DE KOSTBARE PAREL. Adriaan van den Velde DE MAAGDENPALM Hoe het prinsesje nederig werd. - mand van haar hield. Een vermaard Nederlandsch schilder. BOMT ALLERLEI Het niezen in vroegere eeuwen. DE ESCHDOORN KEMPHAANTJE Sprr r?N Er waren eens een koning en een konin gin, die een dochtertje hadden, Adalmina geheeter. Toen het prinsesje werd gedoopt, werden er twee goede feeën als petemoeders op het feest genoodigd; de een was in het rood gekleed, de ander in het blauw. De- roode fee gaf het petekind een grooten parel van onvergelijkelijke schoonheid en pracht en nog drie andere zeer bijzondere gaven. Luister, mijn konin.ginne", riep de fee, „zoolang Adalmina deze parel draagt, zal zij met den dag liever, verstandiger en mooier worden; maar wanneer zij deze pa rel verliest, verliest zij ook onmiddellijk deze eigenschappen, die zij nimmer meer kan terugkrijgen, wanneer de parel zoek blijft", daarop verdween de fee.... Toen kwam de blauwe fee naar voren, die sprak „Adalmina heeft nu al drie zulke schitterende gaven, dat de meeste menschen niets meer zouden verlangen. Maar als het- prinsesje den parel verliest, ontvangt zij de vierde gave: een nederig hart". De koning en de. koningin zouden er wel voor zorgen, dat Adalmina de kostbare pa rel niet verloor. Zij lieten een gouden kroontje voor haar vervaardigen dat zóó gemaakt was, dat het met het prinsesje groeide. Als zij maar even buiten het pa leis kwam, werd zij bewaakt door vier hof dames en vier heeren. Adalmina groeide op en alles gebeurde, zooals de roode fee had voorspeld; haar oogen schitterden als sterren, overal verspreidde zij zonneschijn - en zij werd zoo rijk, dat zij door de groot ste schatten was omringd. De vloer van haar weelderige kamer was van zilver, met parelmoer ingelegd; de wand-en waren een groot spieg-elvak; het plafond was met dia- manten versierd. Het prinsesje sliep in een 1 bed van het duurste hout en zij a-t uit gou den vaatwerk. Zij was zoo knap, dat zij in één oogemblik de moeilijkste raadsels kon oplossen en de langsta les kon onthouden. De koning en de koningin dachten dan ook, dat Adalmina het volmaakste schepseltje ter wereld was; en ongelukkigerwijze begon zij dit zelf ook te vinden. Zij werd langzaamaan heerschzuchtig en onverdraag zaam, dat een ieder baar vreesde en nie- t Op een dag, toen zij 15 jaar geworden was, wandelde zij in de koninklijke tuinen en wilde het hek doorgaan. Toen de hof houding haar dit wilde verbieden, werd zij boos, werkte zich door het reeds halfge opend hek en snelde weg. Nadat zij onge veer een half uur door kleine boschjès had geloopen, ging zij aan een bron zitten uit te rustten. Daar zag zij haar spiegelbeeld, boog zich voorover, om zichzelf nog beter te kunnen bewonderen, toen.het kroon tje van haar hoofd, waarin de parel zat, afviel en in het water verdween. En wat gebeurde er nu? Ineen zag zij zich geheel anders. Zij verloor haar ge leerdheid en haar geheugen, zoodat zij to taal niet meer wist wie zij was en zich zoo angstig gevoelde, dat zij onmiddellijk afging op een lichtje, dat in een armoedig hutje brandde en waarin een oude vrouw woon de. Het oudje deed haar vele vragen: wie zij was en waar zij woonde, en vond het vreemd, dat het meisje niets wist. Maar toch had zij medelijden met haar en bood Ixaar een plaats aan als ganzenhoedster. Adalmina was blij, dat de vrouw baar wil- i de houden en was al dadelijk goede maatjes 1 met haar. De blauwe fee had woord gehouden: zij was in het bezit