m m m •1# I GOED VOLGEHOUDEN. 'Moeder was juiat druk bezig in de keu ken, toen Wim hevig opgewonden uit school kwam. Moeder ontdekte dadelijk, dat er iets bijzonders was, want tegen zijn gewoonte in kwam Wim met zijn jas nog aan en met zijn pet in de hand, de gang door draven naar de keuken. „Moe der", riep hij, „Moeder, hoor eens, meneer Hendriks, de kruidenier, die op de hoek van de Voorstraat woont heeft werk voor me; ik mag hem eiken Zaterdag, als ik toch geen school heb, in den winkel komen hel pen. En hij heeft me beloofd, dat hij mij er wat voor geven zal in mijn spaarpot. Hè, toe, Moeder, het mag toch wel, hè?" Vleiend drukte hij zich tegen zijn moeder aan; deze glimlachte en zei: „Weet je wel wat je vraagt, Wim? Weet je, dat je dan geen enkelen Zaterdag kunt gaan spelen met de andere jongens; als zij gaan schaat senrijden of sneeuwballen gooien, dan moet jij werken. Bovendien zul je 's mor gens vroeg op moeten en 's avonds, als je thuis komt, te moe zijn om dan nog wat te spelen". Maar Wim hield vol: „Dat geeft niets, Moeder, ik heb 't er graag voor Dver; U moet denken: ik verdien er toch mee!" TWEE AARDIGE Het eerste kunstje is geen „gezichtsbe drog", maar „gehoorbedrog". Neem een hoort je broer of zus het afschieten van een groot kanon. Probeer het eerst zelf maar lang stuk, stevig sterk touw en maak er een lus in, groot genoeg, dat deze om iemands hoofd kan worden geschoven, aan het andere einde komt een kleine lus, niet grooter dan 1 c.M. middellijn. Tusschen deze twee lussen moet minstens een ruimte zijn van 1.30 M. Laat je zusje of broertje nu haar ha;*den of zijn handen voor de ooren houden en leg nu de groote lus over de handen heen. Breng dan een rond o£ zeskantig potlood door de kleine lus aan den anderen kant en trek zachtjes aan het touw, zooals fig. I je duidelijk laat zien. Draai nu zachtjes het potlood in de lus, zoodat het touw over den kant van het potlood heen wrijft. Je zus of broer die de oogen heeft moeten sluiten, zal zich nu verbeelden dat hij luistert naar een hevige machine-geweer-aanval, vermengd met schietgeluiden. Tokkel dan aan het touw alsof het een snaar van een viool was, dan en je zult zien, dat je een geweldig geschut hoort afgaan. Het ander kunstje heeft wat te maken met „gezichtsbedrog". Rol een vel papier op tot een rol van ongeveer 2l/2 c.M. mid dellijn en houdt dit tegen je linkeroog aan. Houdt beide oogen open. Plaats nu de rug van je rechterhand tegen het uiteinde «van den rol aan, zooals de teekening No. 2a je laat zien en kijk met beide oogen naar den rug van de hand. Je zult nu zien, dat midden op je hand een opening is, bij ver schuiving van de hand heen en weer zul je gauw de plaats vinden, waar de opening het helderst is. Dit is een aardige truc en heel geschikt om er je vriendjes in te la ten vliegen, door inplaats van hun hand, je eigen hand aan het einde van de rol te houden, zoodat zij denken, dat in jouw hand een opening is gekomen. Ten slotte gaf Wims Moeder toe en met een opgewekt gemoed 'oegaf Wim zich den eerstvolgenden Zaterdag op weg naar den winkel van meneer Hendriks. Glim lachend zag zijn Moeder hem na. De eer ste paar uren genoot Wim van al het nieuwe, dat hij in den winkel ontdekte maar toen twee vriendjes van hem even in den winkel een boodschap kwamen doen en hem vertelden, dat ze met sneeuw ballen gingen gooien, had Wim al even een spijtje gevoeld, dat hij niet mee kon. Evenwel hij liet er niets van merken, maar hij blufte tegen de jongens over al les dat hij in den winkel meemaakte. Toen evenwel tegen twaalf uur een aan tal jongens vlak voor den winkel een sneeuwfort maakten, stond hij zoo lang voor het raam te kijken, dat