tweede blad
1b. 5548 Vrij dap 21 Juni
Wegens verbouwing
ZEER VOORDEELIG.
OPGERUIMD.
M. NORT, Gorinchem,
Wasschen met lu
grijs fl. 0.50.
>s
De Grootmoeder.
Het NIEUWSBLAD
van Heusden
Kalmte bij Examens.
voor het Land
van Heusden en Altena,
de Langstraat
en de Bommelerwaard.
Mooie unite tanden,
t §SfÓ ËüÖtL
Atle in voorraad zijnde Montu^én
worden tot de laagste prijzen
Zusterhuis 6
Gediplomeerd Opticien.
zerhandel - Gorinchem - Tel. Int. 840.
FEUILLETON.
DIE IS LEKKERGEÜR1GNIET DUURENMEN ONTVANGT ER FLINKE GELDBEDRAGEN MEE
HET BLAD
Napoleons val
Binnenlandsch weekoverzicht.
BEHOORENDE BIJ HET
is voor het Land van Heusden en
Altena en zijn omgeving
Het heeft in de dorpen Doeveren,
Heesbeen, Aalburg. Wijk, Veen,
Andel, Giessen, Rijswijk, Uitwijk,
Waardhuizen, de Werken en Sleeu-
wijk, Werkendam, Nieuwendijk, Alm-
kerk, Dussen, Meeuwen, Eethen,
Drongelen. B.-Broek, Sprang-Capelle,
Aalst en Poederoijen z ij n eigen
agenten en bezorgers.
Als iin dagen van weleer.
Fransche tijden, Fransche zeden,
Ach, oins volk verstond ze niet,
En het weende, zuchtte, 't klaagde
God z'n mateloos verdriet.
Maar, helaas, wat bleef het donker;
Was dan d'Almacht blind en doof?
Liet Hij dan Zijn kerk en erfdeel
Aan den vijand tot een roof?
Neen, de hoop scheen gansch verloren,
Feller greep de Fransche klauw,
Dreef den doodvermoeiden landzaat
Haast 'tot stikkens in het nauw.
Kans op redding was verdwenen,
's Keizers wil werd Neêrlands wet...
D'Arend had z'n heete sporen
Op een weerloos lam gezet.
Dan, Gods haifd werd opgeheven,
En de wreedaard stortte neer,
Van z'n ongenaakbre hoogte,
Werd gezocht en was niet meer.
D'Almacht stiet hem van de steilte,
En ten doode toe verwond
Wachtte hem de zwarte diepte
In haar opgesperden mond.
Ieder kent de landshistorie
k'Dicht hier wel geen vreemde taal,
Van die bange, Fransche tijden
Hoorden wij wel duizend maal.
Scheen het niet, of gansch Europa
Voor den trotschaard zwichten zou?..
Wat een droefheid, wat ellende,
Wat een tranen, wat een rouw!
'k Hoor me dunkt de vlammen knett'ren,
'k Zie me dunkt de stroomen bloed,
Die de wreede man deed vloeien,
In z'n driesten overmoed.
Beresina stapels lijken
Ja, de tijd is lang voorbij,
Maar wat een onzegbre ellende
In geen blad vindt men zulke
uitvoerige berichten en verslagen
uit genoemde plaatsen. Om deze te
kunnen geven, worden kosten nochSchept des boozen hoovaardij!
moeiten gespaard. Dat de bewoners Drommen afgebeulde mannen
dit waardeeren, blijkt uit bet groot Krimpen van de pijn inéén,
aantal abonné in iedere plaats Qp jg sneeuw-bedekte vlakten,
Een aantal, dat ondanks de slechte Aan den dood ontsnapt er geen...
Maar Goddank, de dag mocht komen
tijdsomstandigheden nog geregeld
«tijgt 1
MP De nieuwe abonn.'s
ontvangen de tot 1 JULI
a s. verschijnende nummers
GRATIS.
DOOS 2GCT. TUBE 40 EN 60CT.
(18 Juni 1815).
„Want hun rotssteen is niet
gelijk onze Rotssteen, zelfs on
ze vijanden rechters zijnde".
(Deut. 32:31).
18 Juni Achttien vijftien;
Wordt daaraan nog wel gedacht?
Eertijds werd op 18 Juni
Gode lof en eer gebracht.
In de kerken kwam men samen,
En men dankte God den Fleer',
Die van 't vreemde rot bevrijdde,
En de wreede Corsikaan
Kwam door 's Heeren alvermogen
In z'n dolle jacht tot staan.
