TWEEDE BLAD
Vrijdag 9 Mei 1941
No. 6157
Overal verkrijgbaar!
KOFFIE, THEE EN TABAK
De Beste sinds 17601!
FEUILLETON
HET RAADSEL
VAN DE ROTS
Hoe en waar draag ik mijn
persoonsbewijs?
Onrustiol
N.V. v /h M. Ravenswaay Zonen
GORKUM.
BEHOORENDE BIJ HET
VOOR HET LAND VAN
HEUSDEN EN ALTENA,
DE LANGSTRAAT EN
DE BOMMELERWAARD
Men moet het altijd bij zich
hebben. Ook bij het
zwemmen en andere sport
beoefening.
Men meldt van bevoegde, zijde
De berging, de wijzej van bij zich
dragien van. heit persoonsbewijs is
'geen eenvoudig probleem.
De vraag naar een doelmatige beto
ging der persoonsbewijzen is daarom
zoo belangrijk1, omdat zij tem. nauw>-
ste samenhangt met een bepaling
in het besluit persoonsbewijzen van
den secretaris-generaal van het de
partement van Bininenlandsche Zak
ken. Artikel 3 van dit besluit zegt
uitdrukkelijk, dat een ieder, die tot
het in bezit hebblem. van een per
soonsbewijs verplicht is, dat tie al
len tijde» bij zich moet dragen. Hiet
(genoemde artikel zegt echter nog iets
meer.
Ieder, die een persoonsbewijs in
bezit moet hebben is ook verplicht
bet desigevorderd te vertoornen aan
den opsporingsambtenaar. Deze laat
ste bepaling; maakt het vraagstuk der
berging ongetwijfeld moeilijker.
Behalve, dat door den drager te al
len tijde aan den opsporingsambte
naar getoond moet kunnen worden,
zal in de practijk' het giébfluik van
het persoonsbewijs zoo veelvuldig,
vertrouwd en ingeburge'rd worden,
dat het op de minst omslachtige wij-
Be te voorschijn te brehgen moet zijn.
Wanneer het gébruik van het per
soonsbewijs in het dagelijksch ver-
keer burgerrecht zal hebben verkre
gen en aan ons haastige en jachtige
levenstempo aangepast wil zijn, dan
moet een dergelijk onmisbaar docu
ment vlot en vlug, zonder tasten en
tobben, met een enkele handbewe
ging te voorschijn gebracht en ge
toond kunnen worden. Evenmin als
men het persoonsbewijs voortdurend
in de hand kan dragen evenizeer"
dient men het te allen tijde zoodanig'
bij de hand te hebben, dat mien zich
niet eerst in een kleedkamer be
hoeft af te zonderen om) "het pqrv
soonsbewijs aan discretie te onttrek
ken.
Doelmatige berging én de
mjoeilijkheden.
Men zorge d,us voor e.en doelma
tige berging. Wij beseffen, d^jt zulks
snel glezegd; malar dikwijls moeilijk'
gedaan, is. Geen bezwaar, zal deze bier-
ging medic,brengen, voor haar en hen,
die. den» dag: doorbrengen, in het toir
let of oostuum, waarin» ziji d,es mor
gens hun woning verlaten. Wandje
lende en winkelendei dames, rente
niers e.n vacantiegangerfe, maar ook
de werkende vrouwen en mannen,
wier dagtaak' geeni afzonderlijke Wee
ding vergt, hebben het gemakkelijk.
Zij dragen het persoonsbewijs in
haar, taschje letterlijk in: d;e hand,
of in hun binnenzak vlak bij' dé hand.
Moeilijker wordt het wanneer
werkkleeding of sportkleeding! wordt
gedragen. Ook da'n is het £aak ih(et
persoonsbewijs bij' de hand te hebben.
Wie mocht meenen, dat het gebruik
van werk- of sportkleeding in het bij
zich dragen, va'n, het persoonsbewijs
dispenseert, is er„ naar onze meef-
ning, glad naast en miskent het wiei-
zen en karakter van het persoonsf-
bewijs. Persoonsbew. is identiteits
wijs en. wordt' in de toekomst het
identiteitsbewijs bij uitnemendheid.
Voorheen was het nog wel moge
lijk, zijn identiteit door andere docu
menten te bewijzen, door een pas,
correspondentie, diploma of abonne
ment. Het ligt toch voor de hand
dat men juist bij het dragen van
werk- of sportkleeding, wanneer men
de hier genoemde documenten pleegt
achter te laten, het officiéél voor
geschreven en erkende identiteitsbe
wijs onmiddellijk ter beschikking
moet hebben.