mijnheer Hendriks hem moest aanmanen met zijn werk door te gaan. Hij moest uit een groo te kist een aantal busjes netjes op een rij op een plank zetten, en toen dat gedaan was, stuurde meneer Hendriks hem om een boodschap. Onderweg kwam hij zijn vriendje Bob tegen die zijn schaatsen om zijn hals droeg en uitriep: „Ga je mee schaatsenrijden, Wim!" Wim echter zeide dat hij erge haast had, want dat zijn baas boos zou zijn, als hij te laat terug kwam, maar toen Bob hem groette en wegging, stonden de tranen Wim in zijn oogen. Hij wenschte, dat het maar vast zes uur was, en dat hij dan naar huis zou mogen gaan. Bij zijn werk was Wim erg onnauwkeu rig, en voor de tweede maal dien eersten EEN KNOOPEN-PUZZLE. Hier zien jullie een vierkant, dat ver deelt is in 16 vierkanten of ruiten. Teeken op een stuk papier nu deze teekening pre cies eender na, en neem dan 10 knoopjes, die je op dezelfde manier neerlegt, als hierbij is afgebeeld. dag, kreog hij van meneer Hendriks een standje, waarin deze hem zeide, dat als hij niet beter zijn best deed. bij een an dere jongen zou zoeken. Eindelijk was het zes uur en Wim was öolnlij nu naar huis terug te kunnen kee- ren. Thu's vroeg zijn moeder rem hoe of het geweest was. „O, aardig' zei Wim en verder zei hij niets. Zys* moeder echter begreep, dac de eerste dag hem niet meegevallen was. „Je weet Wim", zei ze, „dat je wanneer je volhoudt, met eiken Zaterdag te werken, aan het emd van den maand vier gulden in je spaarpot zult hebben. Dat is wel v/aard om voor te werken, maar er is nog iets veel be'angrijkers. Ai? meneer Hen driks je zou wegsturen, omdol je je werk niet goed dvet, zouden je vrienden kunnen zeggen, dat jou een werkkring niet toever trouwd was, daar je altijd maar denkt aan dc klok en aan den tijd om naar huis te gaan. Bet zal je in de w.-ueld veel hel pen. Wim, als je er voor bekend slaat keu rig en al'ijd zorgzaam te werken. Maar wanneer men van je zegt, dat je Jui bent, en slordig zul je nooit vooruit komen in liet leven. Je moet door de zuren appel weten heen te bijten. De volgende Zaterdag dacht Wim aan wat zijn moeder gezegd had, en hij pro beerde ernstig om slechts aan zijn werk te denken, en het meneer Hendriks naar den zin te maken. Dit lukte hem zoo goed, dat toen het tijd was om naar huis te gaan, hij van meneer Hendriks een klopje op zijn schouder kreeg, en hij geprezen werd voor zijn ijver. Met een opgewekt gezicht keerde daarop Wim huiswaarts, en hij had begrepen, dat opgewekt werken veel gemakkelijker is dan werken met te genzin. OPLOSSING: KNOOPEN-PUZZLE. Neem de onderste twee knoopen weg, en leg deze ieder in de leege hoek. Je hebt dan een rechte rij knoopen, bovenaan en twee schuine rijen knoopen van den lin ker bovenhoek naar den beneden rechter hoek en andersom. MOEILIJKE SOMMEN. Karei: Vader, de som, waarmede U mij gisteravond hebt geholpen, was fout. Vader: Fout? Dat spijt me, jongen. Karei: O, het is heelemaal niet zoo erg, hoor vader, want geen van de andere va ders had hem goed. EDUARD LEERT VLIEGEN. Eduard stond tegen een boom geleund en trachtte wakker te blijven. De rest van de jungle sliep reeds of dommelde ten minste al. Boven zijn hoofd vlogen honderden en honderden vogels, allemaal in de zelfde richting en slaperig vroeg hij zich af, waar die toch naar toe gingen. Een fazont streek in den top van den boom, waar tegen Eduard geleund stond, neer, en spreidde zijn staart even in het zonlicht uit. De kleine olifant dacht: „Hè, wat zou ik graag zoo'n mooie staart hebben. En wat zou ik graag willen vliegen. Want niet te kunnen vliegen is voor mij eigenlijk precies even erg, als voor een boom, die met zijn voet vast in den grond