Bikkelinda en
Nieuwetijs
Eerbied voor de Aardappel!
EEN ZONDERLING SOORT
Wijsheid op een
houtje
RECHT DOOR-ZEE
HANKIE FRANKEN:
Bikkelinda woonde op de Burcht van
Eenzaamheid. Heel alleen. Bikkelinda had
een er? mooi meisje kunnen zijn, maar ze
had zulks harde, onverschillige ogen, dat
't natr was om haar aan te kijken. Daarom
«at Bikkelinda dan ook heel alleen. Dat
was niet altijd zo geweest. In de tijd dat
Bikkelinda nog géén harde, onverschillige
ogen had en haar burcht nog géén Burcht
van Eenzaamheid heette, was 't daarbinnen
altijd heel gezellig geweest. Iedereen mocht
•r toen zo maar in en uitlopen. Dat kon
toen nog, want de burcht stond aan de
Grote Weg. En voor ieder die er voorbij
kwam was er een vriendelijk of troostend
of bemoedigend woordje. De burchtkeldvr»
waren boordevol woorden van de goede
soort.
Maar Bikkelinda, die toen nog alleen
Linda heette, was hebzuchtig en wilde al
de goede woorden voor haar alleen behou
den. En zo iets gaat nu eenmaal niet.
De Schaal met reuze tranen.
Goede woorden zijn alleen goed als ze
uitgedeeld worden, maar blijven ze onge
bruikt liggen op een hoop, dan worden 't
kwade woorden. En als je nu weet, dat de
burchtkelders propvol waren met goede
woorden en dat die door Bikkelinda kwaad
gingen doen, nou, dan kun je begrijpen
hoe erg het werd!
Geen mens wilde meer bij Bikkelinda
wonen. Eén voor één liepen ze weg. En
elkè keer dat er eentje weg liep, rees de
burcht een meter omhoog. In de burcht
De Burcht van Eenzaamheid.
woonden ééns duizend mensen. Nu woon
den er nog maar twee. Dat waren Bikke
linda, die toen voor 't eerst zo ging heten
en een oude vrouw. Ook met harde ogen.
Maar niet van hebzucht. Ze had harde
ogen gekregen van verdriet. Van verdriet
om Bikkelinda. Die telde haar niet eens en
zei: „Ik woon alleen op de burcht". Toch
verzorgde de oude vrouw Bikkelinda en
haar burcht altijd met toewijding en trouw.
Eéns stond de burcht aan de Grote Weg
en duizend meiften woonden binnen haar
muren. Maar telkens liep er een weg en de
burcht steeg iedere keer een meter in de
hoogte. Nu stond ze op een negenhonderd
acht en negentig meter hoge rots en heet
te niet langer de Burcht van Goede Woor
den, maar: de Burcht van Eenzaamheid.
Heel de rots was inktzwart van lelijke ge
dachten en de twee paden die er heenlie
pen heetten: Hebzucht en Harteloosheid.
Er was ook nog een derde paadje. Dat liep
van de Burcht naar de rand van de rots.
En van daar uit zag je de wijde zee. Dat
paadje had geen naam. Later pas kreeg 't
er een. Door Nieuwetijs, die Bikkelinda
kwam redden en ook de oude vrouw niet
vergat.
Nieuwetijs was een soort kabouter en
eigenlijk heette hij: Nieuwetijd. Maar om
dat Nieuwetijd haast had om z'n taak te
beginnen, draaide hij zich bij de laatste
letter van zijn naam net om. Toen hoorde
de schrijf-kabouter, die de boeken moest
bijhouden, wel: Niewetij, maar de laatste
letter hoorde hij niet. En omdat hij wist,
dat Tijs een naam was en hij zich alleen
met z'n boeken bezighield en niet met de
Tijd, vond hij 't verstandig de naam maar
af te sluiten met een „s". En zo kwam
Nieuwetijs aan z'n naam. Die „s" hinder
de hem niets, hij deed toch wat de Tijd
van hem vroeg. En wat Nieuwetijs te doen
kreeg, was dit: Bikkelinda bevrijden uit de
Burcht van Eenzaamheid en de goede
woordjes redden voor de mensen, 't Was
niet mis wat de Tijd van hem vroeg!
