De Cachemir-geit uit het gebergte
Het dier, dat ons de stof voor
kleedingstukken levert
Een grappige boodschappentasch
MILLIE OP ONTDEKKINGSTOCHT.
EEN FRISCH MORGENBAD
kiAaam \mmutiÊk .Sur
- O 4Q' i
rT T >T'
OM TE LACHEN
Voor haar, die van
borduren houdt -
Van Topy Konijn, die niet
in het water durfde -
Hinderlijk
Voor een bezoek
aan de bijen,
Vriendelijk
jullie, en vooral de meisjes, hebt natuur
lijk wel 'ns gehoord van cachemir, de mooie
wollen stof, waarvan vooral sjaals en das
sen worden gemaakt.
En weten jullie ook, waar deze cachemir
vandaan komt? Wel, van de cachemir-geit.
Dit dier leeft voornamelijk in Tibet, dat
gedeelte van Azië, aan welks grenzen de
enorm hooge Himalaya-gebergten zich ver
heffen. Cachemir is een gewest van Argha-
nistan; deze streek is rijk aan vruchtbaren
grond en bezit altijd een heerlijk klimaat.
Het is het schoonste dal in de gebergten
en de geitjes gevoelen zich hier het best
thuis.
De Cachemir-geiten van Tibet en de gei
ten, die in de zuidelijker gelegen streken
leven, leveren wel een verschillend soort
wol, maar de geiten zijn toch van hetzelfde
ras en vertoonen een groo-
te overeenkomst met el-
kaar, zoodat iemand, die
de dieren voor het eerst
ziet, geen onderscheid zou
kunnen maken.
De cachemir-geiten zijn
ongeveer een meter lang
en een halve meter hoog.
De hoorns zijn breed en
naart achteren gebogen,
terwijl het uiteinde naar
buiten wijst.
Het haar van deze die>
ren is heel lang, glad, fijn,
glanzend als zijde en naar
beneden hangend, terwijl
zich daaronder een nog fij
ner en zachter wolhaar
bevindt, dat wit en teer is
en waar andere wol van
wordt gemaakt. Men heeft
fijne cachemir en grove.
De fijne wordt vervaardigd uit de onder
ste huidharen der beesten.
De kleur van deze geiten is gewoonlijk
aan den hals en kop zwart, en verder ge
heel wit. De cachemir-geit houdt niet van
al te warme luchtstreken en hoe hooger
de plaats is, waar zij een geschikte weide
vindt, des te fijner is haar wol en des te
beter is haar gezondheid. In vroeger jaren
heeft men wel eens getracht de geiten over
te brengen naar Bengalen, maar de dieren
geraakten al gauw hun mooie wol kwijt
en een ernstige huidziekte tastte het mooie
vel aan.
Toen kwam men op het denkbeeld deze
nuttige dieren naar Engeland, Zwitserland
en Frankrijk over te brengen. Het trans
port moest gaan over koude landen, want
zoo gauw de geiten in de heetere luchtstre
ken kwamen, werden zij ziek en stierven.
De vervoering ging dus lang niet gemakke
lijk, maar eindelijk kwam men toch op de
plaats van bestemming aan. Bijzonder in
de Pyreneën, het gebergte tusschen Frank
rijk en Zwitserland, gewenden de geiten
wel en bleven gelukkig gezond.
De melk van de cachemir-geit is heel ge
zond, nog gezonder dan gewone geitenmelk.
Het vleesch der dieren is heel goed eet
baar en alles aan het dier, zooals de huid,
de hoorns en de hoeve, kan men tegen
woordig van hen gebruiken.
Op de vervaardiging van de sjaals legt
men zich hoofdzakelijk toe in die land
streek, waarnaar de geiten genoemd zijn,
dus Cachemira. De inwoners koopen de
wol van de fokkers op en de fabrieken le
veren de fijnste kwaliteit cachemir-sjaals,
welke over de geheele wereld worden ver
zonden. De wol wordt eerst goed gewas-
schen en geprepareerd; ze wordt door
kammen en borstels uit elkaar gehaald en
uitgetrokken.