staat, en zich niet kan verplaatsen. O, wat wil ik graag vliegen. O, wat wil ik graag vlie gen!" De fazant hield zijn kop even schuin en luisterde naar de verzuchtingen van Eduard, klapwiekte even met zijn vleu gels en zei: „Iedereen kan vliegen! Het is net zoo eenvoudig als ademhaión! Let maar op hoe ik het doe". De mooie vogel bewoog zijn vleugels heen en weer, steeg daarna de hoogte in, rees steeds hooger en hooger, en was weldra uit het gezicht verdwenen. „Ja, doodeenvoudig, vooruit, daar gaat hij, let maar eens op", knorde Eduard en met een grijnslach op zijn snuit, spreidde hij zijn groote slappe olifantsoor en uit, bewoog ze als vleugels en daar ging hij in de lucht! En vloog hoog over de boom toppen heen. Dat was zoo eenvoudig en zoo vanzelfsprekend, dat hij zich zelf moest uitlachen, dat hij nooit eerder op dit denkbeeld was gekomen. En hij hoorde de andere olifanten trompetteren, en de stem van zijn moeder boven alles uitklin ken: „Kom terug, kwajongen, je weet toch wel, dat een olifant niet kan vlie gen!" Maar Eduard schreeuwde naar be neden: „Ach, v/at, jullie zien toch dat het heel goed gaat!" Toen hij probeerde om te keeren, en de zwerm vogels wilde volgen, verloor hij zijn stuur en was bijna gevallen. Maar opeens deed zijn staartje wonderen. Deze strekte zich uit, en bleek toen precies even groot te zijn, als de staart van den fazant. En tevens ontdekte hij, dat zoo'n staart dezelfde dienst doet als het roer van een schip. Even later had hij de vo- gelschaar ingehaald, doch deze waren heelemaal niet verbaasd te zien dat een olifant kan vliegen. Het eenigste, waar zij zich over verbaasden was, dat niet alle dieren vlogen. Eduard begaf zich nu naar den leider van de zwerm, en vroeg hem beleefd: „Ach meneer, zoudt U mij niet willen vertellen, waar we heengaan?" De leider groette hem en antwoordde: „Wij gaan nu naar onze buitenverblijven in koudere streken. Gedurende het koude weer gaan we naar warme landen en gedurende het warme weer gaan we naar koude landen. Eduard trompetterde voorzichtig met zijn slurf en zei: „Dat is geweldig, dat ga ik ook doen". „Dan kun je beter terug naar huis gaan en de rest van je familie mee vragen, want zonder hen, zal je je veel te een zaam voelen. Wij vogels reizen ook altijd in groote troepen. Met één beweging met zijn staart draai de Eduard zich om. en vloog naar huis, om de anderen te halen. Toen ifj naar be neden kwam zeilen, zag hij dat alle die ren van de jungle bij het groote meer op hem stonden te wachten. En daardoor maakte hij een fout: hij vergat met zijn ooren te klapwieken en viel toen hals overkop op zijn rug in het water, terwijl zijn vier pooten in den lucht staken. Toen tl r *3>e bedoeling is nu, dat je slechts twee knoopjes van hun plaats mag halen en c*ie zoo verleggen, dat er drie rijen knoo- ontstaan, ieder van vier knoopen. HET MAKEN V LL.\ V AJJljl. GxWACHINE N eem een stuk goud of zilverpapier en teeken aan den achterkant deze vliegma chine. Alles wat zwart is op de teekening wordt goud en alles wat wit is, wordt uit geknipt. Als je verschillende van deze vliegmachines hebt uitgeknipt is het aardig om ze op een perkamenten-lampekapje te plakken. Ais het licht dan brandt, steken de vliegmachines er aardig tegen af. EEN LANGEN TIJD. v Geschiedenisleeraar: Zoo Jan, ik ben blij, dat je weer beter bent, je zult wel een massa lessen moeten inhalen. Hoe lang ben je weg geweest? Jan: „Vanaf Willem de Veroveraar, me neer." VISSCHEN VERDEELEN. v - ontdekte hij iets buitengewoons. Hij kon n.l. ondersteboven vliegen. Hij kwam uil het water te voorschijn en vloog over het meer heen, maar toen hij de angstige en verbaasde gezichten der