Maar hij was dapper. Nieuwetijs, en hij
klom langs de paadjes van Hebzucht en
Harteloosheid tot voor de poort van de
Burcht van Eenzaamheid. Die sprong on
middellijk open toen Nieuwetijs de Schaal-
met-Tranen en de Kruik-vol-Verdriet voor
't sleutelgat hield. Die -tranen en dat ver
driet kwamen van de mensen, die de goe
de woorden niet konden missen. En omdat
in tranen en verdriet geheimzinnige krach
ten schuilen, had Nieuwetijs er een schaal
en een kruik vol van meegenomen. Reus
achtige dikke tranen. Zo groot als appels
en in de kruik zat zeker wel een liter ver
driet! En of dat hielp! Want de poort sprong
zo maar open en Nieuwetijs liep regelrecht
door naar de kamer waar Bikkelinda zat.
Die zat daar met koude bikkel-ogen en
zonder een woord zette Nieuwetijs de
Schaal-met-Tranen en de Kruik-vol-Ver
driet vlak bij haar neer.
Toen keek Nieuwetijs Bikkelinda in haar
koude ogen en even later wees hij op de
Schaal-met-Tranen en de Kruik-vol-Ver
driet. Opeens begon Bikkelinda te huilen
en op 't zelfde ogenblik werd ze zo mooi
als ze altijd had kunnen zijn en uit haar
ogen verdwenen de harde bikkels ook zo
maar opeens.
Nieuwetijs zei toen alleen maar: „Linda!"
Toen riep Linda: „Lieve Nieuwetijs! Weet
jij de Weg?"
Bij elke traan van Bikkelinda was de
burcht weer een meter naar beneden ge
komen, maar toen ze zej: „Lieve Nieuwe
tijs", stond de Burcht van Eenzaamheid
opeens weer aan de Grote Weg.
Met een stil gebaar wees Nieuwetijs
naar drie wolken boven de torens en tin
nen van de burcht. Die wolken waren net
vingers en die vingers wezen in alle rich
tingen mensen aan.
„Dat is de Weg", zei Nieuwetijs vriende
lijk en nam Linda even vriendelijk bij de
hand. En langs 't pad-zonder-naam bracht
j hij haar bij de wijde, wijde zee.
I Linda zag voor 't eerst de wijzende wol-
ken en de oneindig grote zee. Toen zei ze:
„Dit is het Pad-van-Bevrijding" en opeens
i riep ze de oude vrouw.
Samen zetten ze alle deuren en ramen
van de burcht vlug open en toen maakten
ze de grendels los van de kelders vol Goe
de Woorden. Dat kostte wel even moeite,
want de grendels waren geroest. Maar met
de hulp van de Schaal-met-Tranen en de
Kruik-vol-Verdriet lukte 't toch. Bikkelin-
da's ogen straalden en die van de oude
vrouw straalden ook. En de duizend vluch
telingen kwamen onmiddellijk aangelopen
en honderdduizenden kwamen even binnen
voor een Goed Woord.
Dat alles was 't werk van Nieuwetijs. Die
stond het stilletjes aan te zien.
Nu had hij tranen in z'n ogen.
Tranen van dankbaarheid!
JAAP VEERMAN:
Zie je ze zo rustig bij elkaar liggen, dan
roep je onwilleukeurig uit: „O, wat een
reusachtige ganzen!" Maar staan ze op, dan
voel je je met je ganzen-theorie zélf een
gans! Want wat daar loopt, is eenvoudig
een gevederde reus! Roodachtig wit van
kleur. Zijn naam is: pelikaan.
Anderhalve meter hoog is hij en de span
wijdte van zijn vleugels bedraagt meer dan
4 meter! En zijn gewicht: 25 kg!
Zonderling dat zo iets geweldigs op een
gans kan lijken. Of zien en beoordelen wij
de ganzen mogelijk niet goed?
Zonderling is ook de pelikanenhals! Die
kan hij „op verlangen" verkorten! Als dat
verlangen tenminste uitgaat van de hon
gerige kinderen van moeder-pelikaan. Want
je moet weten, dat een van de zonderling
en zeer zeker draagt dit, in verhouding
van het lichaam, te kleine lach-staartje
voor een groot deel schuld aan het zon
derlinge voorkomen van de pelikanenfa-
milie.
Ook de naakte huid om de ogen en van
de krop en bovenal de kale plek op de pe-
likanenborst verhogen 't zonderlinge uiter
lijk van deze vogels.
Die kale plek doet denken aan vechten,
maar de kaalheid heeft met vechten niets
tet maken. De pelikaan is kaal-in-vrede!
Zijn zware snavel alleen draagt schuld. Die
rust voortdurend op de borstveren en daar
door verdwenen zij en kwam er een kale
plek.