gekomen van een nederig hart. Het verdriet van de koninklijke ouders was onbeschrijfelijk. Zij gaven alle onder danen bevel in rouw te loopen en Dekend te maken, dat Prinses Adalmina niet meer aan het hof was. Wie haar vond, zou de helft van 's Kon-ings bezittingen krijgen. Menige vorstenzoon ging daarop af en Prins Sigmund kwam op zijn zwerftochten bij de hut der oude vrouw. „Over wien rouwt gij?" vroeg hij vrien delijk. „Over de verdwenen prinses", antwoord de de vrouw, „maar het volk heeft anders niet veel aan haar verloren; zij had een trotsch. hart". Op dat oogemblik kwam Adalmina van haar ganzenwandeling terug en groette den prins beleefd. De vorstenzoon keek haar aan en begreep niet noe het kwam, dat hij dat lieve gezichtje van dat blonde kind zoo sympathiek vond. „Het is wonderlijk", riep hij, „drie jaar lang heb ik aan niets anders gedacht dan aan het prinsesje, maar nu zoek ik haar niet langer". Hij liep in gedachten naar huis en kwam onderweg de bron tegen, waarin het parel kroontje lag. Daar hei warm weer was en de prins zeer eenvoudig, knielde hij neer om zijn dorst te lesschen. „Wat schittert daar zoo?" vroeg b*j zichzelf. Hij stak zijn hand uit en vischte een gouden kroon op, met een prachtigen parel. Hij nam de kroon mee naar het paleis en nauwelijks hadden de koning en de koningin die gezien, of zij riepen: „O, waar is ru ons geliefd doch tertje?" De koning liet door het geheele land be kend maken, dat alle meisjes van 18 jaar in zijn paleis bijeen moesten komen en wie de kroon paste, zou als prinses worden er kend en Prins Sigmund zou met haar in het huwelijk treden. Tot des avonds ging de kroon van hoofd tot hoofd, maar zij paste geen enkel meisje. Tegen zonsondergang kwam de ganzenhoedster en ziet, haar paste ze volkomen. Toen werd het arme meisje met de kroon op het hoofd naar een zaal gevoerd, door duizenden waskaarsen ver licht, maar niet zoodra had zij haar paarl terug gekregen of zij was ook weer in het bezit van haar vroegere schoonheid. En het beste van alles nog: van een vriendelijk en nederig hart. Toen haar geheugen terug keerde, herinnerde zij zich wat een onaan genaam- onvriendelijk meisje zij was ge weest. Zij vroeg haar ouders vergeving en liet het oude vrouwtje uit het bosch halen en beloofde goed voor haar te zijn, wan neer zij aan het Hof wilde komen wonen. Prins Sigmund zei: ..Ik wist, dat dit alles zoo zou loopen. Adalmina's parel is prach tig, maar nog oneindig veel meer waarde heeft een nederig hart!" Adriaan van den Velde, een zeer ver maard Nederlandsch kunstschilder, werd geboren in het jaar 1639 te Amsterdam. Al heel vroeg toonde Adriaan bijzondere tee- ken- en schildertalenten. Alles wat hem als papier of hout kon dienen, kladde de kleine Adriaan vol met verf en potlood, tot schrik van zijn moeder, want op zekeren d-ag had Adriaan zelfs alle wanden van zijn bed volgeklad met landschappen en kinder koppen! Hij nam zelfs eens alle beeldjes, welke in de huiskamer op den schouw ston den te prijken, mee naar zijn klein slaap kamertje en gaf ze dc mooiste kleurtjes, die hij in zijn verfdoos had. Vader van den Velde had niets met de schilderkunst van zijn zoon op. Hij wilde liever zien, dat zijn zoon een goed vak ging leeren, maar Adriaan vroeg net zoolang naar een schil derschool te mogen gaan', totdat de man toegaf. Adriaan ging, toen nog jong, in de leer bij den al lang beroemden schilder Jan Wijnanfs, Deze Wijnants verwonderde zich er over, hoe ijverig de