TWEEDE BLAD EEN BEWIJS WILLEM DE BRUIN Overal verkrijgbaar! KOFFIE, THEE EN TABAK De Beste sinds 1760!! Vrijdag 14 Maart 1941 No. 6141 Groote voorraden in: FEUILLETON DE MOORD OP HET KANTOOR j. Rheumatische pijnen. Het Veer Qorku mSleeu wijk. Ijzerhandel GORINCHEM. N.V. v /h M. Ravenswaay Zonen GORKUM. BEHOORENDE BU HET VOOR HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA, DE LANGSTRAAT EN DE BOMMELERWAARD dat het „Nieuwsblad van Heusden" in dezen bijzonderen tijd o.a. met zijn dagelijks terugkeerende distri- butiezorgen, een onmisbaar blad is geworden voor de bewoners van on ze streek IS HET FEIT dat weer HONDERDEN nieuwe abonné's in onze registers ingeschreven zijn. Aangemoedigd door dit groote suc ces zullen wij blijven voortgaan om te trachten onze abonné's nog meer te doen verschaffen, dan tot heden het geval was. Het bewijs is geleverd dat mede door het opnemen van de berichten van alles wat de distributie van le vensmiddelen, kleeding en brandstof betreft, ons blad thans aan de voor naamste eischen voldoet, welke van een dergelijk weekblad mag worden verlangd. Nog steeds groeit het getal abon nementen aan. GEEFT U NOG HEDEN OP ALS ABONNé, EN U ONTVANGT DE NUMMERS TOT 1 APRIL AS. GRATIS. DE REDACTIE. Door hun pijnuitdrijvende werking helpen hierbij altijd veilig en vlug als geen ander een poeder of cachet van Mijnhardt te Zeist. Mjjnhardt's Poeders per stuk 8 ct. Doos 45 ct. Cachets ge naamd „Mijnhardtjes" Doos 40 en 50 ct. Eeze dienst zal door den bouw der nieuwe Mierwede- brug aanzienlijk worden in gekrompen, In den grooten verkeersketen, die de meest vruchtbar,e gebieden, van Noord-Brabant n.l. het Land van Heusden en Altena met het Zuiden en Noorden verbindt, vormden enke le gede.elten een zwakke schakel en wel de pontveren bij1 Keizersveer en Gorkum en de smalle, bochtige tra verse door Nieuwendijk. Door den bouw der prachtige, nieuwe brug bijt Keizersveer werd het isolement van het Land van Heusden en Altena grootendeels verbroken. Maar, ofschoon het maken van dez,e verbinding een feit van groote betee- kenis is, blijft het veer Gorkum Sleeuwijk een probleem. Ondanks het feit, dat hier meestal twee flinke ponten in de vaart zijn, ondervindt het moderne wegverkeer hier, in nor male omstandigheden, een te groote stagnatie en met v|erlangen blijft men uitzien naar een constantie verbinr- ding met de gebieden ten. Noorden van. de provincie Noordbrabant. Lat probleem zal eerlang zijn op gelost, wanneer de plannen voor den bouw der nieuwe Mjerwedebruig zul len zijn verwezenlijkt. Vlak voor den oorlog was men al begonnen met het verzwaren van den Merwededijk te Sleeuwijk', welk werk daarna werd gestagneerd en stopge zet. Thans zullen voor dezen bouw gronden worden onteigjend aan de Sleeuwijksche zijde, terwijl enkele we ken geleden een commissie uit Ge deputeerde Staten van Zuid-Holland te Gorkum heeft zitting gehouden voor het aanhooren van jevtentueele bezwaren, inzake den bouw der Mer- wedebrug. Het totstandkomen van de vaste oeververbinding over de Merwede, die door de Gorkummers ,zeer zeker wordt toegejuicht, heeft voor de stad echter ook zijn schaduwzijde, mede door het feit, dat het zoo belangrijke veerbedrijf, ongetwijfeld zeer zal wor den ingekrompen, wat jaarlijks een flinke schadepost zal be teekenen. Laar Gorinchem, welks stichting waarschijnlijk uit de 13de eeuw da teert, zeer gunstig was gelegien, was het veerbedrijf al vroeg ,hier aanzien lijk en is dat al z>eer oud. In dr. Kortewegs proefschrift hierover von den we enkele interessante gegevens. Het veer recht op de Merwede, langs zijn „heerlijkheid en den te- genovergestelden oever, benevens het recht, om op 'die oevers veer dammen te hebben", werd bij yerdrag van 1329'30 aan den Heer Vlan Arkel verleend. Eeze veerdammen mochten worden aangelegd o|p den Altena- schen over van de „splisse" tot de kerk te Sleeuwijk, d.w.z. dat de Heer Van Arkel dus het recht ontving, om over te zetten binnen deze grenzen en zoowel van den Gorkumschen als Altenaschen oever. Uit enkele domeinrekeningen zou men moeten opmaken, dat het Go(- rinchemsche veer maar een half-veer is geweest, dus dat dit veer behoorde aan den heer Van Arkel en het veer Sleeuwijk-Gorinchem aan den Heer van Altena. "Lit was echter niet zoo. Onder het veer van den Heer (Van Altena moet men verstaan het veer WoudrichemDalem. Beide veren, die van Gorkum en