Tweede Blad
No. 5274 Vrijdag 28 Oct.
Ztetesmarf.
GORINCHEM
Beetwortel-
machines
Worden op proef geleverd!!
-|- 1
Stalen varkensbakken
voor hot Land
van Heusden en Altena,
do Langstraat
en de Bommeierwaard.
in alle maten, enz.
WW Prijzen concureerend
FEUILLETON.
Tel. Int. 220.
Kinderrubriek
gij Hootd-en Kiesp/^"
MIJNHARDTS POEDERS
Hei orgineele zware soort!!
BEHOORENDE BIJ HET
Help bijtijds!
113.
(Wordt vervolgd.)
I
Nieuwsblad
Wacht niet, tot gii te bed moet
blijven door scherpe of voortdurende
pijnen in den rug, waterzuchtige zwel
lingen der ledematen of onder de
oogen, rheumatische pijnen, onna
tuurlijk uitzicht der urine, pijnlijke
loozing of voortdurende aandrang
tot loozing.
Begin onmiddellijk bij de eerste
kenteekenen met het gebruik van
Foster's Rugpijn Pillen. Want zoo
lang de in de lendenen gelegen or
ganen door verzwakking niet de ver
giftige onzuiverheden uit het bloed
filtreeren en verder uit het lichaam
verwijderen, kunt gij niet gezond
worden.
Foster's Rugpijn Pillen werken
rechtstreeks op deze verzwakte or
ganen, heelen en versterken deze, en
verschaffen zoodoende behoorlijk ge
zuiverd, rijk en gezond bloed aan
alle deelen van het lichaam. En dan
bestaat geen verder gevaar voor rheu-
matiek, waterzucht, jschias, rugpijn,
spit en gruis.
Bij alle drogisten enz. a f i .7 5 per
flacon.
Beste meisjes en jongens.
De oplossingen van de raadsels
van verleden week luiden als volgt
1. Plet waren- grootvader, vader
en zoon.
2. Gebraden kippen.
3. De pauw, want die heeft een
oog .in iedere staartveer.
4. De „Dom" te Utrecht (of te
Keulen).
De nieuwe raadsels zijn
1Welke wind waait nooit
2. En wie weet welke zon nooit
licht geeft
3. Wie van ons stapt het eerst
in bed
4. Wie weet, wat voor steenen
men in de rivier de Maas
vindt
OOM KAREL.
DE SNEEUWKONINGIN.
VIII.
Het rijtuigje was volgeladen met
groote bussen met koekjes en er wa
ren vruchten en taartjes in groote
doozen onder de zitbank. Het rij
tuig reed door een heel donker bosch
en omdat het zoo glinsterde, trok
het de aandacht van de roovers, die
in dat bosch woonden. ,,Het is goud,
het is goud!" riepen ze. Ze spron
gen met zijn allen naar voren, hiel
den de paarden vast, namen - den
koetsier, den palfrenier en de jockey
gevangen en sleepten kleine Gerda
Naar het Fransch.
«rr- n;
Ik maak er u geen verwijt van.
Ik waarschuw u voor het gevaar. Die
man is hier. En gij hebt hem willen
redden. 'tZij zoo. Ik wil hem niet
zien. Ik weet niets van zijn tegenwoor
digheid af. Laat hij oogenblikkelijk ver
trekken. Laat hij Expilly verlaten en
Iaat hem gaan waar hij wil! Dat God
hem alleen bescherme
Margaretha knielde opnieuw voor
Jean Demarr neder, die op een stoel
was neergevallen.
Die man mag niet vluchten als een
schuldige en op goed geluk het bosch
ingaan. Hij heeft reeds genoeg geleden,
't Is te veel onrechtvaardigheid, te veel
schande
Margaretha!
Jean, ik heb Haudecoeur daar ver
borgen, omdatHaudecoeur
Zij begon plotseling te sidderen.
Omdat Haudecoeur...? vroeg
Demarr.
Omdat hij onschuldig is!!
Onschuldig, Margaretha!
Onschuldig zeg ik u, onschuldig!
Als hij onschuldig is, hoe weet
gij dat dan? ge wacht om mij dit te
zeggen?
uit het prachtige rijtuig.
,,Wat is ze dik en mooi! Ze heb
ben haar zeker vetgemest met no
ten!" riep een oude rooversvrouw,
„Ze is bijna net zoo goed als een
vet lam en wat zal ze lekker sma
ken!".
