Tweede Blad Ho. 5326 Vrijday 28 April WIJ gaan met omen tij cl mede •t WILLEM DE BRUIN voor hot Land van Neusden on Altona de Langstraat en de Sommalerwaard H ROS WITH A NU.IS HET T IJ D Ecsfif^r Knoeien doen wij Kortingen geven wij IJZERHANDEL ui«f uitslag* onnavolgbaar Kinderrubriek FEUILLETON. GORINCHEM. TEL.. INT. 22O. BEHOORENDE BIJ HET De eerste waarschuwing. Wordt niet van kwaad tot erger! Die pijn in de lendenen dierheu- matische pijnen, duizeligheid, hoofd pijn en die nare urinestoornissen waarschuwen u, dat de organen, welke het bloed dienen te filtreeren, verzwakt zijn. Zij toonen aan, dat urinezuur en andere onzuiverheden in den bloedsomloop blijven in plaats van met de urine uit het lichaam te worden verwijderd. Uitstel is gevaarlijk. Yerwaarloo- zing leidt dikwijls tot rheumatiek, ischias, spit, blaaszwakte, waterzucht «n andere ernstige kwalen. De ondervinding van duizenden dankbare menschen bewijst, dat de veiligste wijze tot versterking en op wekking der verzwakte organen be staat in het gebruik van Foster's Rugpijn Pilled. Dit speciale middel zal spoedig uw gezondheid en kracht herstellen. Bij alle drogisten enz. a f i, 11,75 en f 3>Per doos. Beste meisjes en jongens. De antwoorden op de vorige raad sels zijn: 1. Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. 2. Om zijn hals. 3. Als het bevroren is (ijs). De nieuwe raadsels zijn: 1. Met ee heet ik net als jij, met ie is het een jongensnaam, met oo is het •en deel van een tafel, met i vind je me in een vrucht,, met o vind je wie in de keuken, met e word ik meestal door jongens gedragen, met u bevat ik meestal water. 2. Wat is het verschil tusschen een oud dubbeltje en een spiksplinternieuwe •ent? 3. Op den eersten regel van onder staande figuur staat een vogel, op den tweeden een stroompje, op den derden iets van papier, op den vierden een bloem. Op de schuine kruisjeslijn komt weer het woord van den eersten regel te staan. x x x x x OOM KAREL. Verhaal uit de 10de eeuw na Chr. Naar 't Hoogduitsch. „DE WONDERLIJKE AVONTU REN VAN HEINTJE PUTTERS AAN HET HOF VAN KONING BOKO." II. Even later stak de hofmaarschalk zijn hoofd om de deur en zei beleefd: „Majesteit, hier is het jongetje van den kruidenier, die komt hooren of er nog wat voor de boterham moet zijn!" De koning mopperde geweldig en viel uit: „Dat is nu eiken dag hetzelfde! Eiken morgen moet ik zeggen, wat ik op mijn brood wil eten. Het is ver schrikkelijk om koning te zijn! Is er dan niemand, die dat voor mij beslissen kan? Ik weet niet meer, wat lekker is. Laat dat jongetje binnen komen!" Een oogenblik later werd er geklopt en stapte er een aardig jongetje van een jaar of twaalf, met een grijs krui deniersjasje aan en een mand aan zijn arm, de zaal binnen, waar de koning in het dikke boek had zitten te studee- ren, hoe hij moest regeeren. „Hoe heet je?" vroeg de koning, „en wat kom je doen?" „Ik heet Heintje Putters," antwoord de het jongetje vrijmoedig, alsof hij eiken dag met koningen en keizers omging, „en ik kom hooren, of er nog wat voor de boterham moet zijn. Ik ben loopjongetje van Kruidenier Krent. Ja ziet U, eigenlijk ben ik „be diende", want als de baas het druk heeft, mag ik ook wel eens een pond suiker afwegen!" „Zoo, zoo", zei de koning, die een klein beetje aardigheid in het vrijmoe dige jongetje begon te krijgen, „en wat moet ik dat vandaag op het brood eten? Wat zou jij nu op je brood eten, als je koning was en moest kiezen?" „Ik, Majesteit?" zei het