De Terreur in Indië waarin opgenomen„NIEUWSBLAD voor he! Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard" BESTUURSVERGADERING Uitkomsten van de inventarisatie van land en tuinbouw 1945 2E JAARGANG. NO. 97 MAANDAG 11 FEBRUARI 1946 ^ND vjan Uitgever: K. VELTMAN te Drunen Algemeen Redacteur: J. H. ROZA te Heusden Drukkerij: FIRMA L. J. VEERMAN te Heusden Verschijnt Maandag en Donderdag Abonnementsprijs: f 1.95 per 3 maanden per week 15 ct.losse nummers 10 ct Advertentiën 20 cent per regel Advertentiën en berichten worden ingewachtVoor het Maandagnummer tot Zaterdagmorgen uiterlijk 10 uurvoor het Donderdagnummer tot Woensdagmiddag uiterlijk 2 uur In het eerste nummer van het te Batavia verschenen weekblad „Uitzicnt" De Terreur in Indië schrijft de bekende Indische journalist ,W. A. v. Goudoever, verbonden aan den Regeeringsvoorlichtingsdienst Ne- derlandsch-Indië Een goede kennis, een van de laatste vijftig, die uit Ambarawa werden ge ëvacueerd, schreef mij „Toen de Britsche troepen de boei van Ambarawa veroverden, vonden zij daar een vrij groot aantal Indonesi sche gevangenen van de pemoeda's, die meesten oudere tani's, maar ook jon ge Javanen; zij lieten mijl hun kapot geslagen ruggen zien en vertelden van den terreur, door de extremisten uitge oefend. Als het ons Nederlandsche volk ooit ernst geweest is met zijn roeping in Indië, dan mag geen offer ons te groot zijn om dit Javaansche volk te redden uit de handen van zijn eigen vergiftigde jeugd." In de gecompliceerde situatie van Java, waar zoo velen niet meer helder uitkomen, illustreert dit verhaal een kernwaarheid. Deze: dat de stem van Java niet gehoord wordt, omdat zij wegsterft in den terreur. De grootte massa wenscht den Nederlander terug, omdat hij met al Zijn fouten en ge breken, toch staat als symbool van veiligheid en bescheiden welvaartzij kan dien wensch echter niet uiten. De intellectueelen verlangen dien terugkeer evenzeer, omdat zij in het samengaan van het Oosten met het Westen ook voor hun Vaderland het meeste heil zien en dan liever met een klein land dan met een grooten slok-opmaar ook hun stem wordt gesmoord. Hier spreken bijna uitsluitend de terreur en wat van die terreur tot spreken vergunning krijgt. Dat is van de kernwaarheid in een gecompliceerde situatie de eene hiel ft. De andere helft is, dat Nederland juist dan hier nog een taak heeft. Scherper geformuleerd: de terreur demonstreert en accentueert onze roeping hier. Zij ontkent niet, maar bewijst; zij dooft niet, doch wakkert aan. Het is al erg genoeg, dat wij te laat zijn gekomen, om het gebeuren dezer lajatste maanden te verhinderen, tijdig op te vangen, in goede banen te leiden. Er wordt naiar uitgezien, dat wij althans ach teraf onze bijdrhge leveren om dit gebroddel weer recht te breien. Zulk een recht-breien blijkt een ui terst moeilijk werk, zooals alles moei lijk is wat het goede moment heeft laten passeeren. Er moet een antwoord komen op de stem van Java, die, krij- schend boven alles uitblinkend, toch die stem van Java niet is, maar een antwoord ook op de stomme klacht van leed en gedwongen berusting. Niet al leen, negatief, bestrijding van terreur. Ook, positief, de toegestoken hand, van volk tot volk. Onze roeping op Java, juist nu, eischt dat wij naast dit volk komen te staan en daartoe den weg vrij maken, opruimend wat ons den toegang tot onze taak belem mert. Als wij zoeken naar een karakteri stiek voor die beide soorten van ar beid, is dit opruimen en vrijmaken politiewerk, en die andere taak is: een architectenopdracht. Zij dienen ge lijktijdig in het heden te worden aan gepakt. Daarbij dient men van po litieman te blijven spreken, ook als hij zware wapens inschakelt, door kracht en aantal van den overtreder noodig gemaakt. Ondanks tank en bom en zwaar geschut, mag dit geen oorlog heeten en geen oorlog wordendit is de sterke arm van het gezag, orde herstel lend, den weg banend voor terugkee- rende welvaart. Een politioneele taak is dit, ongeacht wie haar volvoert en vooral in eigen gelederen zij ons be spaard de scheeve visie, die volk tegen over volk plaatst. Van een politietaak alléén echter zou voor de meesten onzer slechts matige bekoring uitgaan. De roeping begint eerst recht, waar de architecten-opdracht inzet. Om te voorkomen! dat deze ka rakteristiek in de rij der hinkende ver gelijkingen zou terecht komen: het is de opdracht aan een architectenbureau, waarin de Indonesische architect part ner en compagnon zal zijn. En dan samen ontwerpen en samen doen bou wen een bolwerk, zoo schoon en in spireerend, dat de architectentaak het politiewerk relief geeft. Want wat wij samen bouwen gaan, moet, in strakke lijnen van zijn ideaal-projectie, alle voortgezette bedrijf van den pemoeda tot misdrijf stempelen, ook waar dit bedrijf in oorsprong of in wezen lof felijk want vaderlandslievend en vrijheidslievend was. Dit is groot werk, ons Holland en dit Indonesië waard. Het zou reeds voldoening schenken, als een oproep tot zul ken arbeid uit een studeerkamer of vanaf een voornaam politiek podium werd gedaan. De oorsprong van dezen oproep echter ligt dieper, veiliger, in- ngier gebonden. Hij komt uit een der ergste kampen van Java, waarborg dat hij welt uit het hart. Dit is, wat hij ons allen zegt: Nog een Nederlandsche roeping in Indië? Stellig! Zoo ooit, dan nu, juist >ju! Aangezien in bovenstaand artikel een bij uitstek tot oordeelen bevoegd per soon aan het woord is, over den nog verwarden en onzekeren toestand in Oost-Indië, hebben wij dit in zijn ge heel overgenomen uit „Oost en west" het officieel orgaan van de Koninklij ke vereeniging van denzelfden naam. REDACTIE „SIRENE". van den Chr. Boeren- en Tuinders- bond „Kring „Het Land v. Heus den en Altena en den JBiesbosch" op 2 Febr. op het gem.