Pelikanen zijn gezelligheidsdieren, ze
wonen in grote groepen bij elkaar. Hun
Drie kleine woorden, een'korte zin,
j Die houden zo iets groots toch in!
j Het kan welhaast niets groters geven,
Op „Recht door Zee", steunt heel je leven
Reeds van je allervroegste jeugd,
't Is 't fundament van levensvreugd.
„Recht door Zee!" Als je dat bent,
Als je de waarheid altijd kent,
Dan zal op al je levenswegen,
Op somb're zelfs, nog zonlicht wezen!
Daarom: vergeet toch nooit de waarheid
Zij is de bron van alle klaarheid.
1 „Recht door Zee!" En wordt niet klein
i Door spot en hoon en eenzaam zijn!
j Dat deert je niet, dat kun je dragen,
j Tot leugen zal 't je niet verlagen!
j Waarheid alleen in al je streven,
Brengt blijde vrede in je leven!
Geen onverschillige houding als je voor-
by een zak of bak of mand met aardap
pelen gaat! Niet alleen omdat ze al res
pect verdienen omdat ze al ruim vierhon
derd jaar ons voeden, maar een aardappel
is gewoonweg een soort held! Hij geeft zich
aan de mensen van z'n knol tot 't laatste
puntje van z'n loof!
Vierhonderd jaar rollen de aardappelen
al door de wereld. In die vierhonderd jaar
hebben ze van de mensen heel veel doms
en lelijks moeten verdragen. Maar de
aardappel bleef die hij was: Geduldig en
dienstbereid.
Nu komt de aardappel ook weluit
het paradijs! Niet-uit het paradijs van
Adam en Eva, maar uit een Amerikaans
paradijs. Dat paradijs is het eilandje Mo
cha en het heeft een uitbundige planten
groei. Daardoor zagen de Mapuche-India-
nen het per vergissing aan voor een restje
van het aloude paTadijs. Ze durfden het
niet te naderen en dat was misschien hun
geluk. Want uit de ervaringen van blan
ken weten wij, dat 't daar op dat eiland
niets leek op een paradijs!
Maar paradijs-eigenschappen heeft de
aardappel in ieder'geval wél! Want wat
moesten ze al niet ondervinden vanaf het
eerste ogenblik dat ze Europa binnenrol
den en wat bleven ze ondanks alle misken
ning niet voor ons doen! Hoor maar eens
aan en je slaat voor de aardappel je hak
ken tegen elkaar en zegt: „Aardappel, jij
bent een kraan!"
In het begin wilde geen mens van de
aardappel ook maar iets weten. Een aard
appel was zelfs voor een varken nog te
min! En toen er dan eindelijk eens iemand
't met hem wilde proberen, toen kookte ze
z'n loof inplaats van z'n knol. Lekker in
botersaus kwam hij op tafel, omringd door
allerlei fijne spijzen, maar de aardappel
zelf lag zielig op 't land! Het loof vond
iedereen erg lelijk smaken en men be
sloot: de aardappel moest in z'n geheel
verbrand. Maar toen men daar aan wilde
beginnen, trapte iemand per ongeluk op
een van de knollen en de aardapepl werd
ontdekt! Maar in de gunst kwam hij nog
steeds niet. Geen mens wilde hem eten en
de plant deed een hele poos dienst als.
sierplant!
Maar er zijn altijd mensen geweest, die
't met iets nieuws en iets „raars" toch wel
eens wilden proberen en zo kreeg ook de
aardappel tenslotte z'n kans. In Italië werd
hij 't eerst begrepen en toen men de aard
appel eenmaal begreep, ging men vanzelf
van hem houden. En waarderen ging men
hem ook. Want wat een aardappel kan, is
In de proeftuin wordt de aardappel een
beetje verwend.
bijna voor geen enkele andere vrucht mo
gelijk. Veronderstel, er is eens niets meer
te eten, welnu, de aardappel redt ons al
lemaal van de hongerdood. En als alle
planten door de droogte bezwijken, dan
weet de aardappel zich nog te handhaven.
Hakken tegen elkaar voor de aardappel
alsjeblieft.
In Duitsland kostte het de aardappel wat
meer moeite om op tafel te komen en hoe
hij op de Franse tafels wam, dat is het
navertellen waard! Je weet of misschien
weet je 't niet, dat er in 1718 in Frankrijk
hongersnood heerste. Toen besloot de re
gering een premie uit te loven voor de-
geen, die een voedingsmiddel zou weten te
ontdekken, waardoor een dergelijke ramp
in de toekomst zou kunnen worden voor
komen.