Maar een klein roovermeisje sprak
„Onzin, we eten haar nog niet op.
eerst moet ze met me spelenZe
moet me haar mof geven en haar
mooie jurk en dan moet ze in mijn
bed slapenEn nu wil ik in het
rijtuig zitten!" riep het kleine roo
vermeisje uit. dat blijkbaar een hee-
leboel te vertellen had. Ze was door
haar moeder verschrikkelijk bedor
ven en ze kreeg altijd haar zin. Zii
en kleine Gerda moesten nu weer
in het rijtuig zitten en ze reden over
bobbels en steenen verder en verder
het bosch in. Het kleine roovermeis
je was net zoo groot als Gerda. maar
veel sterkerze had breede schouders
en haar huid was veel donkerder
*en ze had pikzwarte oogen. Ze sloeg
haar arm om de kleine Gerda heen
en zei: „Ze zullen je niet opeten,
zoolang als ik niet kwaad op je
word en je bent vast en zeker een
prinses!"
„Nee", zei kleine Gerda en toen
vertelde ze al haar avonturen en hoe
veel ze van Karei hield. Het roover
meisje droogde Gerda's tranen en
stak toen haar handen in het mooie
mofje, dat zoo zacht en warm was.
Eindelijk hield het rijtuig stil. Ze
waren op de binnenplaats van een
echt rooverskasteelDe muren wa
ren van onder tot boven gescheurd
en raven en kraaien vlogen in en
uit elk gat. Groote wilde honden,
die keken alsof ze iedereen verscheu
ren wilden, sprongen zoo hoog als
ze maar konden, doch ze blaften
niet, want dat mocht niet. Er brand
de een groot vuur in het midden
op de steenen vloer van een groote.
oude hall. De rook steeg omhoog
naar het plafond, waar ze maar een
gaatje moest vinden om weg te ko
men. In een groote ketel boven het
vuur kookte een dikke, groene soep
en hazen en konijnen werden aan
het spit geroosterd. In een hoek stond
het bed van het kleine roovermeisje.
Vlak boven het bed was een ruw
houten hok getimmerd, waarin hout
duiven zaten en naast het bed stond
een rendier met groote droevige oo
gen en was vastgebonden aan een
dikke ketting. Of ze wilde of niet.
Gerda moest met het roovermeisje
Doos A-5ct. Per stuk 8ct.
Bij Uw drogist.
in het zelfde bed slapen. Doch ze
kon geen oog dicht doen. De roo
vers zaten om het vuur en aten en
dronken zooveel ze maar konden. De
houtduiven kirden in het hok en op
eens hoorde Gerda. dat ze zeiden
„Koe, koe, we hebben kleine Karei
gezien, zijn slede werd getrokken
door een reuzen groote kip en hii
zat in de slede van de Sneeuwkonin
gin. Ze zweefden laag over de boo-
men. toen wii in onze nesten zaten.
Ze heeft naar ons geblazen en we
zijn allemaal verschrikkelijk koud ge
worden. Koe. koe!".
„Wat zeggen jullie daar boven
vroeg Gerda. „waar ging de Sneeuw
koningin naar toe Weten jullie iets
van haar
„Waarschijnlijk ging ze naar Lap
land, omdat daar altijd sneeuw en
ijs is! Vraag het maar eens aan het
rendier!".
„Er is sneeuw en ijs en het is
er heerlijk", zei het rendier, ,,je kunt
er loopen en springen zooveel je
Herstel u, Margaretha! Gij zijt ziek...
gij zijt zwak. Gij hebt de koorts! Gij
kunt het gewicht uwer woorden niet
beoordeelen, die u ontsnappen.
Dank zij God, ben ik de eenige, die
ze gehoord heeft en ik zal ze nooit her
halen.
Onschuldig, zeg ik 'uherhaalde
Margaretha ditmaal toornig.
Ach! Gij zult mij gelooven, want
ik ben niet meer krankzinnig. Ja, ik ben
bij mijn volle verstand en vrees niets,
ik overweeg elk mijner woorden.
Margaretha, wees voorzichtig!
't Is te laat!
Margaretha, daar gij meent bij uw
verstand te wezen, daar gij beweert,
dat Haudecoeur niet schuldig is.
Hij is het niet!