Daar we geen moeilijkheden willen
ontwijken, zullen wij ook éven ant
woorden op de z.g. zwembroek-ob
jectie. De zwembröek-objectie wordt
gehanteerd door hen, die meenen
dat in zwemkLeeding geen plaats is
voor het persoonsbewijs en dat dus
deze en andere sportkleeding van
de verplichting tot; het dragen van
het persoonsbewijs ontheft.
Wij antwoorden vooreerst, dat we
in het besluit persoonsbewijzen geen
uitzonderingsbepalingen voor het dra
gen van sport- of zwemkleeding heb
ben aangetroffen. Verder denken wij
er niet over, vooruit te loopen op uit
spraken van den rechter. Ook weten
we niet of de opsporingsambtenaren
het noodig zullen vinden de baders
in zee naar hun persoonsbewijs te
vragen. Maar wij kunnen ons voor
stellen dat de badgast, die gehuld
in zijn badmantel, {de deur is uitge
stapt om een kwartier verder op Inet
strand te gaan liggen zonnen, moeite
zal hebben den opsporingsambtenaar
te bewegen even te willen wachten,
daar hij zijn persoonsbewijs in zijn
hotel heeft achtergelaten.
Er is geen. regel .zonder uitzonde
ring, maar wij vermoeden dat de
gevallen waarin iemand die tot het
bezit van een persoonsbewijs ver
plicht is, dit niet bij zich behoeft te
dragen, tot de torenhooge uitzonde
ringen zullen behooren. Een verstan
dig mensch zal zorgen, overeenkom
stig de bepaling van het besluit, zijn
persoonsbewijs te allen tijde bij zich
te hebben. Eén practisch mensch
zal zorgen dat ook gemakkelijk bij de
hand te hebben. De coupe en shit
onzer kleeding kan hier nooit ernsti
ge moeilijkheden veroorzaken.
Waar plaats is voor een zakdoek,
is ook plaats voor een persoonsbe
wijs. Zelfs in de meest luchtige werk
kleeding draagt arbeider een
broek. Een stevig metalen doosje
in de broekzak, verbonden aan een
sleutelketting, zal het persoonsbe
wijs tegen beschadiging en verlies
beveiligen. Voor de vrouwen, die
geen taschje dragen, zal de vinding
rijke mode zonder bezwaar eenprac-
tische berging ontwerpen.
Onze grootmoeders kenrten nog
wél de zakken van keper of bomba
zijn die onder de bovenkleeding met
een band om het middel werden
gedragen. Zij borgen er velerlei za
ken in: haar beurs, haar brilledoos
en haar sleutelbos. Matig en waardig
lichtten zij haar rok om in den zak
te tasten en wie zou er ooit om
lachen?
Wij zijn er van overtuigd, dat zelfs
in de minst gecompliceerde kleeding-
stukken wel een plaatsje voor het
persoonsbewijs kan ingeruimd of
aangebracht worden. De kledingin
dustrie zal binnen korten tijd wel
met een aantal nieuwe vindingen aan
de markt komen en wij zijn benieuwd
wie het eerste patent zal aanvragen
voor broek of jas met ingebouwde
p.b.berging.
Doch zelfs de meest ingenieuse
vinding zal weinig baten zoolang te
gen menschel ij ke nonchalance en ver
geetachtigheid geen kruid gewassen
is. Onachtzaamheid veroorzaakt nog
altijd meer processen-verbaal dan
onwil of onmacht. Onachtzaamheid
is een leelijk ding. Het is de stel
lende trap van minachting en ver
achting en getuigt altijd van gebrek
aan waardeering. Wat mien niet acht
en waardeert, vergeet men.
De juiste waardeering en een
practische gewoonte helpen tegen
vergeetachtigheid op meer afdoende
wijze dan een waarschuwingsbord
met neon-letters.
brengen zelfbeheersching en7t/ahBui5je75cL
HET BEROEP VAN DEN
JOURNALIST.
Verschenen is het besluit van den
secretaris-generaal van het departe
ment van volksvoorlichting en kun
sten betreffende het beroep van jour
nalist (journalisteinbesluit).
Aan den inhoud is het volgende
ontleend
EERSTE AFDEELING.
