DE MUIZENFAMILIE GAAT NAAR DE STAD. Michiel Langstaart en zijn vrouw Gijsje woonden den zomer met hun kinderen op het roggeveld en hadden het daar goed. Overvloedig was er te eten en niets smaak te zoo heerlijk als de rijpe rogge zoo van de aar. Maar na den zomer komt nu een maal de herfst, die soms heel gure dagen en nachten kan hebben, maar daarna als de winter een pak sneeuw over het veld legt, is er voor de muizenkinderen niet meer te eten. Zoodra de rogge gemaaid was en de heele oogst binnengehaald, ging cok de familie bepakt en gezakt naar de stad terug, waar zij met een heele muizen kolonie hun holen bewoonden in de wallen van de grachten. Overdag sliepen ze allen, maar des nachts slopen ze voorzichtig naar de groote graanopslagplaatsen, van de sol daten, die daar vlak bij lagen en deden zich te goed aan al de heerlijkheden, die daar lagen. En als ze allen waren verzadigd, vertelde zy elkaar hun avonturen. Maar een van hen had het grootste avontuur be- het paleis. Het zou te veel plaatsruim te innemen om al de avonturen, die Lang staart ondervond, op te schrijven, maar iederen dag schreef hij 'n paar woorden in zijn zakboek, dat zijn vrouw hem had ge geven. Maar al vorderde hij langzaam, ten slotte kwam hij toch in het paleis aan en toen hij in een kamer wilde gaan, zag hij plots den koning en koningin daar zitten! De koning las 'n courant en 'n ander stuk van de courant lag op den grond. Lang staart was zoo blij, dat hij den koning zag, dat hij, in plaats van voorzichtig te glu ren, een hooge luchtsprong maakte. Daar door stortte hij tegen den courant op den grond. De koningin, die toevallig voor zich zich hierover bezorgd en ging naar haar moeder en vroeg om raad. „Ik geloof, sprak moeder, dat de kleine vogel verlan gen heeft naar de vrije natuur en het bosch, waar hij wil rondvliegen en wed strijd houden met zijn vriendjes". Erg verdrietig trok Anneke zich in haar ka mertje terug, en dacht bij zich zelf: „Ik wil liever niet scheiden van mijn vogeltje", maar het beestje werd zoo treurig en stil, dat het kind besloot het kooitje te openen en het diertje er uit liet vliegen. Heel lang volgde zij het met de oogen, terwijl tranen over haar wangen liepen, maar innerlijk verheugde zij zich toch, dat de kleine vo gel ook eens met zijn broertjes, zusjes en uit had zitten kijken, zag de muis opeens vriendjes vroolijk rond kon vliegen. Daar- en slaakte een gil, en riep: „Hoe kan hier 'n muis zijn, o huh! jaag hem gauw weg". De koning belde en zeide tegen den die naar, dat hij de kat binnen moest brengen. Toen Langstaart dit hoorde, maakte hij rechtsomkeer en verdween even vlug als nij was gekomen. Hij liep nu een andere kamer in en zag, dat hij in de kamer was, waar de gouden kroon en scepten lagen. leefd. Hij vertelde het bijna iederen nacht, hoe hij eens in het paleis van den koning en koningin was geslopen, hen daar had gezien en ook, dat hij den pachtigen kroon van de koningin en de scepter van de ko ning op zijn gemak had kunnen bewonde ren. En iederen avond nadat hij dit had verteld, kwam de begeerte bij Michiel Langstaart op om ook deze fraaie dingen met eigen oogen te aanschouwen, totdat hij het ep zekeren nacht 'ns tegen zijn vriend rei. Zijn vrouw zeide, dat hij hoogmoedig was, maar dagen en nachten achtereen deed hij niets anders dan over den koning en zijn kroon praten. Alles, wat hij zeide, schreef zijn vrouw in haar dagboek om het later nog eens te kunnen overlezen als hij naar het paleis was vertrokken, want zij wist van te voren, dat hij toch niet terug te houden was. En tenslotte zei hij dan ook, dat hij den volgenden morgen den weg ging zoeken, die zijn vriend hen niet meer kon wijzen, omdat hij hem was ver geten, zooals hij tenminste