Keulen aan de Ryn
n
REX
en de Konijnen
EEN LEUKE KLEURPRENT
VERSTANDIG
Met volle recht mag Keulen deze drie
woorden achter zijn naam plaatsen, want
majestueuzer ligt geen andere Duitse stad
aan een rivier. Onvergelijkelijk mooi is
met haar vele kerktorens de silhouet van
deze stad, die op twee na de grootste van
Duitsland is.
Keulen is de oudste grote stad, telde wel
licht in de derde eeuw na Chr. reeds 30.000
inwoners en was eeuwenlang verreweg de
voornaamste stad in de Duitse landen. Na
sloping van het vestingpantser omstreeks
1880 ontwikkelde de stad zich met spron
gen tot een conglomeratie van 760.000 in
woners.
Van de Dom leidt een rechte straat naar
■den Römerturm in de buurt waarvan de
„Gastwirtschaft zum Römer" is, met in den
kelder een wijde Romeinse gang, een over
blijfsel van het Eifel-kanaal, dat van 80
K.M. ver uit het gebergte kwam. De mooi
ste Romaanse kerk van Keulen, de St. Ma
ria im Kapitol, heet aldus naar de funda
menten van het Romeinse kapitool, waarop
zij gebouwd is.
Ook de naam „Köln" is Romeins. In 15
n. Chr. werd hier geboren Agrippa, achter
kleindochter van Augustus, kleindochter
van Vipsanius Agrippa die in 38 v. Chr.
de plaats van Appidum Obiorum gesticht
had, de latere vrouw van keizer Clau
dius en moeder van Nero. Zij wist voor
haar gemaal gedaan te krijgen, dat hij het
landstadje naar haar Colonia Claudia
Agrippinensis liet noemen, welke naam la
ter tot Colonia Köln afgekort werd.
Na de verovering door de Franken sticht
Karei de Groote te Keulen een aartsbisdom
en plaatst hier zijn aartskanseliet Hilde-
bard, van wiens handschriftenverzameling
de resten nog in de Dom te vinden zijn. In
1288 weet de burgerij de rechten ener vrije
Rijksstad te verkrijgen, roept in 1367 als
toonaangevend lid van de Hanzebond de
steden ter vergadering op, sticht in 1388 de
Universiteit (in 1797 opgeheven, in 1919
heropend). De handelsomzet van b.v. het
jaar 1464 beliep een bedrag van 125 milli-
oen gulden, omgerekend in huidige waarde.
Omstreeks 1500 telde Keulen 300 kerken,
waarvan verscheidene behouden zijn geble
ven! Men kan de Dom nimmer zien, zonder
onder de indruk te komen van zijn gewel
dige proporties: Torens van 160 M. hoog,
een schip van 61 M. breed en 135 M. lang!
Getallen zeggen echter weinig en de verhe
venheid van dit bouwwerk spreekt eerst
ten volle tot de toeschouwer, wanneer hij
door het woud van hoog opwaarts streven
de zuilen dwaalt. Wie Keulen bezoekt,
moet zich echter niet beperken tot het
plichtmatig bezoek aan de Dom. Elk der 20
Romaanse kerken heeft haar eigen beko
ring. Alle zijn het meesterwerken van
bouwkunst en alle bevatten zij onvergelij
kelijke schatten aan voorwerpen van mid
deleeuwse goudsmeedkunst: relequikastjes,
kruisen, kelken enz.
Aan 12 eeuwse emails b.v. bezit Keulen
meer dsn de gehele overige wereld teza
men!
Karakteristiek is ook de omgeving der
oude kerken: de wirwar van huizen, huis
jes, poortjes, hoekjes, steegjes. Hier kan
men eerst goed het oude Keulen leren
kennen, want hier heeft zich het echte
volksleven onvervalst weten te handhaven.
Een bezienswaardigheid zijn ook de echt-
Keulse Kneipen met hun vaten, witge
schuurde tafels en tegelvloeren. Elke kel
ner heet hier „Köbes", afkorting van Ja
kob (us) en allen dragen zij hun specifieke
dracht: blauwe trui, korte blauwe schort
en de geldtas. Men bestelt natuurlijk een
halfe Hahn", ook „Röckelchen met Kies"
genoemd een broodje met kaas drinkt
daarbij „Kölsch" bovengegist bier. In 't lo
kaal „Am Mühlenbach" kan men nog het
traditionele kostelijke marionettentheater
„Kölsche Hanneschen" zien en elders zor
gen Tünnes en Schal, zoals de Keulse ha
ventypen heten, voor de nodige humor.
Deze overbekende Keulse humor, steeds
puntig, maar nimmer kwetsend, viert na
tuurlijk hoogtij tijdens het Carnaval, dat
op 11 November begint en eindigt na ontel
bare bals met de Rozenmaandagsoptocht,
die twee dagen voor Aswoensdag door de
overvolle straten trekt.
