabijheid. Zij keerde zich om. Een man verliet het park en liep alsof hij vervolgd werd, maar plotseling bleef hij staan, toen hij zich ontdekt zag in dien tuin ,voor dat kasteel. Hij 'wilde 'terugkeeren en wierp zich in bet struikgewas. Hij bleef er niet lang in, want 'kort daarna 'kwam 'hij weer te voorschijn. Een ander dan Margaretha, die hem gezien 'had, zou ongetwijfeld aan een wilddief gedacht hebben die door den veldwachter vervolgd werd! Hij was groot en breedgeschouderd, en droeg een overjas, waarvan de kraag tot "over zijn ooren opgeslagen was. Een slappe hoed had hij op het hoofd 'en de neergeslagen rand, die over zijn oogen hing, belette zijn ge laat te onderscheiden. De man had er zeker reden toe, zich verborgen te bouden. Hij stond 'een oogenblik stil en luis terde naar 'het gerucht, dat hij meende te hooren. Nieuwsgierig als een kind, beschouw de Margaretha hem, terwijl zij bleef glimlachen. Maar geen 'enkel geluid vernam hij. Toch vreesde hij ongetwijfeld, dat hem in het park het een of ander ge vaar bedreigde, want hij trad er niet binnen. Hij verborg zich nogmaals in het struikgewas. Vanaf de plaats, waar Margaretha zich bevond, kon zij alles zien, want de man stond in het volle licht, maar daar zij in de schaduw zat, maakte zij één geheel met de boomen uit en was dus niet te zien. Gedurende eenige oogenblikken bleef hij onbewegelijk staan. 't Scheen, alsof hij in het struikgewas ineengezonken was. Maar plotseling ontwaarde zij hem opnieuw. Hij had zich op den grond geworpen en luisterde nu met het oor tegen den grond. Kort daarna stond hij op en trad op het kasteel toe. Margaretha had de deur opengelaten. De man ging de stoep op en trad binnen. Toen volgde Margaretha hem. Glim lachende alsof zij zich vermaakte over dit nieuwe spel, dat haar onbekend was. Ook zij doorliep den tuin en trad binnen. De vestibule was half in het duister gehuld, maar daar de kamer van Mar garetha open stond wierp de lamp, die daar brandde, een zacht licht in de galerij, waardoor men iets kon on derscheiden. Zij begon in de vestibule te zoeken. Zij wilde den man vinden, dien zij zooeven daar had zien binnen gaan. Overal zag zij rond. Alle vrees was verdwenen uit haar hart, uit haar on gelukkig hoofd, dat niet meer dacht. In de vestibule was niemand. Zij trad het salon binnen. 't Salon liep uit op haar kamer. De gordijnen waren neergelaten en het was er volkomen donker. Zij liep van stoel tot stoel en zocht. Met haar eeuwigen glimlach om de lippen herhaalde zij onophoudelijk: Daar is hij niet! Daar is hij niet! Zij opende de deur van haar kamer en onmiddellijk was het salon ver licht en toen zij zich werktuigelijk om wendde, daar zij een geschuifel over het tapijt vernam, bevond zij zich tegen over een man, denzelfden uit den tuin, uit het park, die trachtte te vluchten maar die zich nu ontdekt zag en snik kende met opgeheven handen voor haar neerknielde. Die man was Haudecoeur. II. Toen hij rue du Marché St. Honoré op den avond verliet, dat hij als door een wonder aan de lagen van Collivet ontsnapt was, had Haudecoeur zich haastig uit de buurt verwijderd, begaf zich naar de buitenwijken en sliep daar voor eenïge stuivers. Maar toen hij den volgenden mor gen na zwaar geslapen te hebben, zon der echter te zijn uitgerust, stond hij wanhopig op. Hoe moest hij zijn brood verdienen. Hoe, omringd door zooveel gevaren en valstrikken, te ontsnappen en zoo veel geld te verdienen, dat hij zijn vrouw en kinderen tot zich kon doen komen? En als hij Frankrijk verliet, verloor hij alle hoop, zich nog een maal te kunnen wreken, zijn eer her steld te zien. En wat moest hij doen, zonder vrien den, zonder eenige bescherming. Hij durfde zich niet vertoonen in de huizen, waar men hem kende, niet alleen omdat hij er niet veilig was, maar omdat hij wel begreep, dat men hem geen werk zou verschaffen. Hij had geen geld. Alles wat bij bezat, had hij zijn vrouw en dochter achtergelaten. Hij moest dus op eigen krachten steunen. En 'hij moest leven! Och! Hij was niet veeleischend! Wat kon 'het hem schelen, of de ar beid hard- was! Eenige minuten 'daarna liep hij de straat op. Toen hij door de boulevard des Ba- tignolles liep, ontmoette hij een om nibus beladen met koffers. Hij volgde het rijtuig, en toen het in de rue de Rome stilhield, bood hij zich aan 'om 'de koffers af te laden. Men keurde 'het goed. Hij zag er 'flink en krachtig uit. Er waren vijf zeer zware koffers bij. Toen hij ze alle afgeladen had, gaf men hem honderd stuivers. Nog nooit 'had hij zich zoo over geld verheugd. Nu was 'zijn onderhoud weer voor eenige dagen verzekerd. Ondertusschen had hij de 'tijd werk te zoeken en mis schien te 'vinden! 's Avonds regende het met stroomen en hij verdiende eenige stuivers bij een schouwburg om voor de bezoekers rij tuigen aan te roepen. (Wordt vervolgd). Nieuwsblad 3 KWAL1TEITS-MERKEN I v.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1932 | | pagina 5