Vroeger geschiedde het spinnen van de
wol nog met ouderwetsche spinnenwielen;
tegenwoordig zijn de machines ook hiertoe
Bijgaand plaatje
geeft jullie meisjes
een leuk voorbeeld
tot het bewerken
van een grof-linnen
boodschappentasch.
Zoo'n gemakkelijke
tasch, waarin je van
alles kunt verbergen,
aebben jullie natuur
lijk ook thuis. Ver
ras nu je moeder
eens en borduur er
iets leuks op. Maar
niet knoeien, anders
is èn je handwerk èn
de tasch naar de
maan!
Je begint met
het midden van
de tasch te bereke
nen. We nemen een
Hollandsch boertje
als voorbeeld. Het
in staat en dit spaart natuurlijk aanmerke
lijk veel tijd en geld uit. Want moest men
in vroeger jaren vier arbeiders hebben om
een hoeveelheid wol te vervaardigen door
middel van spinnenwielen, thans doet een
eenvoudige machine dit werk voor vier
mannen.
Het verven van de wol geschiedt vóór
dat de wol gesponnen wordt. De bloemen
en allerlei figuren, welke men op de sjaal
en dassen ziet, als men ze in den winkel
koopt, worden er op gemaakt volgens be
paalde patronen en op de manier, zooals
een tapijt met de hand wordt vervaardigd:
n.l. aan den verkeerden kant, zoodat het
patroon er heelemaal ingeweven wordt. In
het Oosten worden de sjaals nog wel op
minder vlotte wijze gemaakt, n.l. door mid
del Van spanramen. Jullie hebt misschien
wel eens gezien hoe moeder borduurde met
een ronde houten tafelring, die zij aan de
tafel bevestigde, terwijl het kleedje, dat in
den ring zat goed strak bleef zitten. Wel
nu, in dien geest worden deze ramen ook
gespannen rondom' de kleeden en sjaals.
Er was eens een Frarischman, zekere
mijnheer Ternaux, die in Frankrijk zelf
best doe je als je
eerst den omtrek van
het jongetje met pot
lood teekent. Na
tuurlijk is dat geen
gemakkelijk werkje,
maar misschien - wil
vader je daar wel bij
helpen. Of de groote
broer, die teekenles
op school heeft.
De grooteren kun
nen zooiets zelf wel.
Als je dus den om
trek hebt geteekent,
begin je aan de kleu
ren. Maak het mutsje
zwart, dus van zwar
te wol en koordzijde.
De haren worden
blond; hiervoor neem
je geel of grijs. Dan
volgt het buisje: dat
wordt blauw of rood
wollen sjaals wilde maken van cachemir-
wol. Hiertoe liet hij zijn koerier naar de
stad Makarief, nabij Moskou, rijden en
deze wist 60 pond wol machtig te worden,
zonder dat hij daar de noodige uitvoerrech
ten voor behoefde te betalen. Want wat
deed die slimme man? Hij liet van die 60
pond wol een heel groot zitkussen maken
voor de zitbank in zijn rijtuig. Alzoo kon
men deze wol niet belasten, want ieder rei
ziger mag het zich met zijn voertuigen
over de grenzen zoo gemakkelijk mogelijk
maken?!
Dezelfde Teranux wilde de cachemir-wol
ook in Frankrijk vervaardigen, waartoe hij
een paar honderd geiten uit hun geboorte
land weghaalde, maar de dieren stierven
onderweg voor het grootste deel en de ove
rige werden ziek, en kwijnden langzaam
weg.
In latere jaren wist de toenemende in
dustrie, zooals van zoovele artikelen, een
mooie imitatie te maken van de origineele
cachemir-wol, welke dan natuurlijk zoo
veel goedkooper was, dan de echte, hoewel
deze namaak-wol lang zoo mooi niet is.
Kleine Millie logeerde gedurende de zo
mermaand bij oude tante Rosa, die een
mooi buitenhuis bewoonde, ver van de
stad en ver van al het rumoer en het druk
ke verkeer. Tante Rosa hield niet van de
drukke stad en was blij, dat het altijd zoo
stil was in en rondom haar lief huisje,
dat zij niet meer zou willen missen, even
min als den mooien tuin met zijn hooge
boomen, die, zoo scheen het kleine Millie
toe, honderden jaren oud waren en heel
wat konden vertellen, als zij een mond
hadden.