jongetje, „er zijn wel duizend dingen, die ik graag op brood zou lusten! Bijvoorbeeld, brui ne suiker of harde bokking of vet spek, of rammenas of commensaalsworst, of gestampte muisjes!" „Nee, nee, geen gestampte muisjes," riep de koning wanhopig uit, „die eet ik al eiken morgen bij mijn ontbijt! Maar al die dingen lijken me erg lek ker! Doch wat zou je nu het aller liefste op je brood1 eten?" „Nou, Majesteit, als U het dan pre cies wilt weten, ik vind niets lekker der dan gebakken bloedworst! Maar dan zulke dikke plakken!" (En Heintje Putters wees een plak van vier vingers dik). „Sapperloot Heintje," riep de koning uit, „dat lijkt me heerlijk! Weet je wat, jij weet zoo goed wat lekker is op het brood, zou je bij' mij in dienst wil len komen, als koninklijke raadsman voor de koffietafel „Nou Majesteit, wat graag! Mag ik dan ook eens een heel enkel keertje regeeren?" De koning trok een bedenkelijk ge zicht en antwoordde: „Nu, dat is wel een beetje veel gevraagd, maar als je goed je best doet, mag het misschien wel een keertje. Maar denk er om, dat je als koninklijke raadsman voor de koffietafel, eiken dag voor iets lek kers op de boterham moet zorgen. En het moet eiken dag opnieuw een ver rassing voor me zijn, en ik wil er nooit meer over geraadpleegd worden, Wasch de aangedane plaatsen met warm water en Purolzeep, droog daarna voor zichtig af, doe er dan wat Purol op en strooi daar overheen nog wat Puroipoeder. Herhaal dit eiken dag, zoolang het noodig is. Toen werd hij opeens doodsbleek. Een breede trek van innig leed plooide den fijnbesneden mond. Ook hij keer de zich om, en diep zuchtend knielde hij bij Koenraad neder, nu om hem te helpen. Gero schudde 't hoofd. „Eckard, wees hier geen priester. Uw doodsvijand zal u in 't verderf storten, als gij hem helpt. Toen zag Eckard hem aan, en de krachtige man sidderde bijna voor de wereld van kwelling, die er in dien blik lag. „Ik ben thans geen priester God helpe slechts mensch". De zon was intusschen onder gegaan. 't Begon in 't bosch te schemeren. Gloeiend golfde Heiena's borst. Wat had zij zoo even doorleefd! En zij kromp ineen, toen zij Gero's stap achter zich hoorde; wat stond haar nog in dit uur te wachten? Schuw wendde zij zich vluchtig tot hem; hij was zoo dwingend in zijn van kracht bewuste gestalte; en weer werd het donker. Zij was alleen met hem, zoo- als onlangs met Eckard. Maar zij droeg een talisman in 't hart, die moest haar beschermen tegen alles. Tegen alles? Haastiger ijlde z"j voorwaarts. Ach, toen had zij wel gesidderd, maar toch verlangd. Nu verlangde zij niet, maar zij moest sidderen. Maar Gero stapte nog zwijgend naast haar voort. Slechts zijn blik op haar was gloeiend. Bliksemgeflits zweefde soms over 't donker gelaat, 't Was de stilte voor den storm. En angstig wist Helena, dat hij moest losbreken en dan zouden donder en bliksem vernielend volgen. Toen bleef hij staan. Zij kromp ineen, en als door een onzichtbare macht gedwongen, deed hij 't zelfde. Een oogenblik. Toen wilde zij voorwaarts te ver geefs. Krachtig vatte Gero's rechterhand haar bij de pols. „Blijf! ik ben toch niet Eckard, wiens aanraking u onteert; de mijne moogt gij dulden, want reeds morgen zijt g«ij mijn vrouw". |i' „Nooit!" riep zij uit en wilde zich losrukken, maar zij 't ook pijn loos hij hield de kleine hand krachfig vast. „Ween niet", zeide hij kalm, ,,'t zou niet goed voor u zijn, als de menschen 't hoorden, want de volksmeening is door den priester reeds tegen