Woudrichem, hadden hoegenaamd niets met elkaar te maken. Dit houde men wel in het oog, in verband met wat hier lar ter volgt. Het veerrecht omvatte echter niet een algeheel monopolie voor bet ver voer uit en naar de heerlijkheid. Dr. Hollema is van dezelfde gedachte en spreekt b.v. over het veer Oosit(- Barendrecht op Heinenoord, Dor drecht op Papendrecht, Andel opi Poederoijen. Zoo vindt men ook dui delijk de grenzen voor het veerrecht aangegeven in de oorkonde van 1387, SPITSCHOPPEN met steel. Gesmeede KLEISP ADEN. SPITVORKEN TREKZAGE-N ZAAIVATEN om op het land te zaaien. SNOEISCHAREN met wondervolle snijkracht. MAALMOLENS om alles te malen, zoo fijn als pulver. TEL. INT. 2840. waarbij aan Arend, van Giessen, het veer „tot Andel an hey-den zidien van den water tusschen Veenregrave ende Rijswik kerc," werd verleend. Uit een en ander yolgt dus dui delijk, dat oorspronkelijk de strek king van het veerrecht veel beperk ter was, dan men er in de 18e eeuw aan toekende. In den regel liep de grens eener heerlijkheid' tot halverwege den stroom, die deze omspoelde en strek ken zich .dus ook tot daar de heerlijke rechten uit. pij het yeerrecht mocht men evenwel zijn rechten verwezen lijken en deze grens „overschrijden". Het vervoer GorinchemWoudri chem vioe-versa was vrij en de schip-- pers uit oeide plaatsen, konden dus vrij op dit traject varen. Het veer GorinchemSleeuwijk, dat gewoonlijk door, de Rekenkamer van, de Staten van, Holland werd verpacht, was 22 Febr. ,1592 aan, de ze stad in, erfpacht gegjeven, dat van den Heer van Altena was in ,1540 aan de Staten van Holland gekomen. Aan deze verpachting van het Go rinchemsche veer werd de voorwaar de verbonden, 'dat de „voirss. pachu ter om geenrehande saicken wille, die gebueren zoude mog|en oft wat belet oft hinder, dat rij daarin zoude mogen hebben, bij den scippers oft anders eenick afslach hebben, en sal het en waere alleenlick oft openbairi- lic oirloge waere in 'Hollant 'Voor de handelwijze van die schipH pers, waardoor de pachter yan biet veer geschaad werd, aanvaardde «die grafelijkheid als eigenaar van het veerrecht dus geen aansprakelijkheid. Daar de schippers nog heel e maal' niet onder het toezicht der overhreid! stonden, kon deze natuurlijk jer moei lijk voor waken, dat pet vejerrncpt steeds zou worden gerespecteerd, i' Later, toen de schippers yan Gof rinchem en Woudrichem in leen güdè waren vereenigd, werd bepaald1, dat Gorinchemsche schippers geen per sonen mochten vervoeren van Woue drichem naar de waard, die er jtet- genover lag en dy Woukirichemsdhe schippers niet van Gorinchem naar Sleeuyrijk of omgekeerd. In 1643 werd deze overeenkomst door de stadsregeeringen van "Wou drichem en Gorinchem gewijzigd, om dat de waard „tusschen de voorss. steede van Gorinchem ende den dae- lemschedijk" bij hoog water onbe gaanbaar was, zoodat de exploitatie van het veer alleen bij laag water mogelijk was. Er mochten dan ook personen worden overgezet. Beurte lings zou er een Gorinchemsche en een Woudrichemsche schipper afva ren. Om de eerste reis zou worden geloot. Dit gold alleen bij boog wa ter. Sedert 1674 evenwel oefende de pachter dit recht niet meer alleen uit, maar ook enkele anderen had- 20. Langzaam liep Pedro voort en ver wachtte ieder oogenblik dat zijn meester hem zou zeggen stil te zijn, maar niets gebeurde. Toen stond zijn haar nog steiler op en sprong hij vooruit naar 'een man, die stil op den grond lag. Pedro boog zich over hem heen, berook zijn kleeren en begon heftig te blaffen. Het was zijn meester, hij rook naar bloed en hij lag stil als de anderen. De bloedhond huilde weer en rook toen naar het spoor dat hij verwacht te te vinden. Zijn brein was nietmen- schelijk genoeg om dat in verband te brengen met den man, die hem voorbijgeloopen was in de Steeg, maar in dergelijke omstandigheden vond hij altijd een spoor, dus waar om nu niet. Hij wou den man zoe ken, die zijn meester daar gelaten had; dus Maar daar was zijn meester. Dien kon hij niet alleen 'laten en weer huilde hij vreeselijk. Dat zouden ze in het huis wel begrijpen en er uit komen en naar zijn meester zien, zoodat hij dan het spoor kon volgen tot het hek. Zoover ging hij, maar dan kwam hij telkens weer bij zijn meester terug. Ha! Daar kwamen eindelijk twee vrouwen uit hel huis en Pedro wacht te ongeduldig op hen. Mevrouw Waite en een meid haast ten zich voorwaarts, zij zagen