zei. Grijsje maakte de reistasch voor haar man in or de, pakte heerlijke broodjes in, want dan hoefde hij onderweg geen honger te lijden E« deed hem tenslotte uitgeleide tot aan de holopening. Daar ging Langstaart de wijde wereld in op zoek naar goud en den koning, en toen hij uit het gezicht verdwe nen was, schreef Grijsje in haar dagboek: „Mijn man is vandaag op weg gegaan naar Maar één dag miste hij hier en dat was iets om te smullen. Want hij had onder weg al het eten opgegeten, en was nu zóó hongerig, dat hij 't haast niet uithouden kon. Wat had hij een reuzetrek! En hij snuffelde overal, maar niets was er voor z'n maag te vinden. Hij nam eijn opschrijf boekje en schreef: „Hoewel ik nog niet de helft van het paleis heb gezien, heb ik zoo'n honger, dat ik maar weer ga". Maar hij kon nergens een gaatje vinden. Einde lijk zag hij een raam op 'n kier staan. Hij klom tegen het kozijn op, waagde een sprong en kwam gelukkig goed terecht. Zoo gauw hij kon ging Langstaart weer naar huis, maar eerst zocht hij nog iets te eten, want anders was hij niet heelhuids thuisgekomen. Zijn vrouwtje stond naar hem uit te zien en was zóó blij, dat haar man weer terug v/as, dat zij hem gauw een kruimeltje kaas gaf en toen eerst in haar boek schreef: „Mijn man is gelukkig on gedeerd terug gekomen!...." Dien nacht was het feest in de graanschuur en nadat Langstaart zijn wederwaardigheden had verteld, zende hij tegen zijn vrienden, dat hij toch nooit meer naar het paleis ging, omdat men in een eenvoudige omgeving nog iets om zijn maag te vullen had, maar dat er in het heele paleis wel goud en dia manten, maar geen voedsel was te vinden'. Zoo genas Langstaart van zijn hoog moed! bij was Anneke 'n beetje trots, dat zij hem had geholpen zoo gezond en krachtig te worden. Langen tijd zag Anneke niets meer van haar kleinen zanger, tot op een morgen, toen zij nog in haar bed lag, hoorde zij aan haar venster een vogel heel mooi zin gen. Zij gleed haar bedje uit en herkende dadelijk haar kleinen vriend, die, toen zij aan venster venster kwam, op haar schou ders vloog en zonder einde spilpte. Ach, zooveel had hij gezien en gehoord, dat moest hij toch allemaal vertellen! Jammer genoeg, dat het kind het niet verstond. Wat was ze gelukkig, den geheelen dag sprong zij in het rond en bracht haar klei nen vriend de lekkerste beetjes. Van nu af aan, vloog de kleine vogel steeds eenige dagen weg, kwam evenwel steeds weer terug en zoo ging de zomer voorbij. De dagen werden korter en de nachten kouder, maar de vogel staakte zijn bezoe ken niet. Anneke overlegde met haar moe der, wat het vogeltje dan wel had te zoe ken, dat hij telkens wegvloog het bosch in, maar beiden wisten geen verklaring. Op een dag, toen het weer erg slecht was en Anneke niet in den tuin kon spelen, zat zij voor haar venstertje. Plots zat haar kleine beschermeling op het kozijn en vroeg binnen te mogen komen, maar dit keer kwam hij niet alleen. Vijf jonge dier tjes kropen tegen hem aan en en dribbel den lustig rond. Toen Anneke het raam openmaakte, verschrikten de jonge dieren en vlogen de boomen in. Opgewonden liep het kind naar beneden en riep: Moes, moes, luister toch eens. Mijn vogeltje is terug en weet u, zijn kinderen heeft hij meege bracht, maar zij zijn te bang, zij willen niet naar binnen. „Ja kind, dan moet je het venster open laten en uit de kamer gaan, misschien wennen ze dan vanzelf". Toen ging Anneke ieder oogenblik heel zacht aan haar deurtje staan luisteren en keek door 'n kiertje of de vogels er nog niet waren. Endelijk tegen den avond ging zij met haar moeder in de kamer en heusch, daar zat de geheele familie in de kooi! De vader, de moeder en vijf kleintjes. Vlug maakt Anneke het deurtje dicht en