jonge leerling kon zijn. Den geheelen dag kon hij werken aan éénzelfde doekje, b.v. een landschapje met enkele koeien (dieren teekende Adriaan heel graag). De teekeningen en schilder stukjes, die Adriaan al reeds maakte, toen hij nauwelijks een jaar bij Wijnants als leerling was, deden iedereen verstomd staan. De sehildeirs, die als collega's en vrienden bij Jan Wijnants op bezoek kwa men en zijn ateliers kwamen zien, voorspel den elkaar, dat er uit Wijnants' leerling nog eens iets heel goeds zou groeien. Na tuurlijk zeiden zij dit niet, waar de jonge man in kwestie bij washij mocht eens verwaand worden! Adriaan van den Velde ging het liefst buiten schilderen en teekende, als het mooi weer was, dikwijls den geheelen dag buiten, het liefst op het land. Van den Velde's land schappen zijn wereldberoemd. Ook als vee schilder genoot Van den Velde een ver maardheid. Van hem zijn ook bekend en kele historische voorstellingen. Ook altaar stukken voor kerken vervaardigde hij. Doordat Van den Velde's naam al spoe dig over de geheele wereld een groote be kendheid kreeg, waartoe zijn relaties met buitenlanders ook wel zullen hebben mee geholpen, wist Van den Velde een aanzien lijk vermogen bijeen te brengen, waarvoor hij zich een fraai landhuis kocht. Jammer is het echter, dat deze beroemde schilder zoo jong is gestorven; Adriaan van den Vel de overleed n.l. op 33-jarigen leeftijd. DE ADELAAR ALS VELDTEEKEN DER ROMEINSCIIE LEGERS. De Romeinen gebruikten reeds in de vroegste tijden tot veldteeken een bos stroo dat zij op een langen stok droegen en waar mee één soldaat het te velde trekkend le ger vooruitging. Later verwisselde zij dit teeken voor een op een staf geplaatste hand, die naar de hoogte wees. Nog later stelden zij ei' een arend voor in de plaats. Iedere afdeeling van het leger had een eigen adelaar, zoodat die van het legioen grooter was dan die van de „cohorte". In het begin zag men arenden van hout, la ter werden deze dieren vervaardigd in brons en nog later in zilver en goud, al naar gelang de rijkdom en den roem van het land. Na elke overwinning werden de arendjes met bloemen of lauweren omkranst. De adelaar was het heiligdom van iedere sol- datenafdeeling, daarom zorgden de solda ten er ook goed voor, dat het dier niet in handen kwam van de vijanden. Als de arend gevaar liep door den vijand te wor den gestolen, dan begroeven de soldaten hun veldteeken diep in den grond. Later, wanneer 't gevaar geweken was, werd de arend weer opgegraven. Soms ook wierp men het beest in een rivier. In latere eeuwen hebben de Romeinen talrijke bron zen, gouden of zilveren arenden uit de ri vieren opgevischt. DE PAARDENSTAART HET VELD TEEKEN DER TURKSCHE LEGERS. Hoe de paardenstaart het veldteeken is geworden van de oude Turken, leert ons de volgende geschiedenis. Eeuwen geleden vochten de Turken tegen een vijandig le ger, dat een onverschrokken moed aan den dag legde. De Turken verloren den strijd en de soldaten van het vijandig leger, die dit verlies van Turksche krachten bemerk ten, werden steeds moediger. Plotseling riep de aanvoerder van de Turken: „Moed houden! Moed houden! Zie wat ik doe", hij nam zijn sabel en sneed den staart van zijn paard af, hechtte dien aan een lans, hief dat sein omhoog en riep toen: „Zie hier, onze standaard. Volg mij! Moed houden!" De Turken schepten opnieuw moed, slo ten zich weer in dichte gelederen, grepen opnieuw de vijanden vol geestdrift aan en behaalden de zege. Sedertdien is de paar