Hoe Suzie's slordigheid
gestraft werd.
Driftkopje ging haar ieven
beteren
Fido wist niet met poppen om te gaan
Een vervelende vrije middag, die
toch nog leuk eindigde
THEEVISITE
HET GORDELDIER
Een specialist in zijn vak
Suzie had van moeder een lief popje ge-
Kregen. De pop was van heel mooi zeem
leer en had een leuk kopje. De haren van
ie pop waren niet zoo maar van vlas,
maar écht menschenhaar, waarvan een
leuke krullenpruik was vervaardigd. Je
oegrijpt, dat Suzie trotsch was op haar
popje en haar vriendinnen benijdden haar,
want hoeveel jurkjes die kleine Alette,
(dat was haar pop) wel niet had! Onge
loof elijk gewoon. Blauwe met een wit cein
tuurtje, 'n witte voor Zondags, een roode
met eenzelfde kleur mutsje en dan nog 'n
Icorenblauwe mantel met echte bontrand
jes afgezet. Dat laatste kleedingstuk had
(jrootmoe voor Suus gemaakt, toen Suus
jarig was. En hoewel Suus altijd nogal
tlordig op haar speelgoed was, behandelde
zij Alette toch heel voorzichtig. Zoodra zij
met „haar kind" had gespeeld, legde zij
Alette in de kast en zei dan zachtjes:
„Morgen gaan we wandelen" ofwel „Van
avond kom ik je halen en dan gaan we
'.amen naar bed". Nee hoor, Alette had
heusch wel 'n fijn leventje bij Suus en
toonde zich dan ook dankbaar, door haar
jurkjes heel schoon te houden en maar
steeds lief te glimlachen, ook al moest ze
in 't bad, wat ze altijd zoo naar vond. Want
dan boende en wreef Suus haar altijd zoo
hard en dan werd ze zoo nat!
Jammer was het echter, dat Suzie's zui
nigheid op Alette maar van voorbij gaanden
aard was. Op een middag riep moeder haar
aan de trap: „Suus, kom je mee. We gaan
naar tante Mies wandelen!" In een wip
was Suzie beneden. Ze was juist aan het
cpelen op haar kamertje en had Alette van
een nieuwe jurk voorzien. Toen zij moe-
el er's stem hoorde en vernam, dat ze naar
tante Mies ging, gooide zij haar speelgoed
in een hoekje en rende de trap af. Maar
daar heeft Suzie spijt van gehad!
Fido, de kleine hond, die thuisbleef om
op het huis te passen, slenterde door de
kamers en vond 't vervelend, dat niemand
naar hem omkeek. Waarom mocht hij nou
ook niet mee naar tante Mies. Hij vleide
zich op het haardbankje, waar hij anders
niet mocht zitten, omdat dat Suus' plaatsje
was, maar nu had hij het rijk alleen. Na
een poosje, toen hij 'n beetje had gesla
pen, stond hij op, rekte zijn stijve pootjes
eens uit en drentelde de kamer uit. Eigen
lijk was hij 'n beetje boos, dat de familie
zoo lang uit bleef. Hij huppelde de trap
eens op. Misschien was er boven op Suus'
kamertje iets leuks te zien, of, zoo dacht
hij er ondeugend achter, iets stuk te ma
ken!
Met zijn voorpootjes gooide hij de deur
van Suzie's kamertje open. O! wat 'n rom
meltje hier! Dat Suus dat zelf niet had ge
zien. Hij snuffelde eens in de poppenklee-
ren, haalde een paar kousjes uit een doos
je en snoof toen verder in den hoek.
Nee maar, daar lag warempel Alette.
Wat sneu, om die lieverd hier te laten lig
gen. Fido rook aan de pop en likte het
kopje, dat nog steeds glimlachte ondanks
het feit, dat Suus haar zoo achteloos in den
hoek had gegooid. Hè bah! Wat kriebelde
•die krullen van Alette. Wacht, hij zou de
pop wat gaan troosten. Fido nam een
armpje van Alette in zijn bekje en trok de
pop wat verder de kamer in. Niks leuk
zoo'n pop. Je kunt er niet eens mee spe
len. Wacht, ik zal haar leer en spelen, dacht
ren, maar Alette gaf geen teeken van le
ven. Rrrrr! deed Fido kwaad en trok nog
harder aan het arme hoofd van Alette,
toen.... krak! Het lieve kopje was er af
gerukt.... Fido schrok.... en sloop het
kamertje uit.... Nu net doen of niemand
er iets van weet.... Stil! Daar hoorde hij
de sleutel in het sloot. „Heb je je speel
goed boven opgeruimd, Suus?" hoorde
Fido moeder vragen. „Ach nee moeder!