gaf hen voeder en frisch water. Vader was ook gewaarschuwd en toen hij den volgenden dag thuiskwam, bracht hij 'n heel groote mooie koperen kooi mee. Deze werd op een zonnige plaats gezet in de serre en dadelijk daarop vond de verhuizing plaats. Den geheelen winter is de vogelfamilie in deze mooie woning gebleven en door Anneke vreeselijk verwend. Toen het voor jaar in het land was, en de kleine dieren groote vogels waren geworden, liet het meisje hen weer door het open raam uit vliegen en zij haasten zich om een nestje te gaan bouwen in de buurt van Anneke's huis. Lang keken vader, moeder en An neke, ja zelfs Peter, de kat, het vroolijk troepje na! De vogelvader bleef Anneke trouw door geregeld zijn bezoeken af te leggen aan Anneke's venster. DE BANKIER Al weken van te voren had oom Frits geschreven, dat hij een paar dagen zou ko men logeeren. Fred, die Frederik heette en oom Frits, die ook Frederik heette, waren altijd de beste maatjes geweest, en oom Frits zei: Dat komt, omdat wij denzelfden naam hebb°n! Al werden ze dan ook an ders genoemd. Eindelijk was oom Frits toch gekomen en had 's avonds de mooiste avonturen aan den jongen verteld. Zelfs was hy Fred en Wim des middags uit school komen halen en had toen gebakjes met hen gekocht. Jonge, jonge, wat had die oom Frits een hoop geld, als je alleen maar zag, dat hij met een heele rijksdaalder be taalde! Fred kon er 's avonds dan ook niets aan doen dat hij vroeg: „Oom, bent u mil- lionnair? Vader, moeder en oom schoten in een lach en oom moest eerlijk beken nen, dat hij zoo ver nog niet was. Hij voel de eens in z'n zak naar kleingoed. Allerlei fantasië van vliegende kwartjes vervulden Fred en je kunt begrijpen, hoe sprakeloos deze was, toen oom hem een heele gulden cadeau deed! DOOD EENVOUDIG. Mevrouw: Ik breng U de klok terug, die ik hier laatst heb gekocht, want hij loopt heelemaal niet goed. Bediende: Dat begrijp ik niet, Mevrouw, hier in den winkel liep hij prachtig, want als de kleine wijzer op vier stond, en de klok sloeg twaalf, dan was het precies kwart over negen. DE AVONTUREN VAN RICHARD De zeereis duurde lang en Richard ver veeld zich een beetje; als hij niet zeeziek was tenminste, want och, wat was hij vaak zeeziek en wat voelde hij zich dan ellen dig! Er was ook een ezel aan boord, en op een keer liep Grauw bijna tegen de flesch karnemelk, die Richard altijd naast zich had staan en het scheelde maar weinig, of de flesch was in gruzelementen geweest. Richard werd woedend en vloog op den ezel af, die van schrik een plank op liep, waarvan het eene eind over de railing uit stak. De tijger was juist van plan hem te ANNEKE'S VOGELFAMILIE Op een heerlijken voorjaarsdag zat An neke op het teras en maakte haar school werk. Peter, de kat, lag naast haar en spinde vergenoegd in het zonnetje. Plotse ling viel uit een der boomen, welke dicht aan het terras stonden, een jong vogeltje. Direct kwam de moeder aangevlogen en fladderde verschrikt er omheen. Peter, de kat, volgde met belangstelling wat er ge schiedde, sloop langzaam naderbij om het beetje met één sprong te grijpenGe lukkig zag Anneke bijtijds haar kleinen roover en n hem 'n kussen op den kop om zijn s te verhinderen. Vlug liep ze naar he; ';e, nam het behoedzaam op en zette k op tafel. Toen zag zij, dat het bij den val een vleugel had gebroken. „Arm klein diei ;e", zei ze vol medelijden. JUc zal le weer genezen". Vae* oms rii naar haar moeder en vroeg om een kooitje en 'n beetje vogelzaad. Maar daarvoor was het vogeltje nog veel te jong. „Je doet 't best wat brood in melk te weeken en het zoo te voederen". Wat was Anneke blij met haar hulpbehoeftige! Zij verzorgde het vogeltje iederen dag en had voor hem een warm nestje gemaakt en pastte