Nu woonde in Frankrijk een apotheker,
die Parmentier heette. Die had in Hanno
ver eens aardappelen zien eten. Dat ver
telde hij dan ook dadelijk aan de regering,
want hij had best zin in die premie en ook
wilde hij graag z'n land een dienst be
wijzen.
De regering stelde hem een stuk land ter
beschikking en Parmentier kon aan 't
aardappelen poten gaan! De dienstwillige
aardappel groeide en bloeide en Parmen
tier was in z'n schik.
Maar toen 't er op aankwam, wou toch
niemand de aardappel eten en toen be
dacht Parmentier een list. Hij liet bekend
maken, dat degenen die zijn aardappelen
zouden stelen op de gevangenis konden re
kenen en 't is treurig, maar waar: de
aardappelen verdwenen van 't land! En
Parmentier had z'n doel bereikt. Want zo
kwamen de aardappelen langzamerhand op
de Franse tafels en op welke tafel komt de
aardappel eigenlijk niet?
Maar de aardappel bewijst ons ook nog
andere diensten. In de laatste tijd vooral.
In Duitsland heeft men uit het loof cellu
lose weten te maken en van de cellulose
weer papier en textielproducten.
Heus, de aardappelen verdienen een
standbeeld! Ze hebben 't niet maar hun
Franse beschermer wél! Parmentier heeft
een standbeeld gekregen, maar eigenlijk
verdienen de aardappelen er een in ieder
land. Gelukkig, dat ze in de proeftuinen,
waar men ze steeds meer nog verbeteren
wil, een beetje verwend worden. Maar ze
hebben veel en veel meer verdiend dan
dat!
MET Z'N ALLEN IN EEN PAKKIST!
Uilen zijn wijze vogels. Wie dat ontdekt
heeft, weten we niet en of 't helemaal
waar is, weten we ook niet. Maar we wil
len 't geloven om de uil z'n eer niet te
ontnemen en.... omdat 't zo fijn is te ge
loven dat er wijsheid bestaat! En omdat
te blijven geloven en om ex aan te blijven
denken, dat we allemaal moeten proberen
iedere dag een beetje wijzer en niet uil
achtiger te worden, is het niet kwaad een
uil in je buurt te hebben. Dan wordt je er
steeds aan herinnerd wijsheid te verzame
len en de uiligheid over boord te gooien!
Of je nu een uil moet gaan vangen? Wei
neen! We maken zelf onze uilen. Met wijs
heid en zonder uiligheid!
ste pelikaan-zaken is: de vlezige keelzak
of voedselbewaarplaats of vishal want
pelikanen zijn vis-etende vissers waar
de pelikanen-kinderen altijd voorraad kun
nen vinden. De lange hals van mama geeft
wel eens moeilijkheden, maar zoals ge
zegd, die worden door mama-pelikaan uit
de weg geruimd, doordat zij zich tijdens
de voedering korthalzig weet te maken.
De vis-etende visserspelikanen horen tot
de groep „ooievaarsvogels", maar zo slank
als ooievaars zijn ze niet en zulke lange
poten hebben ze ook niet! Neen, die poten
geven je weer gans-gedachten! Wél lang
zijn hun bekken en breed zijn ze ook!
De bovenste helft van de indrukwekken
de pelikanen snavel-bek is plat of wat ge
welfd. Aan 't einde zit een haak. De on
derkaak bestaat uit twee buigzame delen
waaraan de gele keelzak hangt. Ook de
snavel is geel, met wat rood aan de punt.
De vleugels van de pelikaan zijn geweldig,
maar zijn staart is buitengewoon kort en
afgerond. Jj groet ey een beetje om lachen
nest is een eenvoudig bouwsel van gras,
waar op zijn tijd 3 a 5 eieren in komen te
liggen.
Zuid-Oost Europa, Zuid-Azië en Afrika
is het pelikanengebied. De gekuifde peli
kanen zijn ook Europeanen en dan zijn er
nog een paar andere soorten, maar die ho
ren thuis in Azië en Australië.