eerst Pedro niet, maar schreeuwden het uit van vrees, toen zij een man op den grond zagen liggen. „Mijn man een ongeluk," snikte Mevrouw Waite. „Neen, het is mijnheer niet," zei de meid. „Het is die mijnheer van den grooten hond." „Blake!" riep mevrouw Waite, „wat deed die hier en hoe zou hij gewond zijn?" Pedro kwam voorwaarts en werd ongeduldig. De dames gingen zenuw achtig weg. De hond boog zich over zijn meester heen en likte diens koud gelaat, verwonderd dat deze men- schen niets voor hem deden. Mevrouw Waite dacht na. Iets van de waarheid kwam bij haar op en zij was ontzet. Blake was gekomen om haar man te spreken en nu her innerde zij zich dat hij zoo naar het raam had gekeken, alsof hij dacht, dat die uit dat venster gesprongen was. Dus was haar man in den tuin geweest jen de detective had hem daar gezocht, en zij dacht nog iets anders. Haar man had haar nooit over zijn zaken gesproken, maar hij had in den laatsten tijd veel verloren. Had hij gestolen? „Janet," zeide zij, „wij moeten hem in huis dragen en verplegen." „Zal ik een dokter halen?" vroeg de meid. „Neen", zei Mevrouw Waite, „mis schien is het zoo erg niet". Zij was er nu stellig van verze kerd dat haar man Blake dien slag had toegebracht. Zij gruwde er van maar toch bleef hij haar man. Waar schijnlijk was hij weg en dacht al leen aan zichzelf, maar zij zou Blake toch beletten hem te vervolgen. Hij was en bleef haar man. Pedro keek hen na en volgde hen over 't grasperk, maar hij wou het spoor graag volgen, dikwijls had hij het moeten doen, maar nu deed hij het eens op zijn eentje. Hij snoof rond de plek en zijn haar stond weer rechtop. Het spoor was er, rechtsaf ging hij, langs de plek waar Waite het geldkistje had weggegooid toen weer reciits langs de winkels. Dit was werk naar zijn hart. Hij moest den man vinden die bij zijn meester geweest was en dan Al zijn haar langs zijn nek ging rechtop staan. Hij was goed genoeg in gewone tijden, maar als zijn mees ter in gevaar kwam, dan was hij al tijd zoo. De straat liep hij over en de voet gangers traden op zijde als hij maar altijd rechtdoor liep. Zij waren bang van hem. „Zeker een rechtsgeding", zei ie mand, „en hij zoekt een spoor." „Onzin", zei een ander, „dan was de hond niet alleen." Pedro liep maar aldoor tot een winkel, waar gemaakte kleeren te koop waren. Dien winkel liep hij driemaal rond tot verbazing van den winkelier en ging er toen weer uit. Hij liep toen naar Leeds en eerst een zijstraat in, later door allerlei zijstraatjes. Maar Pedro kon niet we ten dat de sneltrein naar Londen Leeds om negen uur verliet. De heer Waite met hoog opgesla gen kraag en een zachten vilten hoed over de oogen getrokken stapte het station te Leeds binnen. Hij was doodmoede want hij had een uur door de straten gezworven, hij had niet eerder aan het station durven komen. Er waren genoeg menschen die hem kenden en dan kon hij niet ongemerkt naar Londen komen. Als hij daar maar eens was zou hij bui tenslands zien te komen. Blake was wel dood. Hij had het wel niet bedoeld maar het was gebeurd. Hij liep ongeduldig op en neer, want de^ trein stond er nog. Plotse ling dacht hij er weer aan, dat hij niet herkend zou worden en hij zocht een stil plaatsje, er waren zooveel menschen, ofschoon hij blijde was, niemand te zien dien hij kende. Hij keek op zijn horloge en zag dat er vijf minuten moesten verloo- pen voor de trein wegreed. Hij voel de zich flauw, zijn keel was droog en zijn knieën knikten, maar het buf fet was aan den anderen kant. Zon hij even durven gaan? Nog eens keek hij of er bekenden waren, maar hij zag niemand. Al werd er geïnformeerd aan het buffet ïwas dat niets, want zij kenden hem tïoch niet. Met snellen stap ging hij naar het buffet en bestelde een glas soda water met brandewijn. Hij was geen drinker maar de buffetjuffrouw staarde hem aan zoo gulzig als hij] het inslikte. Een tweede en derde volgde en toen snelde hij naar den trein. Hij had het oogenblik goed.' gekozen want de conducteur wenkte hem al. Op dat oogenblik rende een groote bloedhond het perron op naar het buffet, toen naar den trein. De man aan het hek wilde het dier tegenhou den, maar durfde niet. Waite stapte net den trein binnen en Pedro sprong vooruit. Hij hief den kop op eu snoof en keek boos aardig. (W ordt vervolgd.) NIEUWSBLAD RAVENS AAY's

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1941 | | pagina 5