Voor onze Meisjes. Waar brood aan de boomen groeit Snap gaat alleen een wandeling maken ZONNESCHIJN door Lily van Oyen. De zon schijnt warm over de velden en dreven. En brengt door zijn gloed vreugde in 't leven. De kinderen spelen verheugd in de wei, En plukken er mooie hloempjes der Mei. lUtU-v a/ftl Carly Vos. In de Keerkringlanden kennen de bewo ners den broodboom even goed als wij den kastanjeboom. De broodboom draagt een smakelijke vrucht. Cook, de beroemde zee vaarder, maakte op zijn reis naar de Zuid zee kennis met den broodboom en at toen voor het eerst de smakelijke vruchten. De broodboom wordt zoo hoog als een eik, maar de boom groeit zoo langzaam, dat hij wel 70 jaar noodig heeft om die hoogte te bereiken. De bladeren van den broodboom zijn heel mooi. Zij hebben zeven of soms negen diepe tanden, de bladeren kunnen lang en breed worden, zij zijn soms een halve meter lang. Het hout van den boom is niet geschikt voor meubelhout, daarvoor is het te zacht en hierdoor ook weer onge schikt tot polijsten. Men gebruikt het hout van den boom dikwijls tot het vervaardigen van kunstvoorwerpen, want als snij hout voor de beeldhouwers is het prachtig. De groote bladeren van den boom gebruikt men om de vruchten er in te wikkelen en ze dan zoo te laten stoven boven een vuur. Ook als tafellaken of servet worden deze bladeren gebruikt, omdat zij zoo sterk zijn. tien zwarte vlakken, die netjes en zorgvul dig langs de randen moeten worden uitge knipt en zoo in elkaar worden gepast, dat zij één geheel vormen. Ik vertel jullie niet, wat het worden moet, want dan is het veel te ge- gemakkelijk, probeer 't dus maar. Van dit grappige prentje kan je een aar dig schilderijtje voor je kamertje maken, door het voorzichtig uit te knippen en op te plakken. Om het carton, waar je het opplakt, moet je dan een smal reepje zwart papier plakken, bij wijze van lijstje. Bo venaan maak je dan twee gaatjes, waar doorheen een bandje of lintje wordt ge haald, dan kun je het schilderijtje in je kamertje ophangen. JUIST WAT HIJ WENSCHTE. Jonge man: Ik zou graag een betrekking op Uw kantoor willen vragen. Directeur: Het spijt me, maar wij heb ben hier niets voor U te doen. Jonge man: Schitterend, dat is juist een betrekking, zooals ik er een zoek. De bewoners van Otaheite, waar de broodboomen dikwijls in een dicht bosch groeien, verstaan de kunst om uit de schors van den boom een kleedingstof te vervaardigen. Dit doen zij zoo: wanneer de boomen een hoogte van ongeveer zes meter hebben bereikt, worden zij uit den grond gehaald en de stammen van de tak ken en wortels gescheiden, vervolgens wordt de schors van de stammen afgeschild en in een beek te weeken gelegd. Enkele dagen daarna scheiden de meisjes de schors van de binnenste huid, want alleen de ve zels van de huid kunnen tot het maken van de stof dienen. Eindelijk worden deze vezels op plataanbladeren en in rijen, drie op elkaar, aan den oever uitgespreid. Deze rijen zijn 20 meter lang en een halve me ter breed. Over die rijen wordt water ge goten, dat des nachts vanzelf wegloopt. Den volgenden morgen vindt men de vezels door een kleverig sap, dat zij bevat ten, zoo nauw verbonden met het water, dat is blijven liggen, dat het een stof vormt, die heelemaal kan worden bewerkt en verknipt. Deze boomstof kan zoo dik gemaakt worden als de inboorlingen het wenschen, maar ook zoo fijn als neteldoek. De stof wordt gebleekt en geverfd, liefst in roode kleur, want daar houden de bewo ners van Otaheite van. Nu iets over de vruchten van den brood boom, waarvan je er hier een ziet afge beeld. De vruchten worden eerst geplukt als zij door en door rijp zijn. En wanneer zij zijn geplukt, dan nog moeten de vruch ten een tijdlang in de zon blijven liggen, zoodat ze tenslotte heelemaal week zijn. Is dat het geval, dan wordt de inwendige mas sa in een met steen bevloerden kuil of kel der gelegd, waar de vruchten aan het gis ten raken, doordat de zon op dien kelder staat en alles natuurlijk heel warm maakt. Hebben de vruchten nu een paar dagen lang gegist, dan wordt er van de weeke massa, die op heel dikke sap gelijkt, 'oroo- den gemaakt, welke op heete steenen worden gebakken. De oven, welke de be woners van de Zuidzee tot de bereiding van