Kicttwsblad
Ho. 5439 Vrijdag 1 Juoi
De Grootmoeder.
Ook voor IJ
Ja, natuurlijk,
M. NORT
Voor den Boerenstand
IJzerbBQdel
WILLEM IE BRUIN te GORINCHEM,
het vertrouwd aangewezen adres.
TWEEDE BLAD
FIRMA L J. VEERMAN
mijn BRIL is van
GORINCHEM, Zusterhuis 6.
mm Gediplomeerd Opticien.
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Uit het dagelyksch leven.
FEUILLETON.
BEHOORENDE BIJ HET
PIJN IN DE GEWRICHTEN.
Gewrichtspijnen worden veroor
zaakt door urinezuur dat zich heeft
kunnen afzetten in de gewrichten ten
gevolge van onvoldoende zuivering
van het bloed door verzwakte wer
king der daarvoor zorg dragende or
ganen. Verkeeren deze organen in
gezonden toestand, dan wordt het
urinezuur geregeld met de urine uit
het lichaam afgevoerd. Zijn zij ver
zwakt, dan raakt het bloed bverza-
digd ermede, het urinezuur kristalli
seert en zet zich af in de spieren,
gewrichten enz. De scherpe kanten
der kristallen veroorzaken de ondra
gelijke pijnen, waaraan rheumatiek-
patiënten lijden.
Meer dan ooit is het in zulke ge
vallen noodzakelijk de oorzaak van
het kwaad weg te nemen. Tijdelijke
verlichting mag aangenaam zijn,
doch de pijn herhaalt zich daarna
slechts erger. Door echter de afvoer-
organen tot gezonde werking te bren
gen, wordt het urinezuur ook gere
geld afgevoerd, en hiervoor kunt gij
niets beters gebruiken dan het mid
del dat reeds jarenlang zijn deug
delijkheid bewezen heeft en waarvan
duizenden verklaarden, dat het hun
uitstekend geholpen heeft: Foster's
Rugpijn Nieren Pillen. Deze werken
uitsluitend op de bovengenoemde or
ganen, zij doen slechts één ding, doch
doen dit dan ook uitermate goed.
Neem nog heden een proef en ook
gij zult overtuigd worden van de uit
stekende hoedanigheden van dit pro
baat middel,
ten k f i.-,
f 1,75 en
f 3.— per
doos, om
zetbelas
ting inbe-
grepen. J
Let vooral op den juisten naam.
NOOD DER TIJDEN.
Al spreekt ge één of al spreekt
ge honderdi menschen: het vluchtige
gesprek komt na de opmerkingen over
het weer vani „vandaag, van gisteren,
van verleden jaar om 'dezen tijd" steeds
hierop uit: de nood der tijden.
De een weet het pakkender te zeg
gen dan de ander, meewariger eni meer
indrukwekkend. Maar op aller lippen
ligt dit thema bestorven: de nood der
tijden. Het praten daarover is een ge
woonte geworden, zooals het banale
weerpraatje eveneens een erbarmelijke
gewoonte is. Dei een steekt de ander
aan, men licht elkander voor, men
praat met elkaar mee.
Misschien zijn er menschen die uit
fijngevoeligheid of wellevendheid mee
stemmen in het onderwerp, door ande
ren aangevoerd. Zij stellen het zelf,
niettegenstaande „de nood der tijden,"
nog tamelijk goed; doch om hiermee
niet pralerig te zijn en hun evenmensch
niet te hinderen door de voorspiegeling
van den. betrekkelijken voorspoed die
zij zelf nog mogen genieten, trekken
ook zij een bedenkelijk gezicht en pre
velen: „slechte tijden."
Daar zijn er die 'het met een bru
tale allure steeds en bij voorkeur heb
ben over hun armelijke omstandighe
den.
Dezulken komen niets te-kort! Kla
gers geen nood! Zij \veten hoe ze
het aan moeten leggen om een ander
te misleiden; hun eergevoel is zóó ver
afgestompt, dat ze het vragen en krij
gen verkieselijker vinden dan eiger»
inspanning en arbeid.