Wie schiep 'teerste morgenkrieken,
D'aanvang van den vrijheidsdag?
'kMeen, dat ik hier den verbond'nen
Roem noch eere geven mag.
Na den volk'renkrijg bij Leipzig
Viel de laatste, grootste slag;
Deze stempelt 18 Juni
Tot een nooit vergeten dag.
Komt, oprechte landgenooten,
Vangen wij een danklied aan;
Het verbond door God gesloten
Zal in eeuwigheid bestaan
Mint gij niet de landshistorie,
Niet des Heeren diep beleid?
Niet Gods goedheid, die op 't klagen
Van verdiende straf bevrijd?
Wie zal ooit Gods wijsheid peilen,
Ooit des Heeren weg verstaan?
Maar Hij hoort Zijn kind'ren roepen
En ziet hun benauwdheid aan.
Door de lange, donk're nachten
Brak het licht der redding heen,
En daar werd een weg ontsloten,
Daar hij gansch onmooglijk scheen.
Wellington, de grijze Blücher
En de Prins, die groote held,
Bleven slechts door Gods genade,
Door Zijn bijstand in liet veld.
Mogen wij d'Oranjes eeren,
Wijl zij in des Heeren hand
1 Menigmaal het middel waren
Tot behoud van 't Vaderland,
Wat kan 's menschen wijsheid baten?
Wat z'n gave, z'n talent?
Hoe z'n naam en faam mag luiden,
's Menschen zwakheid is bekend.
God alleen is groot en machtig,
Hij regeert het gansch heelal,
God, Die nooit Zijn kroon en schepter
Aan een sterv'ling geven zal.
L. PAANS.
De nieuwe betalingsregeling
met Duitschland. De K.L.M.
versaagt niet. Onze vetpositie.
Toen in den zomer van het vorige
jaar de thans ten einde loopende trans
ferovereenkomst met Duitschland tot
stand kwam, was het betalingsverkeer
tusschen Nederland en Duitschland nog
niet aan een claeringverdrag gehouden.
Spoedig bleek, dat een zoodanig ver
drag echter noodzakelijk was en reeds
in September van dat jaar kwam een
claeringverdrag tot stand, waardoor in
ieder geval werd bereikt, dat de Neder-
landsche schuldeischer voor een deel
werd betaald. Ondanks het gesloten
verdrag moesten de Nederlanders steeds
maar weer offers brengen. Besprekin
gen over een nieuwe transferovcreen-
komst stonden voor de deur en vol
spanning wachtte men af, wat de Ne-
derlandsche gedelegeerden zouden kun
nen bereiken. In den beginne liep het
niet vlot met de onderhandelingen; zoo
eischten de Duitsche onderhandelaars
b.v. dat de schuldeischers afstand zou
den doen van het niet betaalde gedeelte
hunner rente. Deze eisch konden de
Nederlandsche afgevaardigden vanzelf
sprekend niet inwilligen. Dr. Schacht
schreet deze mislukking 'toe aan het
feit, dat het buitenland weigert Duit
sche goederen te 'importeeren. Zeker
is het waar, dat tal van belemmeringen
aan den invoer in den weg worden ge
legd, maar is anderzijds het financieele
beheer in het binnenland van Duitsch
land ook niet een factor?
Gelukkig is men evenwel over de
verschilpunten heengekomen en is deze
week te Den Haag de nieuwe transfer
overeenkomst onderteekend. Natuurlijk
hebben de schuldeischers op Duitsch
land nieuwe offers 'moeten brengen.
Maar deze offers zijn in de eerste plaats
van algemeen Nederiandsch belang,
want bij de opstelling van h£t„aieu-
we verdrag heeft men zeer goed voor
oogen moeten houden, dat de export
naar Duitschland zoo al niet vergroot,
dan toch zeker niet verkleind mocht
worden, om aldus een verdere beper
king van den export te voorkomen.
Bijna geen dag gaat voorbij, of men
hoort iets van de K.L.M. Zooals het
met alles gaat, waar veel over ge
schreven en gepraat wordt, verliest een
dergelijke zaak aan belangstelling en
tenslotte besteedt men er nog maar
weinig aandacht aan. Deze week echter
stond de K.L.M. weer in het middel
punt der publieke belangstelling: van
deze week af verbinden ons voortaan
de vliegtuigen van de K.L.M. met Indië,
de/óost met Nederland. Het is
de groote vraag of deze verdub-
rendeerend zal blijken te zijn.
et het eerste 'vliegtuig werden slechts
170 K.G. post 'verzonden. Nu kan men
dit geringe aantal 'wijten aan het feit,
uat men er nog niet aan gewend is op
een anderen dag dan tot nog toe ge
woonte was, zijn 'post te verzenden.