Het beroep van journalist.
Artikel 1.
(1 Het bij wijze van hoofdberoep,
of op grond van een benoeming tot
hoofdredacteur medewerken aan de
vorming van den redactioneelen in
houd van in het bezette Nederland
sche gebied uitgegeven nieuwsbladen)
of van aldaar uitgegeven tijdschrif
ten, welke voorlichting geven op het
gebied van het volksleren, is, on
verschillig of zulks geschiedt dooil
artikelen, berichten of illustraties,
een openbare taak, welke, voor wait
betreft de daaraan verbonden be
roepsplichten en -rechten, bij dit be
sluit van staatswege wordt geregeld).
(2 Zij, op wie deze taak rust,
worden journalisten genoemd.
Niemand is gerechtigd, zich jour
nalist te noemen, die niet overeen
komstig artikel 7 in het beroepsre
gister is ingeschreven.
(3) Alle journalisten zijn in bet
Verbond van Nederlandsche Jouma-
lsiten vereemgd.
(4) Het Verbond van Nederland
sche Journalisten waakt er over, dat
de beroepsgenooten elk voor zich
hun plichten vervullen, en zorgt
voor hun rechten en hun welzijn.
Artikel 3.
(1) De in dit besluit omtrent
nieuwsbladen gegeven bepalingen zijn
eveneens van toepassing ten aanzien
van tijdschriften, welke voorlichting
geren op het gebied van het volks
leren.
Artikel 4.
Onder „medewerken aan de vor
ming van den redactioneelen inhoud
van in het bezette Nedierlandschei
gebied uitgegeven nieuwsbladen of
van aldaar uitgegeven tijdschriften,
welke voorlichting geven op liet gje-
bied van het „volksleven" wordt me
de verstaan: het verrichten van zoo-
danigen arbeid, indien deze niet in
het bedrijf van een nieuwsblad of
van zoodanig tijdschrift plaatsvindt,
doch bij een onderneming, welke be
stemd is artikelen, berichten of il
lustraties aan nieuwsbladen of tijd
schriften, als vorenbedoeld te leve
ren.
TWEEDE AFDEELING.
Het toelaten tot hel beroep
van journalist.
Arikel 5.
(1) Journalist kan slechts zijn hij
dieI
11.
Een ongeluk aan kapitein Dane.
.Welk ongeluk? riep het jonge
mensch uit.
Hij is van het rotspad achter
de ruïnen van de kapel, gevallen
of liever gesmeten. Het is zoo goed
als zeker dat hij dood is.
Herbert had een stuk papier ge
nomen om de lamp weer aan te ste
ken en hield het hoven een bran
denden lucifer. Bij het laatste woord
van den dokter viel het papier hem
uit de handen en scheen hij in zich
zei ren gekeerd.
Gevallen van het rotspad, her
haalde hij. Wanneer? Hoe? Ik
wachtte hem hier te negen ure.
De twee heeren deelden hem alles
mede wat zij gehoord hadden en
trachtten hem opnieuw over te ha
len om zich met hun zending op
het kasteel te belasten.
Herbert was doof aan dat oor.
Hij wilde liever, zooals hij zeide,
teen reis van honderd mijlen te voet
afleggen, dan lord Dane met een der
gelijke boodschap naderen. Hij stond
in den laats ten tijd in geen besten
reuk bij zijn oom en al wat hij doen
kon en wilde, was hen vergezellen;
maar het woord voeren wilde hij
niet. En daarenboven, waarom zou
hij zeggen, dat zijn neef doodgeval
len was? Harry was misschien niet
dood. De kommies kon gek zijn of
gedroomd hebben. Hoe heet die kom
mies?
Mitchel, antwoordde de heer
Wild en 'tis wel jammer, dat er
geen ander in zipi plaats gestaan
heeft. Hij zou bijtijds geholpen heb
ben en geen 'toeval hebben ge
kregen.
Toen Herbert, die tegen den
schoorsteen stond aangeleund, den
naam hoorde van den man, die ge
tuige was geweest van het gevecht,
vroeg hij, terwijl hij zjjn handen
hield voor zijn bleek en ontsteld ge
laat:
En heeft Mitchel den man
herkend, die met Harry vocht?
O ja, riep de zaakwaarnemer,
zonder den dokter den tijd tot ant
woorden te laten wie zou het an
ders kunnen zijn, dan die Ravens-
bird?