Waar gebrek en ware ellende moet
men zelf ontdekken: zij heerscht mees
tal daar, waar deemoedig geleden
wordt en geduldig wordt gezwoegd om
zich zelf te kunnen redden.
Zulke menschen kunnen inderdaad
arm zijn, maar zij zwijgen en verdu
ren; niets is zoo vernederend voor
hen dan de hand uit te steken tot
materieele hulp.
Eerder vouwen zij eerbiedig hun
doorwerkte handen en vragen God om
uitkomst. Die altijd komen zal; God
immers kiest; ook zijn engelen onder
de menschen
HARRY POLL.
(Buiten verantwoording der Red.l.
UiGPUN
UlEREU
Geachte Redactie,
Naar aanleiding van een ingezonden
politieke mededeeling van Jan Braban
der 'in d;e Protest. Noordbr. van 18
Mei 'j.I. zoud U mij genoegen, doen
eenige plaatsruimte te willen afstaan,
waarvoor 'ik U tevens dank. Ik heb
me eerst gewend tot de Redactie \an
S het blad, waarin, d:e mededeeling is
opgenomen, doch deze kon mij niet
de ruimte verleenen, die ik meende
noodig te hebben, om Jan Brabander
te antwoorden,, vandaar mijn beroep
op uwe medewerking.
Ik 'wil beginnen, met onmiddellijk
toe t:e geven, dat het al- of niet-
kelderen van den gulden een buiten
de 'aan-de-orde zijnde kwestie was in
den raad van Eethen; het was echter
een 'opmerking in verband met het
voorstel :van Ged. Staten aan de Re
geering. Het stuk maakt overigens op
mij leen zeer poveren Indruk, want
het getuigt slechts van een niet-op-de
hoogte zijn over de verschillende mee-
68.
En van zoo'n man moet ik het
geluk wachten, het kind mijner arme
Gabrielle terug te vinden! Mijn God,
ik beef er van!
Neen, neen, oude vriendin, beef
niet; God is met u en de Voorzienig
heid waakt over het kind, dat wij
zoeken.
Zie, mevrouw de markiezin, al de
mede deel in gen, die vrouw Darasse ons
zooeven deed, bevestigen hetgeen ik
zeide: Darasse stond'in den weg; daar
om heeft men hem laten verdwijnen.
Hij is vermoord geworden te Parijs
of in de omstreken en men heeft u
doen getooven, dat hij te Hamburg in
het hospitaal! is overleden. Meer dan
ooit ben ik overtuigd, dat die Duit-
sche brief te Parijs geschreven is; en
door wien? door Paolo.
Laat ons op onze hoede zijn; wij
moeten dien booswicht afwachten.
Ja, mijn vriend, maar wat moet ik
in dien tüsschentijd doen?
Niets.
Moet ik dien brief niet naar het
politiebureau brengen?
Neen, dat zeker niet! De politie
mag niets weten, niets. Men moet dien
Paolo niet in zijn rust storen, laat
is DRUKKERIJ VEERMAN
te HEUSDEN,
het aangewezen adres voor
DRUK- EN BINDWERK
g| DRUKKERIJ - BINDERIJ
Telef. 19 HEUSDEN
hem vrij handelen. Laat hem maar
komen.
De verdwijning van Darasse en de
brief bewijzen, dat de schelm druk
aan het werk is. Hij kan zijn geheim
niet altijd blijven bewaren, en hij schijnt
er zich van te willen ontlasten. En op
welke voorwaarden? Hij zal het wel
komen zeggen.
Om juffrouw de Mérulle terug te
vinden, behoeft gij niet meer te zoe
ken en hebt gij niets meer te doen.
Wacht maar, mevrouw, wacht maar!
Ik heb u begrepen, mijn goede,
goede vriend; sedert langen tijd héb'
ik mij in geduld geoefend; ik zal
wachten!
Einde van het Eerste Deel.
o
DEEL II.
SLECHTE MENSCHEN.
I.
Op het kasteel de la Pomelière.