De practijk zal "moeten leeren of dit in
derdaad waar is.
Een goed begin is het halve werk.
Mljohardt's Zenuwtabletten verzeke
ren U een goed begin, want zij helpen U
over Uwe aanvankelijke zenuwachtigheid
heen.
Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
Intusschen gaat het wereldverkeer
steeds verder. Tweemaal per week kan
men zich in enkele etmalen naar de
tropen laten brengen 'en men moet
toch wel bewondering hebben voor de
maatschappij, die, gelet op de wel zeer
slechte tijdsomstandigheden een derge
lijke verbinding op 'touw durft zetten.
Welke voordeelen zou 'deze verbin
ding niet kunnen 'opbrengen, indien
men in een normale tijd leefde? Daar*
om kunnen wij 'voor de K.L.M. slechts
wenschen, dat eens die betere tijd:
weerom komt en dat zij daarin ten*
slotte haar rechtmatige belooning vindt,
Een dezer dagen kwamen wij in het
bezit van een uitvoerig stuk oven,
„Het vetvraagstuk in verband met del
veehouderij en de vleeschvoorzieningi
in Nederland", waarin de opvattingen
van de Vereeniging van Veeweiders eni
Mesters worden uiteengezet. Bij door
lezing van het stuk, komt men al spoe
dig tot de conclusie, dat men het in
vele opzichten niet eens kan zijn met
het behandelde. Anderzijds bevat het
stukken ,die tot dusver te veel verwaar
loosd zijn en waarmede men in het
vervolg dus terdege rekening dient te
houden.
Momenteel 'heerschte onder de vee
houders groote verbittering en onte
vredenheid 'in verband met het invoe
ren van den beperkten melksteun. Het
is echter heel goed mogelijk, dat de
nieuwe minister van economische za«
ken het noodig zal oordeelen het ont-
j werp te herzien, waardoor aan de ver
bittering een einde gemaakt zou kun-
ors
Onze geel koperen wasclicompre
zijn een ideaal voor de Bui^rouw!
De waschdag is een last
Met de waschcompt^ssor een lust
Worden op/volle proef geleverd.
174.
Na die woorden gesproken te heb
ben, was zij volkomen uitgeput. Haar
gelaat drukte hevige zielesmart uit.
Geneviève was hevig ontroerd. Zij
wilde niet aan haar gevoelens toege
ven en ging naar het venster om te
zien, of het weer nog niet geschikt
was, om naar het kasteel terug te
keer en.
O, gij kunt nog niet weggaan,
juffrouw; de wegen zijn onbegaanbaar;
mijn man zal nu wel te Noirans zijn;
mijnheer de graaf en de ouders van
deze jonge dames zijn nu gerust. Heb
toog een beetje geduld, het rijtuig zal
wel gauw hier zijn.
La Palotte kwam op Geneviève toe,
vatte haar arm en zeide:
Gij moet niet weggaan; o, als gij
eens wistJuist omdat zij is weg
gegaan, heeft haar moeder haar ge
vloekt, en is zij altijd ongelukkig ge
weest.
Het jonge meisje glimlachte bitter.
Verwonder u niet daarover,
zeide vrouw Soulisse dat is haar
refrein; zij zegt dat eiken dag.
De arme simpele zag Geneviève nog
steeds aandachtig aan.
Eensklaps beefde de goevetnante,
Zij kreeg een idee en begon la Pa
lette aandachtig gade te slaan.
Was er geen groote overeenkomst
met die ongelukkige, die onophoudelijk
van den vloek eener moeder sprak
en de dochter der markiezin de Sau-
lien? Deze had haar dochter vervloekt;
zij wist niet wat er van haar arme
Gabrielle was geworden; zij dacht, dat
zij dood was, maar had er de bewijzen
niet van.
En Geneviève vroeg zichzelf af, of
de Voorzienigheid haar niet juist in
die woning had geleid om haar tegen
over die arme vrouw te brengen, die
de dochter van haar geliefde bescherm
ster kon zijn.
Was het niet toevallig, dat Ia Palotte
juist de lievelingsmelodie der markie
zin zong?
Hoe langer zij la Palotte aanzag,
des te sprekender vond zij haar op het
mooie portret in den salon der markie
zin de Saulien gelijken.