de brooden gebruiken, is anders dan bij ons. Een oven is het eigenlijk niet, het is een kuil, waarin naast elkaar een rij stee nen liggen ,die vanwege de broeiing der zon heet zijn geworden, zoo heet, dat je je hand er bij aanraking op zou branden. Op die steenen wordt het brood gelegd en na eenige minuten is het al gebakken. Om de brooden nog sneller gaar te krijgen, steekt men er boven nog een vuurtje aan. Ook heete asch doet bij het bakken goede diensten. In den broodboom heeft men verschil lende soorten. De broodboom kan zooveel vruchten geven, dat een mensch voor zijn geheele leven genoeg voedsel zou hebben, als hij eigenaar was van drie groote boo men. Men vindt den broodboom vooral aan de Markiezeneilanden in de Stille Zuidzee. Men heeft wel eens geprobeerd de broodboomen ook in de koudere landen te laten groeien, maar dat is niet mogelijk ge bleken. Heb je nu ook alle ledematen opgevuld, dan ga je ze aan elkaar hechten. Je begint met aan de bovenarmpjes een gaatje te bo ren (met behulp van een heel groote stop naald) Nu gaat de naald, waar aan je voor af een dun, maar heel sterk stukje touw" hebt bevestigd, door de schoudert van het poppekind en komt dan weer aan den an deren kant uit. Dus de naald gaat van den linkerbovenarm door de schouders (in de breedte) naar den rechterbovenarm. Aan het eind van het touwtje heb je eerst een grooten knoop gemaakt, zoodat deze voor het armpje blijft zitten, waardoor het arm pje op zijn beurt weer stevig aan den schouder komt. Aan het andere armpje, waaruit de naald het laatste kwam, beves tig je ook een flinken grooten knoop en als je dat niet gelukt, hecht de draad dan af met een paar groote steken, die je om den arm windt. Hetzelfde als je nu met de armen hebt gedaan, doe je ook bij de bee- nen en de pop is voor het grootste deel klaar. Maar nu nog het hoofd. Je hebt in een speelgoedwinkel natuurlijk wel eens zoo'n heele rij kleine poppenhoofden zien liggen. Als je niet in het bezit bent van een enkel poppenhoofdje, dan zul je er eentje aan moeten schaffen, want een poppenge zichtje zelf maken, dat valt haast nopit goed uit en het is een vreeselijk werkje. Welnu, heb je je nu een poppenhoofd aan geschaft, dat laten wij zeggen, van bord papier of geperst papier is, dan neem je het potje lijm en ga je het hoofd op de schou ders zetten. De hals werk je af door de opening van het lijfje er om heen te plak ken, zoodat er geen houtwol of watten uit komen gluren. Nu, hoe vind je je poppe kind? Geef haar nu nog een snoezig jurkje en je hebt een pop, die geen van je vrien dinnen heeft! -S EEN SCHILDERIJTJE VOOR JE KAMER. Neem een schaar en papier, Een knipje daar, een knipje hier, Dan ziet de schoorsteenveger, Zwart gelijk een neger, Uit den schoorsteen komen: rook. Als een groot en griez'lig spook. O, wat is de man geschrokken, Kijk, zijn ladder valt aan brokken, Maar met een heele diepe zucht, Jaagt hij het spooksel op de vlucht, Zie zoo, de schoorsteen is weer schoon, En de man krijgt nu zijn loon. Dan zegt hij heel erg verblijd, Mevrouw het rookspook bent U kwijt. Snap is al een heel eind den weg afge- loopen, als hij voor een klein wit brugge tje staat, dat toegang verleent tot een wei land. „Verboden Toegang", staat er op, maar Snap, die natuurlijk niet lezen kan, trekt zich van het bordje niets aan. Met zijn poot duwt hij het hekje open en stap te het bruggetje op. Het is hier heel stil, het schijnt wel, alsof hier geen menschen wonen, maar stil, daar ginds staat een hondenhok, en aan een groote ketting ligt een eveneens groote en gevaarlijk uitzien- papier is, er niet op kan worden aange bracht. Wanneer je nu zoover bent, dat je alle ledematen al geknipt en aan elkaar hebt genaaid, dan ga je ze vullen met stroo, heel kort, fijn stroo, of met watten, dat je vooral goed en dik er in moet prop pen, anders wordt het popje te slap, ofwel met zaagsel, maar dit laatste zou ik je niet aanraden, want zoodra er een steekje aan het poppenlijf stuk zou gaan, komt het zaagsel eruit, wat niet erg plezierig is. Hier zien jullie vijf- door Violette Carr. de hond naar Snap te loeren. Hij gromt vervaarlijk, maar schijnt nog te veel slaap te hebben om eens flink te blaffen. Mis schien ziet hij ook wel geen gevaarlijk