Op een afschuwelijk kouden, sneeuw-
achtigen dag in December, kwam mijn
heer de markies de Prémorin, verge
zeld van zijn getrouwen Célestin op
het kasteel de la Pomelière aan.
Hij had zij'n bezoek niet van te
voren aangekondigd en hij werd zoo
weinig verwacht, dat zijn slotbewaarder
een geruimen tijd stom va,n verbazing
ningen in de groote dagbladen over
de gulden-kwestie.
Hieronder laat ik een ingezonden
stuk volgen van een bij uitstek tot
oórdeelen bevoegd persoon, n.l. den
heer A. F. Bronsing, lid der directie
van de St. Mij. „Nederland," reeds
dateerend van 26 Juni 1933 in de Te
legraaf en wiens inzicht wat betreft
Engeland precies uitkomt, daar dit land
momenteel een begrooting heeft tnet
een grootst batig saldo sinds 10 jaar
en kans ziet om de belasting te ver
lagen en zich hersteld beeft als eer
ste exportland.
Ik .laat nu eerst de heer Bronsing
aan het woord:
In uw blad van Zondagmorgen, dus
de Telegraaf van 25 Juni 1933 schrijft
u:
„Slechts weinige verantwoordelijke
Nederlanders zullen het advies van den
heer Deterding willen opvolgen." U
vergist zich; ik ben overtuigd, dat on
telbare verantwoordelijke Nederlanders
het in hoofdzaak met den heer Deter
ding eens zijn. Ik ben een van hen.
Ik laat in het •midden, of men tot een
vermindering van de koopkracht van
den gulden moet komen door vermin
dering van' het goudgehalte Van thet
gouden tientje,, het loslaten van den
gouden standaard of door bet weder
invoeren van zilveren standaardmunten.
Al deze maatregelen hebben 'hun na
deden, maar men zal daartusschen toch
moeten kiezen.
Door de stijging van de goudvvaarde
is de koopkracht van onzen gulden
ten opzichte van goederen gestegen.
Men kan voor een 'gulden veel meer
koopen dan eenige jaren 'geleden. Het
gevolg is, dat ieder, wiens inkomen
onveranderlijk ira guldens is vastge
steld, thans een levensstaat 'kan voeren
boven hetgeen hem indertijd 'was toe
gedacht. Dit geldt voor a le vaste sala
rissen, loonen' en pensioenen, 'in
komens uit; rente, pachten en huren.
Men zou zich daarover slechts kunnen
i
verheugen, ware het niet, 'dat als ge
volg hiervan al degenen, 'die verplich
tingen hebben, .uitgedrukt in guldens,
die huren :en pachten 'hebben op te
bren'gen, een veel grootere waarde in
goederen uitgedrukt moeten betalen
aan rente en aflossing en aan huren,
dan waartoe zij zich verplicht waan
den.
Misschien had! men deze onbillijk
heid nog kunnen aanvaarden en zich
hebben neer te leggen bij de vermo
gens- en inkomenverschuivingen, die
dit meebracht, indien dit een zaak was
van binnenlandsch belang, maar sedert
verschillende groote naties, Engeland
vooraan, de consequenties hiervan 'niet
hebben willen aanvaarden en de prij
zen der stapeiartikelen in goud uit
gedrukt als gevolg daarvan nog meer
en abnormaal vielen, werd de toestand
voor ons volksbestaan kritiek.
De landman, die zijn pacht bij het
aangaan der verbintenis kon voldoen
bijv. met een derde van zijn oogstj
moet nuf 2/3 of zijn geheelen, oogst
aan zijn landheer afstaan. Dit brengt
den landman! tot wanhoop.
De scheepvaart en de export-indus
trie, die loonen betaalden op het we
reldniveau, zagen de mogelijkheid om
op de 'wereldmarkt te concurreeren
eensklaps afgesneden. Een moeilijke
strijd ontbrandde in die bedrijven tus-
schen de werkgevers, die door loons
verlaging de, concurrentiemogelijkheid
wilden herstellen, en de arbeiders, die
dit niet begrepen en 'de verlagingen
en stokstijf bleef staan, toen hij zijn
meester en Célestin herkende.