Millie was een stil meisje, dat veel van
haar tante hield en graag bij haar buiten
was. Dari droomde ze in den tuin of speel
de met tante's honden.
Eens op een middag, dat tante Rosa wat
was gaan rusten, besloot Millie eens op
ontdekkingstocht te gaan. Zij sloeg haar
blauwe regenmantel om, want de wind
joeg dikke wolken aan den hemel en wel
licht kwam er heel gauw regen. Ze besloot
niet ver van tante Rosa's huis te gaan,
want verdwalen wilde ze niet. En de mo
gelijkheid hiertoe bestond zeer zeker, want
Millie kende de omgeving niet en naar de
uitgestrekte bosschen, welke achter het
„Kom kinders", zei mevrouw Does op
een morgen, „zoek je badcostuum op, dan
gaan we eens 'n heerlijk frisch zeebad ne
men!" „Heerlijk, heerlijk!" riepen de kin
deren en vlogen naar hun buurtjes om
het leuke nieuwtje te vertellen. „We gaan
ook mee!" riepen deze. „Natuurlijk, jullie
gaan ook mee", antwoordde mevrouw
Does, die pret had om al die blijde gezich
ten, die zij om zich heen zag.
In minder dan geen tijd waren ze naar
strand gehold, waar het nog heel stil was,
omdat het nog zoo vroeg in den morgen
was. „Wat fijn hier!" riepen de kinderen
en bespetten elkaar met het frisch-koude
in het water!", riepen ze haar toe. Maar
Topy schudde het kopje. Ze vond het te
koud.... Wat 'n bangerd!" riep mevrouw
Does, „wacht ik zal haar 'ns doopen". Ze
liep op Tony toe, pakte haar bij een pootje
en zei: „Kom, we gaan samen heerlijk
zwemmenNeen, ik wil niet, 't water
is zoo koud", zeurde Topy. „Och kind, hoe
weet je dat nu. Je bent er nog niet eens in
geweest!" grapten de anderen. Topy trok
en rukte, maar mevrouw Does stapte re
gelrecht op het water af. Oei! Topy's
pootjes werden al nat.... Neen, ze ging
niet in het water, ze wilde liever naar
huisWat hoorde zij daar achter zich.
\\;v
1 v
zeewater. Het was een spektakel van be
lang. De een gooide den ander heelemaal
nat, totdat zij aan de koude van het zee
water gewend waren en plasten en spron
gen, dat het een lust was om te zien.
„Waar is Topy Konijn?" vroeg Mies Muis
plotseling, maar een antwoord hoorde zij
niet, want een groote golf nam haar op en
gooide haar een anderen kant uit. Pffff!
wat vies smaakte dat water.De anderen
lachten. Miesje Muis was ook zoo klein; de
golfjes behoefden niet eens zoo hoog te
zijn, of ze was al heelemaal nat. Opeens
kregen ze Tony Konijn in het oog. O, 't
was om te lachen. Wat stond ze daar kleu
merig tegen de duinen aan! Ze was nog
heelemaal niet in zee geweest. „Kom toch
Kwam er iemand aanloopen?Maar
vóór Topy kon omzien, hadden twee eend
jes, die ook juist een frisch morgenbad
wilden gaan nemen, haar kort en krachtig
in het water geduwd! De anderen lachten
en bange Topy gilde. Ze was nu heelemaal
nat en werd nag natter, doordat de anderen
haar met water bespatten. Dat kon ze niet
toelaten en niet lang daarna gooide zij het
schuimend water naar die plaaggeesten
terug. Gelukkig! Ze vond het water al
minder koud. „Zie je wel, dat je 't wel leuk
vindt", riepen de anderen. „Je durft niet
omdat je bang bent voor water, maar niet
omdat je niet tegen de kou kunt!" Topy
antwoordde maar niet. Ze hadden eigen
lijk toch wel gelijk
en tenslotte de broek, die zwart gemaakt
kan worden. Als het buisje rood wordt,
dan kan de broek donkerblauw worden.