Heelemaai vergeten...." en meteen vloog
Suus de trap op naar haar kamertje. O!
Wat schrok ze.... Alette had geen hoofd
meer! Het hing er bij„Moeder", riep
ze, „kijk 'ns, wat zielig!" „Eigen schuld
Suzie, bestraft moeder. „Dat is het werk
van Fido, maar jij had 't kunnen voorko
men". Suus kon wel huilen, om haar slor
digheid. Moeder had gelijk; 't was haar
eigen schuld. In vijf minuutjes had ze haar
speelgoed in de kast kunnen bergen en
was er niets gebeurd.... „Suzie, wacht
maar even. Ik zal lijm voor je klaar ma
ken", kwam moeder haar te hulp, „dan
kun je het kopje er op lijmen". En even
daarna zette Suus zich aan den arbeid, On
der een stroom van troostende woordjes
tegenover de arme Alette, die nu wel veel
pijn zou hebben, plaatste zij heel voorzich
tig het gelijmde kopje weer op. Ziezoo! nu
moet 't drogen, dacht ze en legde Alette
in de kast
Den volgende morgen, toen Suus ging
kijken, was Alette weer heelemaai beter
en lachte zelfs nog! Fido keek heel ver
drietig, want Suus had 'm al dien tijd niet
willen streelen. Hij liep het kind maar
steeds achterna en bedelde om een aanha
ling. En toen Suzie zag, dat Aletje weer
heelemaai gezond was, was ze niet langer
meer boos op Fido. En de hond was blij,
dat 't zoo goed was afgeloopen en nam zich
voor Suzie's speelgoed nooit meer stuk te
maken
Daar ging de bel! Gelukkig, vier uur.
Vlug werden de mantels aangetrokken en
de hoeden opgezet. Alle kinderen holden
de schooldeur uit, zoo gauw ze bemerkten,
dat de juffrouw naar de klas terugging.
Alleen Mies Vervoor en liep nu nog in den
gang. Ze had haar muts ver'-ven en dacht,
dat een of ander naar kind -~x misschien
achter een schort had vei. pt. Nijdig
rukte zij aan de schorten die an de kap
stokken hingen en kreeg eer. vuurrood
hoofdje van drift. Ze stampvv _Lte op den
grond en deed brutaal tegen de juffrouw,
toen die vroeg, wat zij zocht.
„Dag!" riep Nel haar toe, t( en deze laat
ste nog even naar de klas was teruggegaan
om iets te halen. Mies antwoordde niet.
Ha, eindelijk had ze haar muts. Twee, drie
treden tegelijk nemend hulde ze de trap af.
Wacht maar, eventjes Nel cp haar kop
geven. Ze had best mee k .innen zoeken.
„Zeg eng kind, waarom zocht je niet mee
naar m'n muts".
„O, antwoordde Nel, je zei me niet eens
gedag. Ik dacht, dat je me niet gezien had!"
Boos liep Mies verder alleen naar huis.
Boos ook trok ze hard aan de bel, zoodat
tante Mina, die boven 'n dutje deed, plot
seling wakker schrok. Sloffend hoorde ze
Berta naar de deur komen. Zonder te groe
ten liep Mies naar de huiskamer en was
opnieuw teleurgesteld, toen ze zag, dat
moeder niet thuis was. Betje kwam de
kamer in. „Gus, gus, wat ziet dat kind er
wild uit!" wees ze naar Mies en keek dan
naar tantje Mina, die vriendelijk lachend
Mies trachtte te kalmeeren door te vragen
of ze prettig geleerd had op school.
Door dat „Gus, gus" werd Miesje zoo mo
gelijk nog boozer. Tante Mina schudde
haar hoofd. Hè, wat 'n ellendige boel hier!
zuchtte Mies en haalde de gramofoon voor
den dag, waar ze anders nooit naar omkeek.