Het kasteel de l,a Pomelière was
op de helling van een der heuvelen
van de Perche gebouwd, eenige mij
len van Mortagne verwijderd.
Het landgoed, dat behalve het kas
teel en het park, uit een fraaie boer
derij en eenige hektaren boschgrond
bestond, wa,s een gedeelte der erfenis
van de markiezin de Prémorin, dat de
jonge graaf Sosthène de Prémorin bij
zijn meerderajrigheid in zijn bezit kreeg,
en dat Charlotte Letellier hem in eeni
ge jaren had doen verslinden.
In een der bossehen, op den dag
van de jacht, werd graaf Sosthène
door een kogel doodelijk getroffen, en
eenige uren daarna, gaf hij in een ka
mer va,n het k'asteel den geest.
Het goed de la Pomelière, was toen
het laatste overblijfsel van het for
tuin van Sosthène en zelfs belast met
een hypotheek.
Na den dood van den ongelukkigen
jongen man, was het goed door de
schuld ei sch er s verkocht. De markies
had 'het weer opgekocht en zoo dr
schulden van zijn zoon betaald.
Ma,ar sedert die treurige rijden, die
een ongeneselijke wonde in het hart
van den markies had achtergelaten,
hada hij1 nog niet den lust gevoeld,
de plaatsen te bezoeken, die hem nog
aan zijn verdriet herinnerden; en Jac
ques Blaisois, de bewaarder van het
goed, een oud dienaar van de famiilie
de Prémorin, had den markies niet
bovendien niet konden aanvaarden,
omdat wel is waar de eerste levensbe
hoeften belangrijk in prijs waren ge
daald, maar huren, belastingen en afie
diensten van de overheid nog op het
verhoogde goudniveau waren. Vele ar
beidersleiders hebben de noodzakelijk
heid wel ingezien, maar zij verzetten
zich tegen een politiek om door loons
verlaging de loontrekkers als hefboom
te gebruiken, om te komen tot een
verlaging van, alle levenskosten, met
alle leed aan een dergelijke politiek ver
bonden.
Alleen een algeheele 'gelijktijdige
verlaging van huren, loonen in over-
heids- en particuliere diensten en be
drijven zou de concurrentiemogelijkheid
kunnen herstellen,, zonder tot groote
hardheden tegenover individuen aan
leiding te geven.
Terwijl die strijd gestreden werd en
slechts langzaam eenig resultaat werd
bereikt, werden fabrieken stopgezet of
ingekrompen, schepen opgelegd en
greep de werkloosheid' om zich heen,
duizenden arbeidzame Nederlanders in
diepe ellende dompelend. En de bron,
waaruit de vaste lo'ontrekkenden hun
bevoorrechting putten, droogt uit!
Dat is de toestand, dien de verhoo
ging van de koopkracht 'van onzen
gulden heeft meegebracht: eenerzijds
een verhooging van levensstandaard
voor hen, die vaste guildensinkomens
hadden, anderzijds armoede voor den
landman, vertwijfeling voor de werk-
loozen.
Het ,is' de taak 'van de Regeering
om te trachten hierin verandering te
brengen ,en daarvoor zijn slechts twee
koersen aan te geven:
of, er worde bij 'wiet bepaald, dat
alle huren, rente, loonen, salarissen,
pensioenen en in guldens uitgedrukte
verplichtingen gelijktijdig met eer» be«
paald percentage worden verlaagd;
of de gulden worde verkleind, hetzij
door verandering van het goudgehalte
van het gouden tientje volgens de
muntwet, hetzij door het Verlaten van
den gouden standaard.