Haha, zeide Herbert, terwijl
zijn gelaat van bleek plotseling hoog
rood werd ik heb Harry, toen
ik hem vanmiddag ontmoette, wel
gewaarschuwd, dat hij zich voor dien
man toch vooral in acht moest ne
men.
Wij hebben geen tijd te ver
liezen, mijnheer Herbert hernam
de dokter. Als wij niet terstond
naar lord Dane gaan, zou hij van
anderen de tijding kunnen hooren,
zonder omwegen, en het zou zeer
nadeelig voor zijn gezondheid kun
nen zijn.
Wilt ge iets gebruiken, voor
gij vertrekt?
Niets, wij danken u.
Dr. Wild en de heer Apperly gin
gen de deur uit. Herbert Dame volg
de hen en bleef in den gang staan
om zijn hoed te nemen. Toen hij
naar buiten wilde gaan, kwam de
meid hem achterop loopen en vroeg
hardop
Als kapitein Dane komt, mijn
heer, moet ik hem dan zeggen, dat
hij wacht?
Neen, antwoordde hij.
De eerste, dien de drie heeren
op het kasteel zagen, was de kamer
dienaar Bruff. Lord Dane had de
eetzaal, waarin hij altijd tot zeer
laat bleef, nog niet verlaten en lady
Dane zat naast hem.
De heeren kunnen binnenko
men, zeide Bruff en hij geleidde den
dokter en den zaakwaarnemer in
de eetzaal.
Herbert Dane ging maar tot aan
de deur en trok zich tóen terug.
Toen de knecht in den gang kwam,
vond hij hem onder de groote bui
tendeur staan.
Ik heb den moed niet om bij
de droefheid van mijn oom en mijn
tante tegenwoordig te zijn zeide
hij tot den kamerdienaar. Die
tijding zal hen vreeselijk treffen,
vooral lady Dane.
Wat is er gebeurd, mijnheer
Herbert?
Dat zou ik u wezenlijk niet
kunnen zeggen; "ik begrijp er niets
van. Die heeren daar binnen zijn
mij komen vertellen dat de kapitein
van het rotspad gevallen is en heb
ben mij verzocht om met hem de
tijding van zijn dood aan lord Dane
over te brengen. Laat ons eens op
het rotspad gaan kijken, Bruff, om
te zien of wij niets kunnen vinden.
Bruff nam zijn hoed en volgde
Herbert, wiens ongeloovigheid hij
deelde. Het jonge mensch vertelde
hem in alle bijzonderheden wat hij
gehoord had, waarop de kamerdie
naar uitriep, dat het dien ezel van
een Mitchel in het hoofd moest man-
keeren.
Inmiddels kondigden de dokteren
de heer Apperly het ongeluk aan
lord en lady Dane aan en deden hun
best om het in zoo zachte termen
mogelijk in te kleeden. Zoo beweer
de de heer Apperly, dat de opzich
ter Cotton geen woord van die ge-
heele geschiedenis geloofde, en dat
hij haar beschouwde als een verzin
sel van den gekken Mitchel. Dit
verzinsel had het gewenschte resul
taat. Lord en lady Dane klampten
zich terstond vast aan de gedachte
dat de kommies slechts in verbeel
ding had gezien wat hij verteld had.
Lord Dane vergenoegde zich ech
ter niet met de hoop dat zijn zoon
gezond en wel was. Al had hij zelf
het vrije gebruik van zijn beenen
niet meer, zoo wist hij toch hen,
die dat wel hadden, in beweging
te zetten. Hij zond ©enige dienstbo
den op het rots pad, anderen naar
Danesheld om Mitchel en de politiie
te halen en ook een naar de haven,
om te zien of de „Parel" reeds ver
trokken was.
Herbert Dane, die reeds met Bruff
was teruggekeerd, verklaarde zijn
oom dat het geheele verhaal van het
ongeluk ongelooflijk was.
Ik heb Harry den geheelen
avond bij mij verwacht zeide hij
tot lord Dane. Ik heb hem heden
namiddag nog gezien en toen heeft
hij mij beloofd, dat hij op zijn terug
keer van het jacht een sigaar bij
mij zou komen rooken.
'tls niet mogelijk riep lord
Dane dat Ravensbird mijn zoon
heeft durven aanvallen als een struik-
éoover.
(Wordt vervolgd).
NIEUWSBLAD
RAVENS WAAY's