1 I Oil nummer bestaat uit 2 bladen Zielesm art. P1MI Uitgave FIRMA L. J. VEERMAN - HEUSDEN. FEUILLETON. No. 5287 Woensdag 14 December 1932. Bij Ruwe Gesprongen Handen Dit blad verschijnt WOENSDAGMORGEN en VRIJDAGMIDDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.10, ranco per post beschikt f 1.25. Bij onze Agenten 10 cent per week. Afzonderlijke nummers 5 cent. Int. Telefoon no. 19. Postrekening no. 61525. Advertentiën van 16 regels 90 cent. Elke regel meer 15 cent. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdagmiddag 1 uur en Vrijdagmorgen 9 uur ingewacht. Zij, die zich op dit Blad wenschen te abonneer en, ontvangen de tot 1 Jan verschijnende nummers GRATIS Voorstel tot opheffing van eenige rechtbanken en een aantal kantongerechten Naar het Fransch. <s sss ss; 126. GELDLEENING AMSTERDAM. De leening van 5 millioen gulden van de gemeente Amsterdam, waarvoor de inschrijvingen Vrijdag waren opengesteld, is meer dan driemaal overteekend. OVERREDEN. Te Wassenaar is het 4-jarig zoontje van den heer Terpstra door een vracht auto van de „Zwitsersche Wasscherij" overreden en op slag gedood. BRIEF MET GELD IN VERKEERDE HANDEN. Een inwoner van Naaldwijk zond dezer dagen een brief, waarin zich een bedrag aan geld bevond, als poste restante naar Amsterdam. De brief is daar aan het postkantoor door een onbekend persoon afgehaald. VERONGELUKT. Vrijdagnacht omstreeks 1 uur is de ondergrondsche arbeider van de staatsmijn „Wilhelmina" J. H. Kamps uit Heerler- baan, door vallende steenen getroffen en gedood. De man was 36 jaar oud, ge huwd en vader van 3 kinderen. Wordt vervolgd). 2UWSBLM) van altena voor het Land van flensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard Zooals zich vele onzer lezers nog wel zullen herinneren diende in 1927, de regeering, waarvan dé tegenwoor dige Minister van Justitie Mr. J. Don ner toen reeds deel uitmaakte, wets voorstellen in tot opheffing van een veertigtal onzer 101 kantongerechten. De motiveering van die wetsvoor stellen, welke door de Tweede Ka mer in haar geheel van de baan werd geholpen, was gelegen in de meening der regeering dat kleine kantongerechten totaal overbodig wa ren en zonder bezwaar bij grootere konden worden ingedeeld. Nu zou men zoo zeggen dat de regeering na de overduidelijke uitspraak onzer volksvertegenwoordiging in 1927 dat deze niets van opheffing van kan tongerechten moest hebben, zeker niet weer na vijf jaren, dergelijke voorstellen en dan nog aangedikt met zeven rechtbanken en acht kantonge rechten, bij de Staten-Generaal zou indienen. En toch is zulks geschied maar nu niet onder het motto „over bodigheid", maar onder het motto „bezuiniging". Kort geleden zijn de ingediende voorstellen in de afdeelingen der Tweede Kamer behandeld en zij heb ben daar een alles behalve gunstig onthaal ontvangen, hetgeen we in het Voorloopig Verslag kunnen lezen. Uit dit verslag blijkt dat zeer vele leden, hoewel overtuigd dat ook op de rechtsbedeeling bezuiniging moet plaats vinden, zich met de ingediende wetsvoorstellen geenszins kunnen ver eenigen, doch de instelling, wenschen eener kleine commissie, wier taak het is na te gaan in hoever op onze rechtspraak bezuinigd kan worden met intactlating van rechtbanken en kantongerechten. Met de meening dier zeer vele kamerleden kunnen we ons zeer wel vereenigen, omdat dan rustig kan worden nagegaan, welke overbodigheden bij onze rechtspraak En? En nu vrees ik, dat wij, als wij hem arresteeren een fout zullen be gaan! Laat ons dan voorzichtig wezen en niet uit het oog verliezen, dat onze taak niet is Haudecoeur te arresteeren, maar de omstandigheden te leeren kennen, die met zijn ontsnapping samen vallen. Je hebt gelijk. Laten wij dat niet vergeten. Zij betraden het bosch van Moisson. Van tijd tot tijd keerde de jongen zich om. Wij komen er, zeide hij.Jaques Morellet zal in zijn schik wezen, als hij u ziet. Dat zal zoo erg niet wezen, mom pelde Chaumont. Aan den zoom van het bosch bleef de jongen staan. Zij traden op hem toe. Kijk, zeide hij op een hofstede wij zend, dat is de Rivaudière. Nu zult gij den weg wel niet meer verliezen. Neen, dank je. Ik ga nu weg. Vergeet je