7 7 TWEEDE BLAD Woensdag 28 Mei 1941 No. 6162 Ofdciëele Berichten Land- en Tuinbouw FEUILLETON Q V V Binnenland HET RAADSEL VAN DE ROTS r T BEHOORENDE BIJ HET VOOR HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA, DE LANGSTRAAT EN DE BOMMELERWAARD iTELEN VAN KARWIJ VOOR ZAAIZAADWINNING. Hiet Rijksbureau voor de voedsel voorziening in oorlogstijd maakt in aansluiting op de in de pers gedane meded-ee 1 ingen om trent het telen van landbouwzaden het volgende be kend Ingevolge de bedoelde perspublica ties was het telen van karwij voor zaai zaad winning op een oppervlakte van 5 are of minder aan lederen landbouwer zonder een vergunning toegestaan. Door de beperkingen met betrek king tot het telen van karwij ge steld, is de mogelijkheid aanwezig de verspreiding van de karwij mot in belangrijke mate te verhinderen. Teneinde de verspreiding van dit in sect met nog meer succes tegen te gaan, is thans bepaald, dat het te len van karwij voor zaaizaadwinning anders dan krachtens een door de Landbouw-Crisis Organisatie verteen- de vergunning, geheel is verboden. ADRESWIJZIGING. Het Rijksbureau voor de voedsel voorziening in Oorlogstijd deelt me de, dat haar afdeeling Algemeen Se cretariaat verhuisd is van Laan van Meerdervoort 53 's-Gravenhage naar Zeekant 37 Sc he ven irn gein, telefoon 5575150; terwijl de afdeeling Rureau Ontruiming thans gevestigd is Hooge Nieuwstraat 6a s-Gravenhage, tele foon 180101, interlocaal W.W.W. WENKEN VOOR DEN AKKERBOUW. Subsidie voor het bouwen van silo's. Het ligt in de bedoeling een Rijks subsidie te verleenen voor alle silo's die ten behoeve van oogst 1941 zijn gebouwd of gebouwd zullen wor den. Deze subsidie wordt dus niet ver leend voor silo's die reeds in ge bruik waren in 1940 of vroeger. Het bedrag der subsidie is een derde van de stichtingskosten, met 16. Zoo gij terstond gesproken hadt, ware Harry misschien nog te redden geweest zeide lord Dane, cHadt gij hem hericend? Neen. En den anderen man ook niet vroeg de heer Rent. Ook niet. 'Volstrekt niet? Gij,' zult toch ze ker wel hebben opgemerkt of hij klein of groot was. Bij' die vraag scheen Adelaide he vig te schrikken. Haar lippen wer den doodsbleek en haar handten beef den. Tweemaal beproefde zij', te spre ken, maar het ging niet. Eindelijk kreeg zij het spraakvermogen terug. Ik weet niet hoe de twee man nen er uitzagen; ik heb ook piet ge zien of zij' groot of klein (waren. Mijn oog en zijn maar een oogenblik pp hen gevestigd geweest. En hebt gij niet bij u #elve ge dacht, wie het konden zijn? Neen; maar als ik wel denk heb ik hen voor twee roovers gehou den die plkaar aanvielen. dien verstande, dat voor een silo van 40 kub. M. en grooter ten hoog ste f 2 per kub. M. zal worden ge geven, voor een silo van 20 tot en met 39 kub. M. ten hoogste f2,50 per kub. M. en voor een silo kleiner dan 20 kub. M. ten hoogste f3 per kub. Meter. Natuurlijk moet een silo, om in aanmerking te komen, aan redelijke eischen voldoen wat betreft bouw en constructie. Degenen die voor deze subsidie in aanmerking wenschen te komen moeten een daartoe strekkend ver doek indienen bij den Rijkslandbouw- consulent in wiens ambtsgebied zij gevestigd zijn. Degenen die door bemiddeling van den Dienst voor de kleine Boeren bedrijven in mijn ambtsgebied een silo krijgen, behoeven geen aanvra ge in te dienen, daar zulks van hier uit geschiedt. R ij k si and b ou wc on sulen t vo or Westelijk Noordbrabant, Ir. H. J. M. STEENBERGEN