Geneviève was aan een hevige ont
roering ten prooi. Eensklaps vloog zij
la Palotte om den hals, kuste haar
hartstochtelijk, gehoor gevende aan een
gevoel, dat zij zichzelf niet kon ver
klaren.
De idiote slaakte een kreet van
vreugde, gat het jonge meisje eenige
hartelijke kussen en hield haar langen
tijd aan haar hart gedrukt.
Haar mager gelaat was levendig ge
worden.
God, zeide de boerin zoo
heb ik haar nog nooit gezien.
Mevrouw, zeide Geneviève tot
la Palotte hebt gij een arme vrouw
gekend, die door haar moeder was
vervloekt?
Ja, haar moeder heeft haar ver
vloekt en daarom is zij altijd zoo on
gelukkig geweest.
Helaas, zuchtte vrouw Sou
lisse altijd hetzelfde.
Ik kan niet, ik kan niet, zei
de la Palotte op droeven toon.
Mijn God, wat is dat toch altijd in
mijn voorhoofd!... O, wacht. Haar
moeder heeft haar vervloekt. Het was
's nachts,ja, 's nachts zij had
haar witte trouwkleed aanHaar
moeder wilde niet, dat zij zou trouwen.
En toenkwam er een vreeselijk
onweer... Bliksemstralen schoten
door de lucht; de donder raasde...
Dat was de vloek der moederEn
toen, toen
Zij hijgde en streek met haar hand
over haar bezweete voorhoofd.
Ik weet niet meer.
Jawel, gij weet het nog wel. Is
het lang geleden, dat gij die arme
vrouw hebt gekend?
Ja, heel lang.
Waar hebt ge haar gekend?
Daar ginder, ver van hier.
Probeer eens, of gij u den naam
van het land kunt herinneren.
Dat kan ik niet, antwoordde
zij.
Wa9 het een stad?
Dat weet ik niet meer.
Zij was getrojuwd'. Maar had de
goede God haar niet een dochtertje
geschonken, een lief, klein meisje?
Ja, ja, antwoordde la Palotte
met glinsterende oogen een móói
klein meisje... O! zij hield zooveel
van dat kind.
Hebt ge dat kind ook gekend?
Ja-
Hoe heette dat?
Dat herinner ik mij niet meer.
Maar dadelijk daarna hernam zij op
hartverscheurenden toon
O! dat arme kind Haar moeder
was vervloekt, dus het kind moest ook
ongelukkig zijn.
En toch was zij onschuldig, had zij
niets gedaan
Zij heeft niet kunnen leven, niet
moeten leven en is daarom ook nu
dood
Gij zegt, dat zij dood is. riep
Geneviève uit.
Ja, zij is daarboven tjjij God...
Hij heeft haar tot zich genomen, om
haar niet alleen op de wereld te iaten.
Maar z|ij had haar moeder.
Neen ,zij had haar moeder niet
meer, want haar moeder was' dood;
o, de vloek eener moeder ié iets vreese-
lijks.
Ja, maar een moeder kan ook
vergeven.
La Palotte schudde het hoofd en
prevelde:
Te laat.
Kom, mevrouw, hernam Gene
viève gij' zegt, dat het kleine meisje
en de mpedei; beiden dood zijn?
Ja, dood,dood
Maar als gij u eens vergist, en zij'
eens niet dood zijn?
Deze woorden hadden een krachtige
uitwerking op de ongelukkige.
Luister nu goed, hernam Gene
viève; bedoelt gij met die vrouw
niet uzelve?
De arme vrouw sprong op, opende
hevig verschrikt de oogen, schudde
daarna het hoofd en zeide treurig:
Neen, ik ben het niet; die andere
is het.
Hier, antwoordde het jonge
meisje dadelijk wordt ge la Palotte
genoemd; maar wie zijt gij? Hoc heet
gij?
Ik weet het niet.
Gij hebt veel geleden; waatoiml
zijt gij zoo ongelukkig geweest?
Waarom ik ongelukkig ben ge
weest? herhaalde zij langzaam'.
Zij bleef een oogenblik zwijgen en
prevelde:
Dat kan ik mij niet herinneren!,
Mevrouw, zeide Geneviève op
bevenden toon gij heet Gabrielle,
La Palotte sidderde, haar oogen schit-<
terden en zij riep uit: j
Gabrielle, Gabrielle.
Gedurende eenige ©ogenblikken
heerschte er een diepe stilte in het
vertrek.
(Wordt vervolgd).
Jliawstlail
Willem de Bruin,
RAVENSWAAY
POLIS-THEE