belofte niet. En gij mijn v.ijf francs! Haastig verwijderde hij zich. Zij lie ten hem gaan en beraadslaagden. bestaan, welke zonder haar schade te doen, zonder bezwaar kunnen ver dwijnen. In zijn Memorie van Ant woord verzet Minister Donner zich heftig tegen de instelling van dusda nige commissie, omdat de vervan ging van de ingediende wetsvoorstel len zou leiden tot het opgeven van iets reëels, waarvoor men een scha duw in de plaats zou krijgen. En, aldus de Minister, zelfs tien scha duwen brengen geen cent reëele be zuiniging. Maar stellen wij nu deze vraag. Brengen de wetsvoorstellen tot opheffing dan werkelijk reëele bezuiniging van eenige beteekenis zonder dat men daar nog tegenover stelt de reëele nadeelen welke eene opheffing aan tal van justitiabelen speciaal ten plattelande brengt? Die bezuiniging bedraagt volgens den mi nister voor het jaar 1933 (over het tijdvak van 1 April31 December) met aftrek van de wachtgelden, voor de rechtbanken f 165,000 en voor de kantongerechten f 155,000, welke be dragen, indien zij juist zijn wat wij dan willen aannemen, toch zeker, wanneer wij ze vergelijken met het bedrag der totale bezuiniging op de staatsbegrooting, niet anders kunnen worden beschouwd als druppels in een emmer water. Maar wat zien we gebeuren Evenals wij, kreeg uit den aard der zaak ook Minister Donner uit het Voorloopig Verslag wel zeer duide lijk den indruk dat het met zijn wets voorstellen weer mis zou loopen, even als in 1927. En om nu de zaak te redden wil hij de opheffing van 3 der 7 voorgestelde rechtbanken en van 8 der voorgestelde kantongerech ten prijs geven. Zijne Excellentie zegt dan, dat hij zich tegen de instelling eener commissie als bedoeld en tegen intrekking der aanhangige ontwer pen onvoorwaardelijk moet verzetten, maar dat hij toch gaarne met de Ka mer tot een positief resultaat wenscht te komen, m. a. w. mijne in 1927 in gediende wetsvoorstellen zullen en moeten, het koste wat het wil, in 1933 het Staatsblad bereiken. En wat doet nu de Minister? Hij zegt, ik ben tot concessies bereid iri het vertrouwen, dat ook de ka merleden, die de bezwaren uitten, hunnerzijds niet op een straf stand punt blijven staan, 't Komt dus hierop neer dat de Minister zijn liefdevoor de Kamerleden wil toonen, maar er bij zegt, dat de liefde van twee kan ten moet komen. Waarin bestaan de concessies? Hierin, dat de Minister het voor stel tot opheffing der rechtbanken 't Beste zal wezen, dat wij regel recht op den pachter afgaan, hem de waarheid zeggen en hem vragen waar Haudecoeur is. Neen. Mijn raad is, dat wij hem moeten overrompelen, zonder dat de pachter het merkt, want die zal er weer alles van weten en Mijnheer Demarr beloofd hebben, hem te beschermen; hij zal hem laten ontsnappen en dan zijn onze tien francs ok weg. Dan maar zoo gauw mogelijk naar de hoeve, daar zullen wij Haudecoeur bespieden en een geschikt oogenblik af wachten. Gedurende een uur bleven zij aan den zoom van het bosch de wacht houden. Toen zagen zij eensklaps een man naar het bosch gaan, die eeen schop op zijn schouder en een zak in zijn hand droeg. Loiseau had goede oogen. 't Lijkt wel of hij het is, zeide hij. Pas op! Ik geloof ook dat hij 'tis. 'tWas werkelijk Haudecoeur, arge loos naderde hij de beide agenten. Op ongeveer twee honderd meter af stand van hen bleef hij staan, wierp den zak op den grond en begon onmiddel lijk aan den arbeid. Hij keert ons den rug toe. Dat zal gemakkelijk gaan. Niemand om hem te waarschuwen, 't Bosch moeten wij hem echter afsluiten, want anders ont snapt hij ons daarin nog. Ik zal hem voorzichtig van achteren naderen. Voor zichtig over het zand loopend, kan hij mij niet hooren aankomen. Sedert eenige oogenblikken vernam te Alkmaar, Almelo en Roermond wil terugnemen en evenzoo het voor stel tot opheffing der kantongerech ten te Zevenbergen, Wageningen, Groenlo, Harderwijk, Steenwijk, Al phen, Sommelsdijk, Oostburg en Zaandam. Maar als de Minister dit alles nu prijs geeft, wordt de door hem gedachte bezuiniging toch ook minder en het is juist om bezuiniging te doen. Waarlijk 't is wel heel vreemd Door zijne uiterlijk welwillende hou ding tegenover de Tweede