Pijnen Spotnamen van Noord- brabantsche plaatsen In zijn studie over spotnamen van Noordbrabantsche plaatsen, zegt Van Miert, dat het geven van spot,- en scheldnamen een hebbelijkheid is, die er, bij ons volk diep inzit. Stand noch waardigheid ontziet de volksmassa daarbij en naast „Govert met den bult", komt ook „de zwarte Griet" en „dronken Claesgen' 'voor. Zoo komt het voor, dat sinistere individuen, die met de "politie in aan raking komen, vaak beter bekend zijn onder den naam van het popu|- laire scheld-, dan van het geboortej- register. Naast de scheldnamen voor enkele personen, worden ook wel de bewo ners van bepaalde plaatsen'in engee ren lof breederen buurtkring', zegt de schrijver verder, mfet een spot naam aangeduid. Volgens "Johan Winkler, die vooral inzake deze materie over Friesland schreef, zijn de bewoners van Zee land, Noordbrabant en Limburg, niet En hebt gij hun stemmen ook niet herkend? Ik heb zie alleen maar ger hoard, voor ak mij omkeerde; later vochten zij en zeiden zij geen woord meer of zoo zij iets gezegd hebben, heb ik het althans niet gehoord. Gij' verzekert dus dat gij noch den kapitein, noch zijn aanvaLler hebt herkend? Wel neen antwoordde zij op klagenden toon waarom vraagt gij dat zoo nadrukkelijk? Is kapitein Da ne niet (mijn neef en zou ik zijn moorj- denaar niet terstond noemen, zoo ik hem kende? Houd mij; dus niet langer hier voegde zij er "bij, (terwijl zij lord Dane qankeek. Ik heb niets meer te peggen. Nog een oogenblik, als 'tu be lieft hernam de heer Benit theeft de aanvaller iu trachten te vervolgen, toen gij gevlucht zijt? Niet dat ik weet. Ik heb mij niet omgekeerd, om er naar te kij ken. X l Zoo is het voldoende; ik hoop dat gij alles gezegd hebt, wat gij weet. Adelaide ging, ponder dralen, van de tafel weg. De heer Lester bood haar den arm aan en leidde haar buiten de zaal, terwijl Sophie het paar volgde. Wat zijn pij streng tegen mij geweest peide het jonge meisje weenend tot haar geleider. Als ik wat te zeggen had gehad, zou ik het rijkelijk met spotnamen bedeeld. Uit Noordbrabant noemt Winkler er maar zeven. i Prof. Dr. Schrijnen noemt deze ze ven ook in zijn volkskunde. Van Miert ontving een aanzienlijke verzameling uit her Land van Raven- stein, met aangrenzende gemeenten. Dit folkloristisch repertorium heeft hij later nog aangevuld met spotna men uit andere streken. 'Over de historische en cultuur-be- teekenis van deze namen schreef Pr. Schrijnen, dat de plaatselijke spotna men oud zijn en levenskrachtig en dat de volksgeest telkens weer nieu we teelt, al is het in mindere mate. Kieskeurig is het volk allerminst. De namen berusten op een geschiedkunl- dig feit, op het wapen yan de stad, op een bijzonder voorval, waarvan dan de belachelijke zijde het sterkst wordt belicht. Andere zijn ontleend aan een bijzonderen tak van handel, van nering of bedrijf, of danken hun ontstaan aan de een of .andere plaat selijke lekkernij. Alleen in heel enkele gevallen kon Van Miert als grondslag van den spotnaam een geschiedkundige bij zonderheid ontdekken. Soms sprak de industrie wel eens een woordje mede. De hoofdmiddelen van bestaan van de dorpsbewoners zijn over het alge meen landbouw en veeteelt. In het. Oosten van onze provincie is de grond schraal, de opbrengst gering. Buurtbewoners uitten meriigen schimp scheut aan het adres der schamele boertjes op deze gronden, al hadden ze het ze ff vaak niets breeder. Zoo houdt