u". goed begrepen!?" „Ja Majesteit, dan zal ik maar meteen aan den slag gaan. Ik heb toevallig een groote bloedworst in mijn mandje, dus die zal ik nu maar in de koekenpan, gaan bakken. MaarHeintje Put ters bleef een oogenblik bedremmeld staan, alsof hij nog iets wilde vragen', maar niet goed durfde. „Wel, Heintje Putters, wat is er? Wat wil je vragen?" moedigde de ko ning hem aan. „Ja, ziet U, Majesteit, ik dacht zoo, als koninklijke raadsman voor de koffie tafel kan ik toch niet in het 'paleis rondloopen met mijn kruideniersjasje aanik dacht zoo, ik wilde „O, ik begrijp het al," riep de koning uit, „je wilde natuurlijk vragen, of ik niet een oud koningsjasje voor je had. Nu, ik zal eens kijken, ik geloof, dat er nog wel een hermelijnen konings jasje zal zijn uit den tijd, dat ik nog maar een heel klein koninkje was. Dat mag jij dan wel hebben!" „Graag Majesteit," riep Heintje Put ters uit, „dan ga ik nu maar eerst bloedworst bakken!" Heintje Putters begaf zich naar de keuken, waar hijj, tot stomme verbazing van den kok^ in de koekepan een groot stuk boter smolt en daarin heele dikke plakken bloedworst ging bakken. De kok, die alleen maar gewend was om de fijn ste "biefstukken en karbonaden te bak ken, trok een vies gezicht en kneep zijn neus dicht. N V. v. h. M. RAVENSWAAY ZONEN GORINCHEM. Vervolg Raads verslag DE WERKEN EN SLEEUWIjK. De heer van Arkel kan zich volko men met het voorstel van B. en W. vereenigen. Spr. ziet er nog iets anders in, wat nog niet besproken is. Men is het er allen over eens, dat het van groot bflang is, dat hier een dokter is gevestigd en ook dat dokter van Leeuwen de geneeskundige praktijk goed waarneemt. Men zal het er dan ook mede eens zijn, dat dokter van j Leeuwen een behoorlijk bestaan moet hebben. De heer Kramer hoort allemaal pra ten over buitengewone omstandighe den. Toen de dokter echter werd be noemd, was er de steunregeling toch ook reeds. Sigmond. Zeker. Voorzitter. De heer Sigmond zegt zeker, maar het is niet zoo. Sigmond. De werkverschaffing is toch reeds voor 2 jaar begonnen. De Voorzitter merkt op, dat dit niet hetzelfde is, de steunregeling is 24 April 1932 eerst ingegaan. De heer van Rosmalen vraagt of het de bedoeling is, dat zij, die vrije geneeskundige behandeling verlangen, hiervoor een bewijs moeten vragen aani v,i£.' '-L -L i A'" ..V> i:S Onze goederen zijn het beste van het beste en f Onze prijzen VüSt en Zij loosde een diepen zucht. „Laat mij dan gaan, opdat men ens niet bij elkaar ziet". Maar toen nam hij hare hand in zijne linkerhand en sloeg de nu vrij geworden hand om haar lichaam. „Meent ge", zeide hij zecht, „ik zou zoo goedhartig zijn?" En toen hij daarbij lachte en de zwar te baard de zachte wang raakte en de donkere oogen in de hare staarden, zoo verterend gloeiend, toen werd zij bang, zij was niet in staat zich te verroeren; 't was opeens of zij ver lamd was. j Maar slechts een oogenblik. Reeds voelde zij, dat zijn lippen de hare wilde aanraken, toen rukte zij zich met een laatste wanhopige in spanning los. „Graaf Gero, zijt gij de vrouwen liefde zoo onwaardig, dat gij haar pp deze wijze moet afdwingen?" Een oogenblik tuimelde hij achteruit, toen richtte zij zich nog met meer trots op. „De vrouwenliefde!" en hij lachte verachtelijk. Meent ge niet, dat de markgraaf der Elbelanden meer dan een vrouw vindt, die hem liefde geeft, of ten minste liefde huichelt. Maar en steeds gloeiender werJ zijn blik1 ik veracht al die schepsels. Ik verlang