Soms komt er in een pelikanen kolonie,
juist als er jongen zijn, een roofvogel op
dagen. Weet je wat er dan gebeurt? De
jongen rollen zich ineen tot veren ballen,
maar eerst.... ledigen zij hun maag! De
rover laat de verenbundels dan met rust
en neemt genoegen met de naast de nesten
liggende vis! Daar heeft hij in den regel
meer dan genoeg aan, want een pelikanen-
kolonie omvat een groot aantal nesten en
die nesten liggen vlak bij elkaar. Dus als
hij dan niet een onmogelijke schrok is,
dan komen de pelikanen jongen er meestal
alleen met de schrik nog af. Toch vallen
er natuurlijk wel eens pelikanenslachtoffer-
tjes, maar gelukkig niet zo heel erg veel.
Wat blieft U? Wel, ik „blief" een pak
kist, waar we met ons allen in kunnen.
Niet alleen jij en ik en al onze vrienden en
kennissen, maar alle mensen die er tussen
Noord- en Zuidpool rondstappen. Voor de
aardigheid heb ik eens uitgerekend, hoe
groot zo'n pakkist dan wel zou moeten we
zen en iedereen heb ik toen een ruimte
toegedacht van 2 meter lengte, ruim 33 cm.
breedte en een hoogte van een halve me
ter om ieder toch nog een beetje gemak te
gunnen! En toen kreeg ik als uitkomst van
m'n rekenarij met grote moeite, hoor
een pakkist van.één kubieke kilometer!
Een pakkist dus van één kilometer lengte,
één kilometer breedte en één kilometer
hoogte. Valt toch nog mee, zou je zo zeg
gen, maar als zo'n gevaarte eens gemaakt
zou moeten worden! Goeie help! Daar zou
niets van terecht komen. En bovendien:
Er zouden toch altijd mensen zijn, die zich
niet wilden laten verpakken en d?" kreeg
ik toch nooit m'n zin! En ik kan d men
sen nog geeneens ongelijk geven, ik zou
ook niet willen worden verpakt. En jullie
toch zeker ook niet? Dus, nu weten we
dan hoe groot onze pakkist zou moeten
worden en verder denken we er niet meer
We zoeken een flinke kurk en snijden
daar een schijfje af. Dat wordt de uilen
kop. Een paar ogen zijn in een paar minu
ten getekendals je tenminste niet eerst
een uur moet zoeken naar je tekengerij!
De snavel maak je vain een in snavel-vorm
geslepen houtje. Klaar is de uilenkop!
Zou ik eigenlijk niet beter kunnen zeg
gen: uilen-hoofd? Want een kop-met-wijs-
heid klinkt wel een beetje raar! Een hoofd
is een meer passende omgeving voor wijs
heid! Of is dat nu maar verbeelding van
mij?
Als je soms van plan bent voor 't uilen
lijf een rolletje papier of karton te nemen
en dan veren wilt gaan zoeken om er op
te plakken, laat ik je dan gauw zeggen, dat
je je al die moeite kunt sparen. Uilenlij
ven zijn kant en klaar verkrijgbaar. In 't
bos. Onder dennen- en sparrenbomen. Zoek
maar een mooie dennen- of sparrenkegel
uit!
't Mooist wordt de uil als je een gesloten
kegel kunt vinden. Maar die liggen niet zo
dikwijls onder de boom. Want je weet toch
dat de gesloten kegels zaad-bewaarplaatsen
zijn?
Uit de open kegels zijn de zaadjes ver
dwenen en de lege kegels vallen vrij ge
makkelijk af. Daarom: niet een gesloten
kegel van de boom slaan, hoor! Dat zou
een beetje jammer zijn van de zaadjes.
Kijk maar liever goed uit. Er zijn tenslotte
ook wel gesloten kegels te vinden, al moet
er dan een beetje langer gezocht!
Heb je een kegel, dan heb je meteen het
uilenlijf. En met een speld of een spij
kertje zit 't kurk-hoofd in een handom
draaien op 't kegel-lijf! Dan kijkt een
doodernstige uil je waarschuwend aan. Om
hem 't kijken wat gemakkelijker te maken
gaf ik hem maar een boompje om op te
zitten. Een boompje met maar één tak!
Natuurlijk kun je ook een boompje nemen
met 2 of 3 takken eraan. Dat wordt dan
een uilenboom! En wat zul je dan wijs
worden! Zo met 2 of 3 uilen om je heen!
Misschien wel te wijs voor je leeftijd! Laat
't voorlopig maar bij één uil!
Nu wordt 't nog even ingewikkeld met
die uilenboom. Want de uilenboom is
een tak en de zit-tak van de uilenboom is
..een twijg! En de tak-boom wortelt in.,
een schijf kurk, waar je een gat in boort
zo groot als de dikte van de tak.
Kun je er bij met je verstand? Vraag
anders maar raad aan je uil!