Kamer wil de Minister iets doordrijven wat de Kamer au fond absoluut niet wil. Hij geeft een zoet gefluit te hooren om daarmede de kamerleden onder zijn net te lokken. Maar in zijne welwil lendheid zit juist zijne groote zwakte. Hij grondt zijne voorstellen op „be zuiniging", maar die bezuiniging wordt door zijne concessies al tot een hoogst luttel bedrag gereduceerd, 't Ligt er dus dik op dat hij zijn wil wil doordrijven en dat het motto, waaronder dit geschiedt, totaal bij zaak is. Dat men zich op het platteland zoo met hand en tand verzet tegen de opheffing der kantongerecnten pleit er voor dat men het groote nut van plattelandsche kantons inziet. Op geen stukken na was op het platteland het verzet tegen opheffing van belastingkantoren en postkanto ren zoo heftig als tegen de opheffing van kantongerechten en daaruit blijkt dus wel, dat de kantongerechten door onze plattelandsche bevolking op hoo- gen prijs worden gesteld en als in stellingen van groot belang worden beschouwd. (Als bijzonder sprekend voorbeeld noemen we de Crisis-Pacht wet 1932). Van harte hopen we dat de Twee de Kamer de voorgestelde opheffing van een aantal kantongerechten zal aanvoelen als eene ongerechtvaardig de achterstelling van het platteland en de ingediende wetsvoorstellen ook na de door den Minister gedane con cessies, zal verwerpen. Zeker, de Mi nister is natuurlijk tegemoet gekomen aan de wenschen van enkele kamer leden voor wat betreft één Recht bank of één Kanton, maar nu mo gen die Kamerleden nog niet zeg gen: „ik heb mijn wensch met be trekking tot mijn enfant chéri en de rest kan mij niet schelen," neen, ze behooren hun eenmaal ingenomen standpunt te handhaven en er toe mede te blijven werken, dat geen rechtbanken of kantongerechten ver dwijnen, maar dat de noodige bezui nigingen in andere richting worden worden gezocht en gevonden. Door de gedane concessies heeft de Minister ons inziens zijn stand punt zeer verzwakt. De vermeende bezuiniging toch wordt er veel min der door en de indruk wordt er door versterkt dat de Minister zijn voor stellen, waarmede hij in 1927 zoo heel weinig eer beleefde, er nu door tracht te drijven. ilü&iieiiiafid. men i'n het bosch, naar Expilly, het geblaf van eenige honden. Ze zijn in het bosch aan 't jagen, merkte Loiseau op. Hij sloop langzaam voorwaarts, op eenigen afstand gevolgd door Chau mont. Voorzichtig naderden zij den vluch teling. Eensklaps kwamen de honden naderbij. Ter zelfder tijd sprong er een haas uit het bosch, snelde 'tveld over, maakte een groote bocht, maar toen hij nog steeds de stemmen zijner vijanden achter zich hoorde, wierp hij zich in een greppel en bereikte aldus weer het bosch, vanwaar hij te voor schijn gekomen was. De honden snelden het veld over. Haudecoeur richtte zich snel op. Met zijn armen op de kruk van zijn schop leunend, vermaakte hij zich een oogen blik met de jacht te volgen. Plotseling keerde hij zich echter om en ontwaarde Chaumont. Hoewel hij hem niet kende, vermoeddde hij onmid dellijk een vijand in dien man, gekleed in een overjas en met een slappen hoed óp het hoofd, vooral daar hij zoo dwars door het veld liep. Haudecoeur verbleekte, zijn kalm le ven had niet lang geduurd. Nauwelijks eenige uren. Eensklaps kwam de gedachte bij hem op, om te vluchten. 'tBosch was vlak bij! Hij kon het immers wagen. Maar op het zelfde oogenblik trad er een man uit het bosch, die eveneens op Haudecoeur toetrad. O— -O ST R EE K W ATE R LEIDIN G LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA. Het Rijksbureau voor Drinkwater voorziening te 's-Gravenhage heeft een rapport aangaande de drinkwater voorziening voor het Land van Heus den en Altena. Volgens de daarbii overgelegde exploitatierekening zal het bedrijf een belangrijk jaarlijksch tekort opleveren. Reeds geruimen tijd geleden hebben wij. met 'toog op het slechte drinkwater in die streek aan den betrokken |Minister een voor stel gedaan tot dekking van het te kort. Wii hebben daarop nog geen bericht ontvangen. Intusschen hebben wii andermaal de aandacht van den Minister voor deze aangelegenheid gevraagd. o BEGRAFENIS VAN REMMER VAN DEN HEUVEL. Onder zeer groote deelneming