alleen uwe liefde, en wat ge mij wei gert, zal ik u afdwingen". Weer wilde hij haar omarmen toen een blik van Helena een greep er fonkelde iets door de lucht op haar borst. Nu uitte hij een kreet. „Neen ik wil niet zoo laf zijn". „En de wereld is zoo schoon en ik ben nog zoo jong". Zij richtte zich op; een ongewone vastberadenheid kwam over haar. En evenals de leeuwentemmer het koningsdier bant door zijn blik, zoo zag zij hem aan, onvervaard: „Welaan, ik ben in uwe hand, graaf Gero maar dat is mijn bescher ming." j „Hoe?" verwonderd trad hij ach teruit. „Ja, want graaf Gero is veel te groot, om een weerlooze vrouw te beleedi- gen." „Gij zoudt u bedriegen," fluisterde hij, „want ik heb u lief, lief met eene liefde lals waanzin en ik wil u tot geluk dwingen." Hij naderde haar weer, maar zij week niet meer achteruit. Onafgewend zag j zij hem aan. „Mag ik gaan?" fluister- de zij. „Niet waar, graaf Gero, ge doet mij geen kwaad?" Hij streed een zwaren strijd. Zij was zoo schoon in haar smeeken, in haar triomfeerend vertrouwen. Maar neen neen! Krampachtig omvatte de krachtige rechterhand 't gevest van het zwaard. Er scheen kracht te komen uit het kou- I de staal. Opeens richtte hij zich op. En nu zou Helena bijna den blik hebben neerge slagen, zoo machtig was de blikj die haar thans trof. i „Welnu, ga!" uitte hij met krachtige zei fbeh eer selling. En zonder haar aan te zien wilde hij gaan. „Kom, ik moet u vergezellen, want het is laat. Ik zal u geen leed doen.'* Maar zij kwam niet, nog niet. „Graaf Gero, edele Gero, drijf uwe grootheid tot het hoogste bescherm Eckard." „Vrouw!" I Zijn oogen fonkelden en toorn kleur* de zijn voorhoofd. „En dat zegt gij mij thans? Zijt gij waanzinnig?" Zij beefde, maar slechts een oogen blik. Toen zag zij hem aan met de»- zelfden smeekenden blik en het oude! vertrouwen. i „Neen, ik weet, wat ik doe. i Ik weet, dat ik nooit weer met alleen zal zijn, zooals thans, en iifc weet ook, dat gij de eenige zijt, <fie( helpen kunt, omdat gij de macht hebt, en die helpen zult, omdat gij mij lid- hebt!" „Omdat ik u liefheb!" en weer gloei den zijn oogen onheilspellend, „en daajf- om meent gij, zal ik den minnaar be schermen, voor wien gij mijne liefde! versmaadt." En hij lachte 'twas een snijdende lach, en de tracen kwamen Helena ia de oogen. (Wordt vervolgd). Jlicnwsblad WMBftmiw niawttwtaaero (Wordt vervolgd). om er voor te gaan zorgen, dat U ons in de maand Juni a.s. een inzending Letterszakken kunt doen, welke bestaat uit zakken, wikkels of voorzijden, van zooveel mogelijk verschillende Letters-Artikelen. Zooals U weet, ontvangt eiken verbruiker van onze Letters-Artikelen, die in de maand Juni a.s. een inzending Letterszakken doet, en wiens inzending bestaat uit zakken, wikkels, of voorzijden van minstens drie verschillende Letters-Artikelen, geheel gratis een aardige verrassing. Als het maar eenigszins mogelijk is, moet U er voor zorgen, van al onze zeven soorten verschillende Letters-Artikelen, zakken, wikkels, of voorzijden te kunnen inzendeD. Vraagt vooral Uw winkelier eens om de eirculaire waarin alles uitvoerig en duidelijk vermeld staat. Onze zeven verschillende Letters-Artikelen zijn KOFFIE, THEE, TABAK, CACAO, MARGARINE, KOEK en ZEEP. Voor eiken verbruiker is het, zonder eenig bezwaar, mogelijk, om een verrassing van ons te ontvangen. Leest de circulaire welke gratis bij Uwen winkelier verkrijgbaar is 1 MIETI

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1933 | | pagina 9