En dat, terwijl ze wist dat tante Mina niet
tegen harde muziek konAl gauw borg
ze de gramofoon weer op en liep naar haar
kamertje. O hemeltje, haar handwerkje lag
op den grond. Dat handwerkje moest voor
moeder's verjaardag dienen. Zou ze er nu
nog aan doorgaan? Hè bah, er zat 'n knoop
in de draad. Mies rukte en trok, maar trok
veel te hard en het lieve patroontje, waar
zij aan bezig was, werd totaal er door ver
knoeid. Ze zette zich cp haar bed neer en
huilde van boosheidStil, er kwaim
iemand op de trap.... Klop, klop....
„Ja?" En daarop kwam om Herman binnen.
Die lieve oom Herman, van wien Mies al
tijd veel hield.
Als hij maar niet merkte, dat ze gehuild
had.
„Zoo kleintje", deed oom vaderlijk. „Al
leen hier boven?" Mies lipjes trilden, maar
ze wilde niet huilen.
„Gaan we uit?" vroeg ze schijnbaar on
verschillig.
„Nee dank-je", oordde oom, „ik zou
bang zijn, dat je ./eg weer zoo'n booze
bui zou krijgen.„Maar", liet hij er op
volgen, „ik blijf vanavond bij jullie eten
en dan gaan we allemaal uit, maar zonder
jou! Jij kan plezier maken met je gramo
foon.
„Hè oom!" riep Mies lachend, want oom
meende het toch niet. Ze vloog hem cm den
hals en beloofde nocit meer zoo'n akelige
bui te hebben
We zullen hopen, dat dHftiae Miesje haar
wcord heeft gehouden!
Oef! wat verveelde ze zich allemaal.
Riek zat met haar boek op haar schoot,
maar las niet. Jan zat voor het raam, maar
er liep niemand op straat, naar wien hij
kon kijken. De oudste zus Nel zat te naaien,
maar ze scheen 't vanmiddag niet graag te
doen. Tenminste, anders zong ze er meestal
'n leuk deuntje bij en zongen de anderen
zachtjes mee. Kleine Looeky en Boy zaten
elkaar met hun blokken te bombardeeren,
totdat Boy huilend van Loek wegliep en
verklaarde nooit meer met dat „nare kind"
te zullen spelen. Hè, dacht Nel, waarom
zijn ze vanmiddag eigenlijk zoo vervelend?
Geen wonder! Het was Woensdagmid
dag en op andere vrije dagen gingen de
kinderen bij goed weer in den tuin spelen
of ze gingen 'n lange wandeling maken,
maar nu! De regen viel bij stroomen neer,
dus aan buitenspelen werd niet gedacht.
„Gaan jullie met elkaar een spelletje
doen", opperde Nel.
„Hè, nee, geen zin", hoorde ze Riek lus
teloos zeggen. En de gezichten der andere
kinderen zeiden genoeg om er uit op te ma
ken, dat ze met Riek instemde.
Daar ging de bel. Wie zou dat zijn? O, 't
was Dolf, de buurjongen. Hij opende de
kamerdeur en groette de kinderen.
„Gelukkig", dacht Nel, „nu komt er wat
leven in.
Dolf zag al dadelijk, dat de kinderen zich
verveelden en besloot huisdoktertje te gaan
spelen, net als vorige keer, toen ze zoo'n
pret hadden gehad. Zachtjes ging hij de
kamer uit en kwam met een hoogen hoed
van vader terug. Een wandelstok hield hij
dn de hand, terwijl hij groote handschoenen
droeg. Beleefd klopte hij aan de deur en op
het „Binnen" van Nel, stapte hij naar haar
toe.
„Goeden middag vrouwtje, hoe is 't met
uw kindertjes?" Hierbij maakte hij een
zwierige buiging naar de „kindertjes", die
allen den deftigen dokter uitlachten.
„Och dokter, gaat u eens even naar Jan
kijken. Den heelen middag zit hij al voor
't raam en weet van verveling geen raad.
Ik geloof vast, dat hij er erg aan toe is!"
„Kom eens hier ventje, laat me je pols
'ns voelendeed Dolf gewichtig. „O,
o!" De jongen lijdt aan een erge graad van
verveling! Ik zal 'n recept voor hem schrij
ven" en meteen haalde Dolf een huiswerk-
boekje uit zijn zak en schreef er eenige
krabbelwoordjes oj. „Kijk 'ns Jan, loop hard
naar den apotheker en wacht er op!"