iemand in Snap. die rustig over het land loopt te snuffelen. Hu! Wat schrok Snap daar opeens! Waarom eigenlijk? Wel, hij zag iets bewegen. Het leek wel een steke lig balletje en kijk! Het loopt weg. Wat raar is dat... Even kijken van dichtbij. Hij beleeft allerlei avonturen. Snap krijgt zijn verdiende straf. Hij ziet voor het eerst een egel en wil er mee spelen. „Wel", zegt Snap ,de kleine Fox-terrier, tot zich zelf. „Dat treft mooi. De melkboer is zoo vergeetachtig geweest de voordeur open te laten staan en daar zal ik eens fijn van profiteereiimeteen stapte Snap de deur üit, nog even omziend of de vrouw niet achter hem aankwam. Neen, niets te zien. Gauw het schelpenpad afgehold en den straatweg op. 't Is heerlijk weer en Snap doet nu niets liever dan een fijne wandeling maken. De vogels fluiten lus tig in de boomen, boven Snap's fier opge heven kopje. Hij stapt parmantig door en ziet zelfs niet eens om naar een kleinen keffer, die achter het tuinhek van de bu ren staat. „Die mag niet eens losloopen", denkt Snap en vindt zich zelf heel gewich- tie. „Toet! toet!" Daar komt een auto aan en Snap vliegt naar den kant van den weg, waar het veiliger is. „Kijk toch beter uit!" zegt hij tot zichzelf: „en loop niet te droo- men'. Voorzichtig Komt Snap naderbij geslopen, maar het balletje verroert zich plotseling niet meer. Vreemd., 'ns even met m'n poot er tegen aan tikken. O kijk, het loopt ineens hard weg, maar het loopt toch lang zoo vlug niet als Snap kan loopen en daarom loopt de hond het balletje achter na. Maar waar blijft het opeens? Snap zoekt en zoekt, maar kan het niet meer terugvinden. Jammer, denkt hij en wil zijn wandeling voortzetten, als hij plotseling weer het stekelig balletje in het oog krijgt. Maar wat nu! De stekeltjes, die het balle tje eerst had, zijn verdwenen en nu is het opeens een dier, dat ziet Spap wel, want het heeft oogjes, en kijkt Snap aan. Snap wil het dier bezig houden en met hem gaan spelen; hij duwt het voor zich uit, maar de egel heeft geen zin met zoo'n grooten hond te spelen en steekt alweer zijn scherpe nageltjes uit. Nu wordt Snap boos. O dwaze Snap, laat dat dier toch met rust, je moet toch het onderspit delven. Snap wil de egel bijten, maar., bijt zich zelf, want de naalden op d<?n rug van het egeltje zijn heel hard en scherp en dringen Snap tot diep in zijn gladde neusje. Au! Au! jankt Snap en springt achteruit, maar wat is dat? De naalden blijven op zijn neus zitten en wat doen ze 'm pijn! Snap holt het weiland af, het bruggetje over en den straatweg op. O, o, wat was hij dom ge weest om met zoo'n stekelig dier te gaan vechten. Snap gilt van pijn en op zijn ge huil komt de vrouw uit den voortuin. Zij had Snap al gemist en was juist van plan hem te gaan zoeken. Blij riep ze toen: „Snappie, Snappie, kom gauw bij de vrouw", en Snap holt nog harder. Maar wat had de hond op zijn neus? Huilt hij daarom? En tot haar verbazing ziet de vrouw, dat Snap allemaal egelnaalden op zijn neusje heeft. „Kom hier Snap", zegt ze, „dan zal ik je helpen". Snap laat zich de akelige steken de dingen van zijn neus afhalen en loopt dan stilletjes achter de vrouw aan mee naar binnen. „In ieder geval heeft ze me geen straf gegeven voor het wegloopen", denkt Snappie nog, als hij weer fijn in het zon netje zit en hij wrijft nog eens over zijn geschonden neusje Een pop, die je zelf kunt maken. Een zelfgemaakte pop is voor een meisje altijd nog veel prettiger, dan een pop, wel ke moeder kant en klaar voor haar in den winkel kocht. Daarom wil ik jullie meisjes eens voordoen, hoe je zelf een popje kunt maken, dat je misschien wel ten geschenke kunt geven als je kleine zusje jarig is. Vraag aan moeder een stukje linnen en maak daarvan de ledematen van de pop, dus romp, beenen en armen. Om het rompje te maken, gaan wij als volgt te werk: wij nemen twee gelijke lapjes en naaien die aan elkaar, maar met flinke ste ken, anders breekt de draad, wanneer wij de romp opvullen. Hetzelfde doen wij ook met de beenen en armen, maar laat ik jul lie nog even zeggen, dat je aan den hals een opening moet laten, omdat anders het losse kopje, dat of wel van steen of bord- EEN KNIPPRENT.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1936 | | pagina 7