denstaart het Turksche veldteeken. DE JAPANSCHE KINDEREN EN HUN LANTAARNTJES. Elk Japansch kind krijgt reeds bij haar of zijn geboorte een lantaarntje ten ge schenke, dat steeds heel zorgvuldig wordt bewaard. Wat voor een beteekenis deze lantaarns hebben zal je duidelijk worden, wanneer je het volgende leest: De Japan ners koesteren voor de laatste rustplaats van hun familie en vrienden, die zij in zit tende houding begraven, een grooten eer bied. De begraafplaatsen in Japan behco- ren tot de mooiste plekjes, omdat zij zijn versierd met de meest kostbare bloemen en planten en de sierlijkste hekken om de graven zijn geplaatst. Ter herinnering aan de afgestorvenen wordt ieder jaar opnieuw in Japan het Lantaarnfeest gevierd. In sommige streken van Japan duurt dit feest wel drie dagen. Gedurende die drie dagen prijken alle kerkhoven met verlichte bal lons, maar de tweede dag is eigenlijk de groote dag. In den avond worden kleine fantastisch verlichte bootjes te water ge laten; ieder voert een verlichten ballon mee en de vrouwen dragen bovendien nog een korf met voedsel en een flesch sakki. De vrome Japanners gelooven n.l„ dat hun doode familieleden en vrienden op Lan taarndag door de dorpen loopen. Het voed sel, dat de vrouwen bij zich dragen, veror beren zij, zonder dat men dit bemerkt. Ieder goedgeloovig Japanner zal, wanneer hij aan de Lantaarnoptocht deelneemt, zijn eigen lantaarntjes, dat hij al jaren en jaren in zijn bezit heeft, meenemen. Zonder lan taarntje zou hij niet eens aan de stoet dur ven deelnemen. Onder de kinderen is het dikwijls een ware strijd wie het mooiste lantaarntje heeft. EEN GOEDKOOPE KIP. Een matroos kwam met een kip aan boord, die hij van een boer had gestolen. De bootsman, die hem zoo smakelijk zag peuzelen, vroeg: „Kerel! Hoe kom jij aan die lekkere kip?" „Bootsman", antwoordde de matroos on deugend, „die kip heb ik op mijn manier gekocht en betaald!" „Man", antwoordde de bootsman, „hoe kun jij zoo'n groote kip koopen. Je hebt niet eens geld op zak. Doe het beestje aan mij over, voor den prijs, die jij er voor moet betalen". „Goed boots man", zei de matroos, „mij kost ze een pak slaag". WAT DE ZON IN DE TROPEN VERMAG. Op den oever van het Myaisameer liggen groote, kilozware steenen, die overdag door de zon zoo sterk worden verhit, dat iemand, die zijn hand op de steenen zou leggen, het vel zou verbranden. Zooals je weet gaat de zon in de tropen heel snel onder. Binnen een half uur kan het daglicht in diepe duis ternis zijn veranderd. Hierdoor komt het ook, dat alles dan snel afkoelt en de stee nen, welke eerst nog zoo heet werden, worden zoo gauw ijskoud, dat de bovenste steenlaag afbreekt. Dergelijke steenen lig gen ook op rotsgebergten en meer dan eens komt het voor, dat de steenen in den nacht afbrokkelen en met een vreeselijk geraas naar omlaag storten. De tropische zon kan een geweldige verwoestende uitwerking hebben, vooral op steenmassa's. Er worden zelfs ontzaggelijke steenbrokken in de dor re, onvruchtbare Sahara gevonden; de ge leerde beweren, dat deze steenen afkomstig zijn uit vulkanische gebieden. De steenen zouden, volgens hen, met een geweldige kracht omhoog zijn gegooid (door de hitte en de werking van de vulkanen) en in de woestijnen terecht zijn gekomen. De maagdenpalm ofwel, zooals men haar in Engeland noemt: evergreen, was reeds eeuwen terug het zinnebeeld van trouw, omdat deze plant zomer en winter door groen blijft. Vandaar ook, dat uit de bloe men