Dit alles is het Keulen van heden. Overal
werkt het verleden hier op het heden in:
De Hohe Strasse, Keulens mooiste winkel
straat, waarin geen voertuig de gezellige
drukte stoort, bestond reeds in de Romein
se tijd. En wat hebben de laatste jaren al
niet gebracht! De reusachtige gordel van
parken in plaats van de vroegere vesting
werken, het grootste vliegveld voor nachte
lijke landingen van Europa, het stadion met
plaats voor 175.000 toeschouwers, het ten
toonstellingscomplex met het congreshuis
en een schitterend uitzicht op de stad aan
de overkant van de Rijn.
GOEDE NAMAAK.
Moeder en haar dochtertje van zeven jaar
staan voor een dierenwinkel te kijken naar
kleine kuikentjes, die in een ren in de
etalage staan.
Moeder: „Die kuikentjes zijn helemaal in
een broedmachine geboren."
Annie: „Ach moeder, wat akelig, dus nie
mand kan hun iets vertellen van echte kui
kentjes."
Hierbij een aardige prent om te kleuren.
Op het eerste gezicht zal je denken: O, wat
gemakkelijk! Maar heus, het is zo gemak
kelijk niet, tenminste als je alles, wat op
het prentje te zien is, wilt kleuren. Nu, dan
heb je vast wel alle krijtjes uit je kleur-
j doosje nodig. Om een plaat mooi te kleu
ren, moet je altijd bij de kleinste dingetjes
beginnen, want als je bij de grote dingen
aanvangt, krijg je al gauw vlekken, wan
neer je met de hand op dat kleursel moet
rusten om de kleinere voorwerpen te be
werken; dus laten wij zeggen, dat je met
het gras en de bloempjes begint. Het gras
is natuurlijk groen en de bloempjes geel of
rood. Dan maken wij de schoentjes van de
kinderen bruin of zwart, maar niet te dik,
want vooral zwart geeft zo gauw af.
De kousen worden geel of beige en de
knietjes van de kinderen worden vleeskleu
rig. Dit is heus moeilijk, maar als je een
beetje geel, een beetje wit en een heel
klein stipje bruin mengt, krijg je een goe
de vleeskleur, welke ook voor de gezichten
kan dienen. Het jurkje van het meisje kan
blauw worden, afgewerkt met donkerblau
we manchetten en kraagje. De jongen heeft
een marineblauwe buis en zijn broekje is
lan natuurlijk ook van die kleur. De knoop-
es op zij worden goudgeel en de biezen op
zijn kraag wit. De hoepel geel en het touw-
je van Jopie grijsbruin. De kinderen heb
ben blond haar en de grond, waarop zij
springen en lopen, is loodgrijs. Nu, succes
hoor! Als de plaat mooi uitvalt, kun je
hem op een kartonnetje plakken en hebt
dan een aardig schilderijtje voor je kamer.
3e i/ u f
St>e« l
*v« i d
EEN DOOLHOF. 1
De kinderen mogen
van hun moeder naar
de speelweide, maar nu
treft het slecht, dat zij
zelf geen tijd heeft hen
er heen te brengen. Zij
moeten namelijk eerst
door een doolhof heen,
anders kunnen zij er
At
niet komen. Zouden
jullie nu zo vriendelijk
willen wezen om de
kinderen even de weg
te wijzen? Denk er om,
ze mogen niet over de
heggen heenklimmen,
dat is in het doolhof
streng verboden.
DE TROUWE HOND,
DIE DE LANGOOR
TJES HIELP.
Wat een angst!
De verdiende beloning!
door
Wim Lingen.
Rex was een mooie
geelbruine hond, heel
waakzaam en trouw.
Hij was lief voor ieder
een, zelfs voor de kat
van zijn buurman, die
hij nooit kwaad deed.
Anders zijn een hond
en kat nu niet bepaald
vriendjes, tenminste,
wanneer ze niet van
jongsaf aan met elkaar
omgaan. Maar Rex was
werkelijk een voorbeel
dige hond en deed nie
mand kwaad, alleen wanneer een straat
jongen hem plaagde, wat eens gebeurd was
en toen Rex zich plotseling omdraaide en
den jongen in de benen beet. O, wat
schreeuwde die jongen. De mensen uit de
huurt kwamen zieij wat dat was en vonden
5en jongen huilend van pijn met een bloe
dend been op straat liggen, Maar ja, dat
was het ventje zijn eigen schuld. En sinds
dien durft hij Rex nauwelijks nog aan te
zien. Als hij de hond van verre ziet komen,
holt hij een hoek van een zijstraat in en
blijft zolang wachten tot Rex voorbij is.
Maar ik wilde eigenlijk niet vertellen
over Rex en dien jongen, maar over Rex
en de konijnen.
De baas van Rex was een groot dieren
liefhebber. Hij had een mooi konijnenhok,
waarin twee lieve diertjes zaten; een wit
en een zwart. De baas had ook kippen,
maar Rex was toch de grootste vrienden
met Wit en Zwartje. De kippen maakten al
tijd zo'n kabaal als hij langs het hok ging.