andere dieren zag, schoot hij zoo vreeselijk in den lach, dat hij weer vergat zijn ooren uit te slaan en opnieuw in het water terecht kwam en koppetje onder dook. Toen hij weer aan de oppervlakte kwam schudde hij zich om het water uit zijn oogen te verwijderen en probeerde ze daarna voor zichtig te openen. Stel je echter zijn ver bazing voor, toen hij zichzelf tegen den boom vond staan, terwijl er in den heelen omtrek geen druppel water te zien was. Verschillende olifanten stonden er ora hem heen; ook drie kleine beertjes, een aap, een paar jonge giraffen, een pas ge boren leeuwtje en vlak naast hem zijn broertje Hippo. Met zijn olifantachtige glimlach duwde Hippo zijn slurf in de zijde van Eduard, vragende: „Zeg, wat heb jij gedroomd? Je trok zulke grappige snuiten! Het moet bepaald iets leuks ge weest zijn". Eduard klapwiekte met zijn groote ooren, zoo wijd hij kon en trachtte ze als vleugels te gebruiken, maar er gebeurde niets. Hij draaide zich om, om zijn staart te bekijken, doch deze was zoo klein dat hij hem bijna niet kon vinden. „Ach, als ik het jullie vertel, zoyden jullie het toch niet begrijpen! Zullen we wat, gaan spe len? We zullen vliegmachientje gaan spe len. Al de jonge dieren in de jungle wil den mee doen, flapperden met hun ooren, namen hooge sprongen, probeerden met hun staart te sturen, maar wat ze ook de den, steeds kwamen ze weer op hun poot jes terecht, en geen van allen kon zich in den lucht verheffen. Toen ze eindelijk doodmoe stonden uit te rusten, kwam de moeder van de twee kangeroes, die ook mee hadden gedaan, aanhippen en vroeg wat ze toch wel uitvoerden. Nadat zij ver nomen had, dat zij geprobeerd hadden te vliegen, schudde zij haar wijze kop: „Ach", zei Eduard onder het wegwandelen, „vo gels zijn vogels en kangeroes zijn kange roes!" Daarna lacht hij en vervolgde in zichzelf: „maar.... olifanten zijn olifan ten en geen enkel ander dier heeft een slurf zooals wij. Hoera dus voor de olifan ten!" -a»*. Zien jullie kans deze veertien visschen met drie rechte lijnen zoo te verdeel en, dat er zeven hokjes ontstaan waarin ieder twee visschen zitten? Het is heelemaal niet moeilijk ho<?r, proper het maar eens. Oplossing: Rebus der vorige week. Oplossing: Het rangeeren van den trein. In het diagram op de teekening gaat de witte trein van A naar D en de zwarte trein van D naar A. Het best is dat je de waggons van de zwarte trein nummert. De zwarte trein, zooals hier te zien is, zal steeds intact blijven en dus steeds bestaan uit een locomotief en zestien waggons. De witt trein wordt verdeeld in drie deelen, de locomotief en zeven waggons, een stuk van acht waggons en een stuk van een waggon. De treinen staan dus zooals de teekening laat zien, bij het begin, de eer ste bewerking is dus het afkoppelen van de drie stukken van de witte trein. De zwarte trein duwt nu negen van de witte wagens in de richting van A, terwijl de rest van de witte trein naar D rijdt. Nu rijdt de zwarte trein terug, na dat eerst de acht witte waggons er aan gekoppeld waren en laat deze acht witte waggons in de kromme lijn staan. Dan gaat de zwarte trein de laatste overgebleven witte wag gon halen, gaat terug en duwt nu de acht witte waggons voorbij de kromming de rechte rails naar D op, daarop gaat de zwarte trein, na de witte op de kromming te hebben achtergelaten, weer langs de »echte rails in de richting van A. De witte trein komt nu terugrijden, koppelt eerst de acht waggons aan en rijdt dan verder achteruit tot zij de laatste witte waggon heeft bereikt en aangekoppeld. In zes maal rangeeren waren de treinen elkaar dus gfi&asseerd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1933 | | pagina 7