Dat kleurt leuk en dan krijg je een Mar-
kerboer. De handen van 't boertje zijn
niet te zien; die zitten in de mouwen.
Aan de voeten heeft onze boy een paar
klompen, die natuurlijk goudgeel worden
geschilderd.
Een dame zit in den schouwburg
met haar vriendin te praten, terwijl
op het tooneel de spelers al bezig zijn. Een
dame, die achter hen zit, begint dit te ver
velen en opeens tikt zij de praatster op
haar schouder en zegt: „Pardon dame,
maar wij kunnen niets verstaan!" De pra
tende dame keert zich om en zegt boos:
„U hoeft toch zeker niet te hooren, wat ik
aan mijri vriendin vertel?!"
huis lagen, durfde zij niet. Dus koos zij een
anderen weg. Ze liep neuriënd en sprin
gend verder, soms zag ze een kleine vlin
der, die zich koesterde op een bloempje,
dan trachtte ze het diertje te vangen, maar
de vlindertjes waren vlugger dan Millie
Zingend ging ze verder en bereikte de bui
tenzijde van het dorp. „Nu niet te ver
gaan!" waasrchuwde zij zichzelf. O, hoe
mooi was het hier! De zon brak plotseling
door en wierp haar gouden stralen ver
over de weiden en bosschen. „Alles ziet er
opeens anders uit!" dacht Millie en lachte
verrukt om de mooie wereld, die nóg
mooier werd als de zon haar stralen uit
spatte over deze prachtig natuur, waar
van Millie, met haar aangebeden liefde
voor de natuur, nooit genoeg van kon
krijgen. „Heerlijk, heerlijk!" dacht ze en
neuriënd tripte ze verder.
Totdat ze plots voor een steenen muur
stond, die vrij hoog was. ,Waar zou ik
komen, als ik daarover heen klim?" dacht
ze ondeugend, ,,'t Is geen muurtuin van
iemand anders; hier schijnt niemand te
wonen...." En inderdaad, het groote huis,
dat aan het eind van het erf lag, was ja
renlang leeg. „Ik probeer 't", besloot Mil
lie en.... tjoep! Daar stond ze aan den
anderen kant van het muurtje. „Wat een
mooie wilde bloemendat niemand die
nu plukt en dat niemand daar nu pleizier
van heeftjammer!" mompelde ze.
Maar plots zagen haar spiedende oogjes
een groote bijenkorf staan, waarom heen
zich tal van kleine nijvere bijen hadden
gezet. De een had het al drukker dan den
ander. Millie, die niet bang was, stapte op
de korf toe en groette de vroolijke bijtjes,
die natuurlijk al heel weinig notitie van
haar namen. „Wat doe je hier, wat doe je
hier!" zoemden ze. Mar.r Milie antwoord
de: „Wat zijn julie werkzaam. Wat heb
ben jullie het allemaal druk!„Loop
ons niet in den weg, loop ons niet in den
weg!" zoemde de brutaalste, maar de an
deren, die bemerkten, dat Millie hen geen
kwaad wilde doen, vlogen om haar heen.
Millie strekt haar handje uit en drie, vier
bijtjes kwamen op haar zitten. „Wat leuk,
wat heerlijk!" fluisterde Milie en langen
tijd bleef zij nog praten met de bijen en
toen zij zich omkeerde en afscheid nam,
gingen enkele bijtjes tot het muurtje met
haar mee en zoemde dartelend en spelend
om haar ooren. „Nu vlug naar huis, Mil
lie", zei ze tegen zichzelf. Tjoep!weer
over het muurtje heen en op een drafje
naar huis
Tante Rosa was gelukkig nog pas kort
geleden ontwaakt uit haar middagslaapje
en had niet eens bemerkt, dat Millie een
wandeling had ondernomen. „Een verken
ningstocht", lachte ze tegen tante en ze
vertelde, wat zij dien middag had beleefd
Een dame wilde eens heel vrien
delijk tegen haar gasten zijn en wees(
hen ieder een stoel aan. Ze zei toen: „Gaatj
u toch zitten dames, neemt u plaats! Ik
ben zelf thuis en zou blij zijn, als u dat:
allemaal ook was!"