Met z'n allen bekeken ze het „recept", dat
luidde: „Een reep melkchocola voor Jan
voor zijn verveling en voor de anderen,
die er door besmet zijn.... en voor mij!"
Nel had pret en gaf Jan geld om het
„recept" te koopen.
Anneliesje krijgt visite
Van haar nichtje Nel.
Alles moet er netjes uitzien;
Dat begrijp je wel.
Eerst 't serviesje goed gewasschen
Dan een kopje thee gezet.
Nu aan Moe wat koekjes vragen.
En dan popje uit haar bed.
Poppekind wordt nu gewasschet
't Krijgt een mooie jurk aan;
Vluk nu even haartjes kammen,
En..,, daar komt nicht Nel al aan!
Op bijgaande afbeelding zien jullie een
eigenaardig soort dier, dat sommigen onder
jullie misschien wel eens in een dierentuin
hebt gezien. Het is het z.g. gordeldier, ook
wel armadillo genaamd. Het gordeldier is
van boven en tot halverwege het lichaam
met een soort van hoornachtige schilden
bedekt, wat wel eenigszins doet denken aan
den schildpad. Dit schildhuisje bestaat dn
het midden uit heel breede stukken en
daarom heeft dit dier den naam van gor
deldier. Deze huisjes op den rug dienen het
dier hoofdzakelijk ter beschitting, want het
dier kan zich, net als bij den egel, heele-
(Armadillo of Gordeldier.)
maal in elkaar rollen, zoodat alleen het
schild te zien is. Op het plaatje zien jullie,
dat het beest groote, sterke klauwen heeft.
Maar die klauwen gebruikt hij niet om
valsch te zijn of dit dadelijk te verweren,
wanneer een ander dier op hem af zou
komen, maar meer gebruikt hij deze om
den grond uit te graven. Dat doet het gor
deldier verbazend vlug. Hoort hij geritsel
tusschen de struiken en wordt hij achter
volgd door een mensch of dier, dan graaft
hij uit alle macht in de aarde en in minder
dan geen tijd heeft hij een groot gat gegra
ven, waarin hij net zoo lang blijft zitten
totdat het gevaar geweken is.
Het gebit van het gordeldier is lang niet
mooi en sterk. Aan zijn tanden heeft hij
eigenlijk maar heel weinig. Ze zijn stomp
en hoekig en daarom kan het dier zich al
leen maar van geweekt, slap voedsel voor
zien. Dat voedsel bestaat dan ook hoofd
zakelijk uit planten, insecten, wormen en
klein aas. De gordeldieren kunnen ongeveer
een meter lang worden. Zij zijn afkomstig
uit Zuid-Amerika en leven heel eenzaam.
Overdag zijn ze haast nooit te vinden, want
ze schuwen het zonlicht, maar des avonds
tegen het vallen van de duisternis, komen
ze te voorschijn en gaan voedsel zoeken
voor hun avondmaaltijd. Het vleeseh van
de gordeldieren smaakt heel goed en is zelf
heel gewild. Daarom worden de dieren vaak
i zangen, en door de negerstammen van
Zuid-Amerika graag gegeten. Op hun schiLd
wordt het vleeseh gebraden. Vroeger maak
te men ook wel bodems voor muziek-inGlru-
menten van deze schilden. Tegenwoordig
worden er korfjes en mandjes ven vrr.oar-
digd.
DE „SLIMME" VISSCHER.
„Wat 'n reuze visch moet dat zijn; vast
1 v/el 'n walvisch!" L -
Op een boerderij was de motor van de
dorschmachine stuk en niemand daar in
het dorpje zag kans de kapotte machine te
repareeren. De boer liet ten slotte een spe
cialist uit de stad komen. De mecanicien
kwam, bekeek de motor, sloeg met een
hamer ergens een paar maal op en de motor
liep weer prachtig! De boer vroeg, hoeveel
hij hem schuldig was. De mecaniciën zei:
vijftig gulden alstublieft.... De boer was
onthutst en weigerde het bedrag te betaler
omdat hij het veel te hoog vond. Hij wi1
wel eens een specificatie zien. Toen sch
de mecaniciën een nota, welke als
luidde:
Slaan met een hamer 1.
Weten waar te slaan 49.
totaal.50.—