Tevergeefs hebben wij onder 'de vo
rige Regeering gewacht op 'de dui
delijke uitspraak, welken weg zij wil
de gaan. De Regeering wilde hand-
having van den gulden, maar haar po
litiek was halfslachtig. Aan den ee-
nen kant pogingen om de binnen-
landsche prijzen op ke houden en om
het leed van den landman te ver
zachten door. de pachtwet, maar aan!
den .anderen kant pogingen om het
loonpeil te drukken, dit 'laatste imet
heel weinig resultaat, speciaal ïn de
overheidsbedrijven, en alles met 'op
offering van de scheepvaart en de .ex
port-industrie.
U schrijft: „In grooten getale héb
ben zij,, die bij de jongste verkiezin
gen op dr. Colijn hun stem uitbrachten^
dit gedaan, omdat zij in den tegen-
woordigen minister-president den over
tuigden voorstander van' den gaven
gulden zagen."
Ik geloof, dat u zich ook hierinj
vergist. Duizenden, die niet de anti
revolutionaire beginselen' zijn toeget-
daan, hebben, zooals ik, hun stem uit
gebracht op dr. Colijn, omdat zij ,in
hem zagen den man van de daad.
Indien hij zich bij de aanvaarding
van de leiding van de regeering had
uitgesproken voor behoud van de te
genwoordige goudwaarde van den gul
den, dan hadden) zij verwacht, dat hij
binnen enkele dagen de maatregelen!
had genomen om a'le huren, alle Jooj-
is de
van
teruggezien sinds den dag, waarop hij
hem den dood van zijn zoon was
komen aankondigen.
Gedurende achttien jaar had de ou
de Blaisois tevergeefs gehoopt, dat zijn
oude meester eenigen tijd op la Pome
lière zou komen doorbrengen.
Hij troostte zich zeggende, dat hij
het vertrouwen va,n zijn meester ge
noot, en da(t alles, wat hij deed, werd
goedgekeurd. Elk jaar, met Saint-Mar-
fin, regelde hij de uitgaven met den
intendant van mijnheer de Prémorin,
en het wa,s gedaan.
Men kan de verwondering begrij
pen, ja„ de vreugde van den bewaar
der, toen hij den markies zag aan
komen in den winter, op het oogen-
blik, dat hij hem het minst verwacht
te.
Mijn vriend, zeide de mar
kies tot Blajsois, terwijl hij hem de
hand drukte ik ben blij te zien,
dat gij u verheugt, dat ik kom.
O, mijnheer, daar heb ik al acht
tien jaar op gewacht.
Ik had mijne redenen om niet te
komen; overigens weet ge, dat ik lan
gen tijd buiten Frankrijk heb vertoefd.
En daarenboven is mijn tegenwoordig
heid nooit noodig geweest; ik ken uw
trouw en: weet, dat ik mij geheel en
al op u kan verlaten. Er blijft hier
niets te wenschen over. Dank, Blaisois,
dank, mijn vriend.
O! mijnheer de markies!
Ja, ik moet u mijn tevredenheid
1 betuigen.
Mijnheer de markies, blijft u lang
op het kasteel?
Twee of drie dagen slechts. Mor
gen zullen wij alles bezoeken, en,, in
dien gij mij eenige gebreken hebt a,aa
te wijzen, zullen zij dadelijk verhol
pen worden.
Dank u, mijnheer. Ik zal een ka
mer voor u in gereedheid laten bren
gen.
Ja, Blaisois, de kamer, waar mij
arme zoon gestorven is.
De slotbewaarder boog eerbiedeU
voor zijn meester; vervolgens verwij
derde hij' zich om de bevelen, uit tel
oefenen. j
Mijnheer de Prémorin begon alle ver
trekken te bezoeken, gevolgd door Cé
lestin.
Overal waren teekenen van verwaan-
loozing en verlatenheid' te zien. Daar!
de meester niet was verwacht, lag es
een dikek laag stof op de meuelen; inl
verscheidene kamers viel het behangsel
van de muren. J
De tijd spa.art niets, dacht dei
markies op menschen en op voor
werpen doet hij zijn invloed gevoelen.
Hij liep langzaam, met gebogen
hoofd voort. H
Hij zeide niets tot Célestin en dezei
eerbiedigde de afgetrokkenheid zijns
meesters.
(Wordt vervolgd) J