Iedere morgen bracht Rex een bezoek
aan 't konijnenhok, dan zaten de konijn
tjes al te wachten in hun open hokje, waar
zy overdag vertoefden, want des nachts
gingen zij naar het warme afgesloten hokje.
„Morgen Witje en Zwartje", zei Rex dan
en zijn groet werd beantwoord door de
lieve stemmetjes van de beide konijnen, die
altijd even blij waren, als Rex hen een
bezoek bracht. Rex hield dan een praatje
en de konijntjes, die wisten, dat Rex van
peentjes hield, bewaarden dan wat voor de
hond. Dan bracht Rex hen wel eens een
stukje brood of beschuit en zo hield de
vriendschap aan.
Toen gebeurde er op zekere" dag iets
vreselijks. De baas had de konyntjes juist
hun eten gebracht en was weer naar bin
nen gegaan. Maar de baas was vandaag erg
dom geweest; hij had n.l. het hokje van de
konyntjes open laten staan. Had de baas nu
maar de konijnentaai verstaan, dan had hij
kunnen horen roepen: „Baasje, baasje, je
laat ons huis open staan", maar doordat de
baas dat niet kon horen, stapte hij welge-
Loopt meneer Wampe in 't drukke verkeer, Rijdt een auto soms tegen hem op, Komt Wampe thuis dan na zo'n vaart,
Dan vreest hij heel geen botsingen meer. Schiet hij als een veer terug, wat een mop. Wordt, het geheim geopenbaard.
Met gummibanden geheel omgeven,
Zo redt hy steeds zijn kostbaar leven.
moed weer naar binnen. Nu in de eerste
tijd hadden Wit en Zwart het veel te druk
met eten om aan het openstaand hokje te
denken. „Wat zal ons eigenlijk gebeuren,
Zwartje", zei Witje, toen hij zag, dat Zwart
zo benauwd keek. Zwartje antwoordde niet
dadelijk, zuchtte alleen maar „de poes" en
at door.
Inderdaad, Zwart had geen ongelijk.
Juist toen alles lekker was opgepeuzeld,
hoorden de beide dieren, die een scherp
gehoor hadden, iets kraken over het grint.
Het was de grote grauwe kat van buur
man. „Nee maar!" riep Zwart en Witje
werd nog witter.
Wat 'n schrik! Wat moesten ze begin
nen? Het nachthokje was gesloten en het
komt niet in het konijnenbrein op het
haakje met de poot op te lichten. Zo ver
standig waren zij niet. De grote grauwe
kat sloop nader en nader en keek naar bo
ven, naar het hokje. Dan zag ze plotseling
tot haar vreugd, dat het traliehokje wijd
open stond. Jongen, jongen, wat 'n boffie!
Nu nog even een sprongetje genomen
Nee wacht, dacht de kat, ik laat die nare
konijnen eerst 'n beetje in angst zitten. De
kat loerde en gluurde door haar kleine
spleetoogjes, die zo vals konden blinken. En
de konijntjes wisten geen raad van doods
angst. Natuurlijk zou de kat hen allebei
doodbijten en meeslepen uit het hok. O, o,
wat een ellende! Was Rex hier maar, zo
zuchtten zij en durfden zich bijna niet be
wegen. Wat gluurde die akelige valse kat.
En het leek wel alsof zij lachte, er pret in
had, dat Wit en Zwartje zoveel angst uit
stonden
Maar stil, er kwam iets over het grint
lopen.Vier korte voetstappen, ,,'t Is Rex!"
fluisterde Witje verheugd. „Rex! Rex! Help
ons!" schreeuwde Zwartje opeens luid en
Rex had onmiddellijk de hele situatie in
ogenschouw genomen. Hij zag de loerende
kat en vloog letterlijk op haar af. Nog juist
kon hij haar 'n stevige beet in de staart
geven, vóór de kat vliegensvlug de schut
ting oversnelde. „Ziezo lui", zei hij dan op
geruimd, dat katje komt jullie niet meer
lastig vallen".
Wat waren de konijntjes blij en hoeveel
malen zij de hond bedankten, ik heb 't
niet geteld, maar Witje had traantjes in de
ogen van dankbaarheid. Rex bleef nu net
zolang bij het hok, totdat de baas de die
ren het avondeten kwam brengen. Nu zag
hij ook, dat het hok wijd open stond. Hij
begreep wel, dat Rex hier geen schuld aan
had. Rex hield veel te veel van de dieren
en kwam nooit aan het hokje. „Dat zal ik
dan zelf gedaan hebben", mompelde de
baas en dacht met schrik aan de grote kat
van buurman. Toen zag hij Rex onder het
hok liggen. „Die heeft z'n diertjes gehol
pen", dacht de baas en streek de trouwe
hond over de kop. Bij het bord van Rex
lag die avond 'n heerlijk stuk vlees. „Dat
is de beloning", dacht Rex blij