het grootste gedeelte der; spotnamen verband met de bo demgesteldheid, de landbouwproduc ten of veeteelt. Soms ook met bel- paalde eigenschappen, die men wer kelijk bezit of die men aanwrijft. Maar... zedelijke deugden, zegt "Van *Vliert, worden nooit gehekeld, onidat uit de meeste spotnamen te weel gef «oene rijkheid spreekt. Hij ontmoette maar één spotrijmpje, dat daarop een uitzondering vormde en dan was het waarschijnlijk nojg niet eens uit den echten „volksmond' 'afgeluisterd. De spotnamen houden onschuldi- gen humor in, al sloeg hij zekere gelegenheden het plagen ook wel tot sarren over, waarvan Ban meestal drankmisbruik de oorzaak was, waar door het bloed soms ging koken en mes of knuppel de dorpseer moest redden of de beleediging wreken. Het kieskeurige in de spotnamen hangt met üe graacf van ontwikkeling samen. „Ee humor ontaardt dus vaak in platheid. Be folkorist ergert zicht daaraan niet zoo lichtandere lezers zullen, als zij zoo'in lee'ijk woord te genkomen, hu,n oogen wel even toe knijpen. Gelijk de echte, degelijke welgesteldheid met minachting: neer ziet op aanstellerig' weelde-vertoon, zo ohaalde het landvolk den peus op voor1 de „stadschei heeren". Noemt niet met even veel recht straten", het dorp zijn zandige karrewegen als de stad haar met stjeenen gepla1- veide kunstwegen? 't Is de oude ri valiteit tpsschen stad en platteland". Zoo kregen de stadsbewoners van de dorpelingen den naam van „kaaie kei) sch..teirs", b.v. die van Grar ve, 'Cuijk, Boxmeer, "Helmond, Den Bosch, Tilburg!, Helvoirt, Oosteirhout. gaarne gezegd hebben. Het verwon dert mij, dat men dien man vergund heeft om .mij zoo lang en poo onbe leefd te ondervragen. In tegenwooidigheid van lord Dane en hjj een gelegenheid als deze vermocht ik piets fluisterde de heer Lester paar toe op een medelij'- denden toon. Ik heh meier met u te doen gehad dan ik u zeggen kan. Ik bid u, Adelaide, ga piipt meen alleen 'savonds uit. O nooit! Die les zal mij heii- gen. Maar ik had het zonder erg ge daan. Zonder erg! Dat geloof ik gaarne antwoordde de heer Lester, terwijl hij een buiging maakte en aan de deur van de kamer van het meisje afscheid nam. Ee kamenier, die een paar pas ach ter gebleven was, zag haar meesteres in de kamer gaan. Waar kijkt gij naar Sophie? vroeg de heer Lester, terwijl hij haar voorbij ging. Lat gaat alleen mij aan antwoordde de kamenier kortaf. Lord Dane begon ongeduldig te worden dat MItcheL niet kwam. Die bleef veel te lang uit in. zijn oogen. Ravensbird scheen van al die ment- sehen wel het meiest op zijn gemak te zijn en zijn kalme houding hinderde lord Dane, die evenals geheel Danes- held wel had willen zweren dat de knecht schuldig was. Eindelijk hoorde men een ^gemom Van Miert teekent hierbij aan, dat de Bosschenaars, evenals de lui van Helvoirt aangeduid worden met den voo rde meesten minder aanstootelij ken, maar overigens volmaakt syno niemen naam van „keienspellers". Het woord „spellen" loslijvig) zijn, vond hij in deze beteekenis ner gens vermeld, ofschoon het ook el ders leeft in de uitdrukking aan de speld zijn. Ee dorpen langs de Maas, hadden in de wintermaanden veel last van het overtollige water, de beruchte Beersche Maas. In den zomer verlan gen de zandgronden naar veel vocht. Zoo ontstond de spotnaam zandhaas of zandkruier, wat dus op armoede wijst. Van het Boon-op-Zand heet het Boon-op-Zand, Dicht volk, licht land, Ze schooien den kost, En ze stelen den brand ^brand stoffen). „Empel en Gewanden zijn de kik- vorschenlanden". Al wordt het volk van Empel ook „beren" g'enoemd, en men spreekt te Engelen van „En- gelsche stokvisch". Wanneer we te Heusden komen;, vinden we daar de *,wieldraaiers" ge huisvest, wat heen wijst naar het zes- spakig wiel in het stadswapten. Van de Woudrichemmprs spreekt men steeds als van de „mosterdpotten", wat de inwoners wel aan hun Zwaren, stompen toren zullen te danken "heb|- ben. Kijkt iemand, iets scheel, dan zegt men, dat hij kijkt naar Klundiert om 'te zien of de Willemstad in brand staat. Van Miert weet niet te verhalen, waarom de Werkendammers „brij broeken" heeten, dat vond hij ner gens aangeteekend. Soms naar het kostuum 'der polderjongeaas? Nog' duisterder; vindt hij dein spot naam „Bergsche grêeten", waarme de de bewoners van Geertruidenberg worden aangeduid. Staat het in ver- band 'met heit woord „gretig". Komen we in de Langstraat, dan heeft elk dorp bijna zij|n spotnaam. Zoo wonen te. Raamsdonk de. „bonf- kenslikktetrs" e,n te Raamsdonksveer de „dooier-visch'jes-vreeters" of de „faanten". Wat toch zou het geval geweest zijn? In den Franschten tijd moeit een Fransch officier aan een 'beiwoner van Raamsdonksveer, die in h'eit gras lag te rusten, naar den weg gevraagd hebben. Maar deze; zweeg, waarop de Fransch'man hem voor een „fainednt" leeglooper) zou hteibben gescholr den. De volksmond verbasterde dit tot „faant". Te Waspik wonen „boonebraaiers" en te 's Gravenmoer de „spierinlgf- pooters" want de bewoners van deze plaats moeten eens spiering geplant hebben, die natuurlijk nief opkwam. Uit den tijd, toen "htet schoenma kersvak in de Langstraat maar een karig bestaan was en rij'st htet goedb Soope volksvoedsel was, moe;t voor Waalwijk de naam „oliebuiken", maar meer nog de naaan „rijstvref ters", „rijstpikkers" of „rijistbasten" dateeren, al zouden de Waalwijkers het er toch wel goed van genomen hebben. pel aan den ingang der zaal en kwam Mitchel opdagen, begeleid van den opzichter Cotton. Hij zagi er mek uit en lord 'Dane liet hem zitten, pm meer op rijb gemak te kunnen vertel len wat pij den vorijg|en avond, toen hij op wacht stond, gezien en géhoord had. De kommies herhaalde wat wij reeds weten. 't Is dus Ravensbird, die den kapitein naar .beneden heeft gewor pen riep de heer 'Apperly driftig uit, zoodra Mitchel zijn getuigenis had afgelegd. Ja, zeide de kommies. Was er geen leven meer "in mijn zoon? Vroeg lord Dane, ter wijl hij met moeite zijn tranen weerh hield. v, r Neen, my lord, hij was dood,, morsdood. Ik had hem in mijn armen willen wegdragen, in plaats van hem door den vloed te laten wegspoelen, maar daartoe had ik geen kracht ge noeg. Zonder die ongelukkige vallen de ziekte zou ik! echter nog bijtijds hulp hebben gevonden. Dat is uw schuld niet Mitchel. Hadt gij mijn zoons herkend, voor hij viel "Neen, mylord, wel was het hel dere volle maan, maar "haar licht js niet zoo sterk als "dat van die zon en bovendien vergunde mijn positie mij niet om goed te zien. Vergis ik mij niet, dan heeft de worsteling echj- ter maar zeer kort geduurdeneeirst „"Waalwijk, Ka lelijk', Als ze leven zfj'n zij rijk, Maar komen ze te stegven, Dan valt er niets te erven". Baardwijk is het „ei gen geraaid Boark". Moeilijk is na te gaan, waart- om de bewoners van Dr.unen, „moah rerdzakken" of „mosterdpotten" hee ten. De Xieuwkuijksche „hopbellen'1 of „fl odder boonen" boerenbooH nen) en de