had de teraardebestelling plaats van het stoffelijk overschot van den arbei der -remmer der Nederlandsche DRAlSItlAvANVALKEMBURG'S- e A ••iLEVERTR; T"- LEEUWARDEN'* De vluchteling was aan twee kanten ingesloten. Ontmoedigd bleef hij staan. Maar zijn beenen begonnen te beven. Hij was ge noodzaakt op een steen te gaan zitten. Chaumont en Loiseau traden op hem toe. Eenige oogenblikken daarna stonden zij naast den man, dien zij reeds zoo lang vervolgden. Met de ellebogen op de knieën steu nend, bleef Haudecoeur verslagen zit ten. Hij Verroerde zich niet. Opnieuw zag hij in, dat hij verloren was. Wat moest er nu geschieden? Hij had mijnheer Demarr beloofd, dat hij Margaretha nooit zou aankla gen Zou men zich op Expilly nog zijn opoffering herinneren en zou men nog moeite doen, hem van de galeien te bevrijden, die hem opnieuw bedreig den? Dat lag nog in het onzekere! Tranen stroomden over zijn wangen en hij deed geen moeite ze te bedwin gen; hij zag er zóó ontmoedigd, zoo wanhopig uit, dat de beidde agenten hem verbaasd aanzagen. Die man had zooveel bewijzen van moed, van onver schrokkenheid en list gegeven! En nu hij eindelijk overwonnen was, weende hij. Hoe zij zich ook bedwongen, toch ontroerden zij. En op naieven toon zeide Loiseau tot den ongelukkige: Mijn beste Haudecoeur, 'tis on ze schuld niet, wij doen onzen plicht! Ga uw gang en breng mij maar weg! i Spoorwegen A. van den Heuvel, te 's-Bosch die in den vroegen ochtend van Zondag vier December bii het spoorwegongeval onder Vught zoo lottig om het leven is gekomen. Te twaalf uur vormde zich een lange stoet die den ongelukkige naar zijn laatste rustplaats zou vergezellen. Een 1 oo-tal spoorwegmannen uit verschillende takken van dienst, allen in uniform, ging de lijkbaar vooraf, die op de schouders gedragen werd door collega's van v. d. Heuvel. Verschillende autoriteiten waren in den stoet aanwezig. Toen de droeve stoet het spoor wegstation passeerde, stond de ad junct-chef de heer Gorissen. met het stationspersoneel op het bordes op gesteld om een laatsten eerbiedigen groet aan den ongelukkigen kame raad te brengen. Langs den geheelen weg die moest worden afgelegd bin nen de stad stond een dichte menig te opgesteld. Op de Protestantsche Begraafplaats te Orthen hadden zich ook velen op gesteld om mede de laatste eer te bewijzen. Aan de geopende groeve werd het woord gevoerd door ingenieur Jeltes, die namens de directie diepgevoelde mededeeling betuigde met de droeve gevolgen van het j.l. plaats gehad hebbend spoorwegongeval. Spreker zeide dat arbeider-remmer v. d. Heuvel steeds een voorbeeldig spoorwegnam is geweest. Een troost is het voor hem. dat zijn echtgenoote en kinderen niet onverzorgd achter blijven. Namens den Protestantsche Chr. Bond van Spoorwegpersoneel voer de nog het woord het hoofdbestuurs lid Wiftering uit Eindhoven, die den overledene huldigde als goed en eer lijk kameraad. Namens de weduwe en kinderen dankte een der collega's, de heer Van Zandwijk, voor de betoonde deelne ming. O o -O- Zij wilden antwoorden, maar keerden zich plotseling om. Zij hadden achter hen iemand hooren loopen. Gerard zag Tien, met het geweer on der den arm, met gefronsde wenkbrau wen aan. Loiseau had hem reeds eenmaal bij moeder Leon in de rue du Marché-St. Honoré gezien. Hij herkende hem on middellijk, groette hem en Chaumont op hem wijzend, zeide hij: Mijnheer Gerard de Beaupreault. Chaumont nam zijn hoed af. Daar Gerard zweeg, zeide Haude coeur droevig: Zij hebben mij herkend, mijnheer Gerard, er is niets meer aan te doen. Er kwam een smartelijke uitdrukking op het gelaat van Gerard. Neemt gij dien man mee? Chaumont en Loiseau zwegen. Zij herinnerden zich de bevelen van chef. Die man is onschuldig, heeren hebt medelijden met hem en Iaat hem in vrijheid binnenkort, misschien wel binnen eenige dagen, zult gij de bewij zen zijner onschuld hebben." Duivels! Duivels! mompelde Chau mont, hij heeft ons zooveel moeite be zorgd, dat het mij werkelijk zou spijten, als dit alles voor niets was geweest. Ja, het is hard als men iemand het brood vooj" den mond wegneemt.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1932 | | pagina 1