Margaretha, antwoord mij dan op
mijn vragen.
Vraag... Ja, ja vraag... ik smeek
'tu. 1
Waarom hebt gij tot nog toe zulk
een geducht geheim voor u gehouden?
Die man was op de galeien en gij
hebt niet getracht hent er aan te ont
rukken? Zijn vrouw en dochter leef-
dne temidden der grootste ellende en
gij hebt niet bedacht, dat al die ellende,
al die schande, al die tranen uw iwerk
waren. O! Margaretha, Margaretha, ant
woord!!
Ontsteld dacht zij na. Toen antwoord
de zij.
Ja, ik heb verkeerd gedaan. Ik
had alles moeten zeggenIk ben laf
geweest. Dat was mijn fout. Ik ben laf
geweest, omdat ik de schande vreesde,
wilt op die prachtige, groote, glin
sterende vlakten. De Sneeuwkonin
gin woont daar in haar zomertent,
doch haar kasteel is aan de Noord
pool. op het eiland, dat Spitsber
gen heet!".
Den volgenden morgen vertelde
Gerda alles aan het roovermeisje
wat de houtduiven gezegd hadden.
Het roovermeisje dacht lang na en
zei dan eindelijk: „Luister, ik zal
het rendier losmaken, dan kan hii
je naar Lapland brengen!".
Vergadering van den Raad der ge
meente SLEEUWIJK, op Vrijdag
21 October, des nam. half drie.
Voorzitter: Edelachtb. Heer W. J.
Beukenkamp.
Secretaris: Weled. Heer A. Knoot.
Afwezig de heer Sgmond, een vaca
ture wegens het vertrek uit de gemeen
te van den heer J. W. Gulden.
Ingekomen stukken:
Proces-verbaal van kasopneming bij
den gemeente-ontvanger, waaruit blijkt,
dat aanvankelijk een belangrijk verschil
is geconstateerd, dat later evenwel is
opgehelderd.
Adres van den heer A. L. de Graaff,
directeur van de N.V. A.L.A.D., waarin
deze een subsidie van f 200.vraagt
tot dekking van het exploitatie te kort
in de autobusdienst Sleeuwijk—Heus
den. B. en W. merken naar aanleiding
van dit verzoek op," dat de gemeente
zeer zeker belang heeft bij deze auto
busdienst. Het is waar, dat de bewoners
van Sleeuwijk van den dienst overWou-
drichem gebruik kunnen maken, maai
de bewoners van de Werken zijn aan
gewezen op den Tol en dus op de
A.L.A.D.
De gemeente heeft ook belang bij
deze autobusdienst, met het oog op
de U.L.O. school, maar aangezien de
dienst overgegaa^a is aan een ander,
komt B. en W. een aanvrage om sub
sidie thans te vroeg voor, eerst dient
te worden afgewacht, hoe de onderne
ming onder de nieuwe directie zal loo
pen. Als mocht blijken dat er dan nog
een tekort blijft, dan kan worden nage
gaan of subsidie zal worden verleend1
en tot welk bedrag. Het college stelt
derhalve voor, om voorlooplg afwijzend
te beschikken.
De raad gaat met dit voorstel ac-
coord.
Het bestuur van de vereeniging voor
gezinsverpleging en tuberculosebestrij
ding te Almkerk, vraagt, evenals hef
vorig jaar, een subsidie te mogen ont
vangen. B. en W. stellen voor, evenals
voor 1932 een subsidie toe te kennen
van f10.gevraagd wordt een sub
sidie van f 75.Waar de gemeente
sukkelt om zelf een verpleegster te
hebben, meent het college dat het niet
aangaat, een subsidie te verleenen als
wordt gevraagd.
Ook met dit voorstel gaat de raad
accoord.
Een adres van de bewoners van het
gedeelte Zandwei te de Werken, waar
in deze hun nood klagen, dat zij steeds
zonder behoorlijke electrische verlich
ting zitten, wel is er een lantaarn aan
de Brug en bij C. de Keijzer, doch een'
eenigszins behoorlijke verlichting zou
slechts verkregen worden, als er een
WILLEM
BRUIN
4
niet alleen voor mij, maar ook de schan
de, die op het hoofd van mijn zoon
zou neerkomen, en waaronder hij eeu
wig gebukt zou gaan.
Margaretha, ik begrijp het niet.