Vlijmansche „peulerwten's houden volgens de beschouwing van. Van Miert met den bloeienden tuinp bouw verband. De naam Vlijmenscbei „maanblusschers", zegt hij' verder, moet hieraan te danken zijn, dat nuen te Ylijmen eens het "licht der ppkof- mende maan zou hebben aangezien voor brand. Van Miert eindigt zijn beschouwing met de opmerking, "dat wel niemand het Winkler zal nazeggen, dat Noord brabant niet rijkelijk met spot namen fs bedeeld, al komen ze lm het Westen veel minder voor dan in het overige gedeelte der pro vincie. i ONTSLAAN VAN WERKNEMERS. De directeur-generaal, van den ar beid heeft met inigang van 1 Juni 1941 aam leiders van industrie- jen handelsbedrijven, alsmede van land bouwbedrijven, mét uitzonderingl van akkerbouw- en. veehouderij bed rijven, vergunning verleend tot het ontslaan van werknemers, die. bij hen in tijldief- lijken dienst zijn, onder wie worden verstaan werknemers, die op niet meer dan 110 dagen in de zes onmlidf- dellijk aan den datum van het .ontl- slag voorafgaande maanden bij! hen werkzaam zijn.geweest. Voorts is met ingang van genoemh deni datum vergunning verleend aan leiders vani landbouw'-, industrie en handelsbedrijven, om werknemers, die door of ten gevolge van hun biel- middeling een andere, ten minste gel ijkwaardige dienstbetrekking kunnen verkrijgen, "te ontslaan, onder voor waarde, dat zij den ontslagene, indien de nieuwe dienstbetrekking' eindigt op andere wijze dan door ontslag op verzoek van dep werknemer of door. ontslag op grond van .het be paalde in artikel 1639p. van het bur gerlijk wetboek, onrniddellijk' op het' oude ar be id s voor waarden; herplaat sen, ingeval het ontslag uit de 'nietf- we dienstbetrekking pl,aats vindt bin nen drie maanden,' of zoo het bef- fteft wterknemers met vier of meet jaren vrijwel onafgebroken dienst binnen een aantal maanden, gelijk aan het aantal dienstjaren in de ouf- de dienstbetrekking1, na de aanvaar ding der nieuwe dienstbetrekking. VERKEERSBEPERKINGEN IN WEST-BRABANT OPGEHEVEN De commissaris van politie te Ber gen op Zoom deelt medie, "dat inr- gaande Woensdag de Westelijke' strook van Brabant niet langjer meer, tot het verboden gebied behoort. Men kan er zich dus weer vrij 'bewiegen, toen ik %den. gevallen man genaderd was, heb ik gezien wie het was. Nu viel Ravensbird den getuige in de rede. Sedert Mitchel binnengeko men was, had hij geen oogenblik rijn Oogen van hem afgewend; 'twas alsi wilde hij hem doioikijkten en als ver slond hij ieder woord dat dfe komi- mies sprak. 'Mylord zeide hij zoo ik voor het ,h°f stond en daar onder vraagd werd zou men mij eeni advoj- kaat gteven, want den misdadiger wei gert men nooit een verdediger. Nu sta ik hier voor u en heb niemand om mij te helpen; ik ben alleen. "Ik wenschte daarom zelf wel een vraag! te richten tot dien man daar. Ga uw gang antwoordde lord Dane. Ravensbird keerde rich om, keek Mitchel scherp aan en zeide Gij zegt daar juist, dat gij ka pitein Dane niet hebt kunnen herken nen toen hij boven op het sroitispad stond, omdat het maanlicht niet sterk genoeg was en gij niet goed ge plaatst waart ,om hem te kunnen zien. Hoe komt het echter, dat gijj die den kapitein niet hebt kunnen her kennen, mij wel hebt herkend? Ik heb u niet herkend, zei Mitchel. En waarom hebt gij: dat dan gezegd? hernam Ravensbird, die in vuur geraakte. (Wordt vervolgd). NIEUWSBLAD hebben

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1941 | | pagina 5