kransen voor jonge bruidjes werden gevlochten. In Duitschland versieren de boerenmeisjes zich nog wel met de maag denpalm, wanneer er een dorpsfeest is. In sommige Duitsche streken werd de maag denpalm vaak in het graf van een jong meisje begraven. Wegens haar reinheid werd de maagde- palm ook tegen tooverij en liefdedranken gebruikt en tot dit doel op de eerste dagen van Mei bij de dorpsbewoners ingezameld. De Maagdenpalm stond in vroeger tijden ook in hoog aanzien als geneesmiddel. Nog heden ten dage worden de maagdepalmen in de huizen op den Eifel (Duitschland) ge strooid, waaruit een kind ter eerste commu nie gaat of een zoon als geestelijke van zijn huisgenooten afscheid neemt. Ten tijde van Alexander den Groote, ko ning van Macedonië, was het gewoonte, iemand die niesde, „wel bekome het U" toe te wenschen. Om alle ongeluk af te weren, werden deze gelukwenschen gebruikt, daar de oudere menschen uit het niezen allerlei, voorspellingen deden, welke meestal niet bijster prettig waren. Volgens het oordeel, van Galenus was het niezen een bewijs van gezonde hersenen. De oude Grieksche vol ken hielden het niezen op den middag voor een goed, doch in den morgen voor een kwaad teeken. Hij, die 's morgens niesde,, kan er verzekerd van zijn, dat de dag niet goed zou afloopen. Vaak gebeurde het, dat iemand, die bij het opstaan niesde, maar weer gauw in bed kroop, want, zoo dacht, men, de dag zal wel verkeerd voor mij af loopen. Als er iemand aan de rechterhand van den grooten wijsgeer Sokrates stond en per ongeluk niesde, dan ging deze wijsgeer- met vreugde aan zijn arbeid, want hij dacht, dan vast en zeker, dat zijn werk goed rou. vlotten. Maar niesde er iemand aan zijn. linkerzijde, dan werd boos en voerde den. geheelen dag niets uit, omd.at zijn werk '.och. niet zou slagen De eschdoorn of ahorn is een boom. welke al heel gauw te herkennen is am. zijn groengele bloesems, in den vorm var. een omgekeerde druiventros. De esehdcorrn in Noorwegen kan ontzettend hoog worden,, terwijl andere hoornen niet grooter wo.rd.eir dan struiken. De eschdoorn is neel sierlijk: en van het eschdoornhout werden vroeger- vaak rijtuigen gemaakt of ook wel kasten, en meubelen, omdat het hout zoo uiterst sterk is. Het hout van den veldescbdoorn is mooi ibruingevlamd en wordt gebruikt voor- het vervaardigen van muziekinstrumenten De suiker-eschdoorn bevat zooveel suiker, dat één boom in Canada, waar de eschdoorn. heel groot kan worden, voor een gezin af. een rijk bezit is. De suiker wordt gewon nen uit het stroopachtjge sap, dat uit dert. stam vloeit. Dit is een aardig spelletje om op een steenen plaatsje buiten te spelen; in een ruime kinderkamer gaat het ook wel. E3t wordt een grooten kring getrokken, waai twee kinderen in gaan zitten, die de kemp hanen voorstellen. Ieder kind krijgt nu een stok onder zij: knieën. Nu moet hij zijn handen voor zjjr~ knieën vouwen, die om de polsen met eei zakdoek worden vastgebonden. Zijn zij zoen beiden gereed, dan is het de kunst om el kaar uit den kring te werken, hetgeen van - zelf sprekend niet zoo heel gemak kei ij le gaat, dan men wel denkt, want men word" in zijn bewegingen belemmerd door deer stok en de vastgebonden handen. De winnaars moeten telkens tegen el kaar vechten en wie tenslotte het laats— overblijft, is „de" winnaar! Denk er ech e om, vóór julliie tot dit vrij wilde spo.ielj overgaat, dat je oude kleeren aantrekt.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1935 | | pagina 4