Helaas! Reeds bemerk ik, dat gij
het vermoedt, ik ontwaar de ontstel
tenis in uw oogen Noch door mijn
heer de Kerunion, noch door Haude
coeur werd mijnheer de Beaupreault
vermoord, maar het werd
Door wien? Door wien? De schul
dige j
"Staat voor u
Jij, Margaretha, riep hij met een
kreet uit, jij!
Ik!
En voor hem neerstortend bleef zij
liggen, alsof zij dood was. Zij was in
zwijm gevallen.
Hij mompelde:
Krankzinnig! De ongelukkige
vrouw is opnieuw krankzinnig gewor
den.
Toen zij weer bijkwam, scheen zij
zijn gedachte te vermoeden, want zon
der zich op te richten, maar met ge
bogen hoofd en gewrongen handen,
zeide zij
Neen helaas! neen, ik ben niet
krankzinnig!Luister en dan zult gij
kunnen oordeelen! Gij herinnert u dien
verschrikkelijken dag nog wel niet
waar? Gij herinnert u dan ook uwe
edelmoedige tusschenkomst, toen gij
plotseling verscheent, niet om mijn man
te redden, maar om de eer van mij
en mijn zoon te redden en een milüoen
kwaamt brengen, waarmede mijnheer
de Beaupreault zijn schulden beta'en en
zijn zaken kon voortzetten? Welnu eeni
ge minuten vóór uw komst had ik tot
mijn man gezegd, dat ik er voor zou
waken, dat onze eer door hem niet |ge-
heel verloren ging. Hij had ons onder
houd gehoord Jean. Hij wist, dat wij
elkaar lief hadden gehad en wij elkan
der gedurende lange jaren niet terug
gezien hadden. Hij vernam tevens door
dit onderhoud, dat gij mij voor hem
een millioen zoudt geven.
Welnu, Jean, weet gij wat zijn eer
ste gedachte was? Met die som naar
den vreemde te vluchten!... Van uwe
edelmoedigheid gebruik makend zou hij
een onuitwischbare misdaad begaan
en hij stond reeds gereed om te Ver
trekken, toen ik toesnelde en hem in
den weg trad, om hem te weerhou
den Hij slingerde mij echter ruw
van zich af... Wat zal ik u meer
zeggen...? Op een tafel lag een re
volver ik greep dien Ik was als
krankzinnigIk zag niets meer, ik
gevoelde ,dat ik in zwijm vielvan
schande ,van toorn, van ontzetting
Ik trok aan den haan en terwijl ik neer
viel en mijn bewustzijn verloor, trok
ik den revolver af... 't schot ging
afik herinner mij dien doffen knal
nog zeer goedEn toen ik weer bij
kwamtoen ik kon begrijpen, wat
ik gedaan had en waarom ik het ge
daan had, lag mijnheer de Beaupreault
naast mij, badende in zijn bloed!...
Ik had hem vermoord! Ik had er den
moed toe gehad!... Ik!... Na hem
gedreigd te hebben, had ik den moed
bezeten, die bedreiging ten uitvoer te
brengen!... ik had mijn echtgenoot ge
dood! Ik had den vader van Gerard
gedood! Zijn vader! zijn vader!
Opnieuw viel zij roerloos op den
grond. Bleek met uitpuilende oogen
en plotseling verouderd zag Jean De
marr, hoe zijn leven verwoest was.
Nu was er niets meer voor hem
verborgen.
Alleen begreep hij niet!
Maar terzelfder tijd, dat in zijn hart
de wanhoop een plaats innam, gevoelde
hij toch een oneindig medelijden met
die ongelukkige vrouw. Voor dat ver
goten bloed gevoelde hij geen ontzet
ting.
Daarvan begreep hij immers de re
den.
Had zij, niet uit een wetsoogpunt,
maar met het oog op haar eer 't recht
hem te danken, om verdere schande te
voorkomen?
Een verdiende de man die zij gedood
had, eenig medelijden?
Welke rechtbank zou haar veroor
deeld hebben?
Welke rechtbank zou haar niet schit
terend vrijgesproken hebben, zonder]
haar ook een enkel oogenblik voor
schuldig te houden? Maar daarin had1
zij een onvergefelijke misdaad begaap
dat zij Haudecoeur had laten veroor-
deelen. j
(Wordt vervolgd).