goed op, dat de kat geen angst kon aanjagen. Zoo gingen een paar weken voorbij. Intus- schen was het vogeltje goed gegroeid en vriendschap met Anneke had het dier reeds lang gseloten. Zijn vleugeltje was weer genezen en het huppelde nu vroolijk in het kooitje rond. Zelfs kwam het van tijd tot tijd in de kamer. Zoodra Anneke in de kamer kwam zong het lustig en bedank te haar voor haar goeden daad. Toen het zomer was geworden zat de kleine zanger treurig op zijn stokje en wil- kpplcHMMl aip* eten. Anneke maekte IETS OVER CIJFERS De Romeinen, die het meest mot de vol keren van vreemde landen in aanraking kwamen, hadden ook het eerst cijfers mco- dig. Nu was het voor hen heel moeilijk »m getallen in cijfers uit te drukken. Het meest voor de hand liggend was het gebruik van de vingers. Zij telden op de vingers en deelden zoo mede, hoeveel van dit of dat zij bedoelden. Vijf was een zeer verbreid begrip en omdat iedere hand vijf vingers heeft, teek enden zij het cijfer 5 in den vorm van een uitgespreide hand, n.l. V. Wilden zij nu aangeven, dat zij niet 5, maar 4 stuks van iets hadden gekocht, dan teeke nen zij die V en zette daar een I voor, die 4 werd dus IV, 1, 2 en 3 konden wel zoo met stokjes worden aangeduid en 4 en 5 dus op de omschreven manier. Het was nu ook niet meer moeilijk grootere hoeveel heden aan te duiden. Men zette er dan een voudig I of II of III achter; men duidde dus 6, 7 en 8 als volgt aan: VI, VII en VIII. Twee handen, samen met 10 vingers wer den aangeduid als X; dus 2 uitespreide handen aan elkaar geschreven; 9 gaf men weer door X met een ervoor, dus IX. 30 door XXX. 50 werd een L en 40 en X vóór de L, dus XL. 100 door C, 90 door XC. Het was een vrij primitieve manier, doch men was al gauw in staat de grootste getallen op deze wijze aan te duiden. Men schreef, net als wij, eerst de grootste cijfers, die de grootste waarde vertegenwoordigen, daar na de honderd-tallen, de tientallen en dan de eenheden. 179 werd b.v. CLXXIX. Toch was die manier wel omslachtiger dan wij het tegenwoordig doen. Vind je niet? Een goochelkunstje. 2x2 4. Mis! Neem een stuk papier. Scheurt dit in tweeën. Dat is dus 1x2. Neem een der beide stukken en scheur dit weer in tweeën. Dat is dus 2x2= (samen geteld) 3! Toon dit nu aan je vriendjes. Het heeft geen beenen en kan toch gaan Het heeft geen voeten en kan toch staan Het heeft geen handen en kan toch slaan Wie niet te dom is, die kan het raden. Oplossing: de Pendule. verslinden, toen hij aan de belofte aan ko ning Zozo dacht. Hij zei tegen Grauw, die zich in een hachelijke positie bevond en bijna in zee viel: „Voor deze keer zal ik je toch maar die stommiteit vergeven, maar wees voorzichtiger en kijk waar je loopt! Ik zal je 'n voorstel doen. Ik ga naar Nederland, waar 'n schat ligt begra ven. Ik heb 'n knecht noodig, die gelijk m'n secretaris is. Wil jij dat zijn?" De ezel blij, dat hij er goed was afgekomen, nam dit aanbod aan en dankte Richard met een uitbundig: I-a! Sterrenpuzzle. Oplossing. EEN SPELLETJE VOOR EEN VRIJ UURTJE! Te spelen door twee of meer kinderen. Neem een stuk papier, deel het met streepjes in drieën. In het eerste vakje komen 5 jongens- of meisjesnamen. In het tweede vakje komen 5 namen van landen of steden. In het derde vakje komen 5 dier en-na men. Deze woorden moeten allen met dezelf de letter beginnen. Wie het eerst daarmede klaar is xegt „stop". Dan worden alle papiertjes met elkaar vergeleken; dubbele namen worden weg gesleept en wie de meeste overhout. heeft het gewonnen. Een voorbeelL we nemen de letter E. Erik Edam Ezel Eduard Engeland Eekhoorn Erika Essen Eend Else Elberfeld Everzwijn Eddy Enschede Ekster

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1934 | | pagina 8