-huis te Eethen. De voorzitter de heer P. Wigboldus opende de vergadering met gebed, waar na hij de afgevaardigden der nieuwe afd. Heesbeen en Doeveren hartelijk welkom heette, evenzoo de vertegen woordigers der pas aangesloten tuin bouw vereen. Andel, Giessen en Rijswijk. Hierna las de secretaris de heer L. J. Vogelaar de notulen der vorige verg. voor. Vervolgens bracht de heer L. v. 't Sant verslag uit van de gehouden jaarverg. der Prov. Afd., waar ook Z.Ex. Minister Mansholt gesproken heeft. De rede van den Minister kwam in het kort hierop neer: Kan onze land- en tuinbouw nog mee met het buitenland. In 1930 zijn er steunmaatregelen in het leven geroepen om onze land- en tuinbouw op de been te houden. De bedoeling daarvan was, dat na verloop van tijd de zaak weer op eigen wieken zou gaan drijven. In een gedeelte van de wereld was over productie en in een ander gedeelte honger. Er was geen goed geregelde export, waardoor een goede verdee ling van het voedsel niet kon plaats vinden. Toen kregen wij de tijd van schaarschte in den oorlog. Dank zij het apparaat der voedselvoorziening kon ons volk voor ondergang behoed wor den. In den oorlog liep het voor vele bedrijven financiëel niet zoo slecht. Doch dit is voor het meerendeel schijnwel vaart. Verarmde gronden, geen of on voldoende werktuigen en machines. De toestand op het belastingbiljet is vaak anders dan dit in werkelijkheid is. Wat opbouw betreft zal het jaar 1946 nog wel moeilijkheden brengen. De vraag rijst: kunnen wij in de toekomst nog uitvoeren. De land- en tuinbouw moet hervormd worden*. Geen steun, maar van nature aanpassen aan de be staande vraag. Zich laten leiden door den voorlichtingsdienst en de organi satie'». Geen teelt in het wilde weg. Waar zijn nieuwe afnemers te vinden? Engeland legt zich toe op zelfvoor ziening wat groenten betreft, en gaat zijn landbouw mechaniseeren. Amerika gaat van extensieve tot meer intensieve teelten over. Vele vooruitzichten zijn somber, maar toch zijn er ook licht punten. Er is een algeheele prijsstijging op de wereldmarkt te constateeren voor alle producten, en de wereldorganisatie voor voedselvoorziening kan voor een betere verdeeling der producten zorg dragen. Haar eerste eisch is kwaliteit der producten. Er is veel vraag naar zuivelproducten, eieren en vleesch. Ver der is arbeidsbesparing noodzakelijk. Onze jonge boeren en .tuinders hebben een vakkundige opleiding genoten, en staan vol energie klaar om aan den slag te gaan. In den landbouw kan npg wel het een en ander verbeterd worden. Verkaveling van gronden is noodzake lijk. Walcheren zal voorgaan. In sa menwerking met de Stichting Walche ren wordt verwacht in dit opzicht veel goeds te kunnen bereiken. De bedrijven moeten van dien aard zijn, dat er een redelijke bestaansmogelijkheid op te vin den is. In vele opzichten heeft de bu reaucratie vervelend gewerkt. En toch zal blijken, dat we nog niet zonder maatregelen kunnen. Veel zal nog die nen geregeld te worden. Dit jaar wordt reeds een overschot verwacht aan groen ten. Dit zal moeten worden opgevan gen door het stellen van minimum prijzen, terwijl de conservenfabrieken het surplus zullen moeten verwerken. De varkensstapel breidt zich snel uit, ook hier zal waakzaam dienen te worden toegezien. Wij moeten waar schuwen tegen een te snel afbreken van het bestuursapparaat, daar dit niet in het belang van het bedrijfsleven zal blijken te zijn. Garantieprijzen zullen er dienen te zijn, terwijl de export zoo veel mogelijk bevorderd moet worden. De regeering zal bij export en im port regelend moeten optreden. Daarbij heeft zij de boeren niet in de hand. Hier is een taak voor de organisaties en de voorlichtingsdienst. Dit geldt ook ten opzichte van het afleveren der producten om geen overstelpende markt te krijgen. De tuinbouw is reeds (wat betreft de gewone tuinbouwteelt vergunningen) over het peil van 1939 heen. Hiervoor moeten export mogelijk heden opgebouwd worden. De teelt der producten moet over het geheele sei zoen verdeeld worden. Het verheugt den Minister dat er samenwerking tot stand gekomen is tuscshen de land bouworganisaties in de Stichting voor den Landbouw. Hij geeft de regeering waardevolle .adviezen. Veel goeds ver wacht de minister van deze instelling voor de toekomst. De heer P. Wigboldus deelde mee een vergadering bijgewoond te hebben van het Dagelijksch Bestuur der Stich ting voor den Landbouw met verte genwoordigers der Landbouworganisa tie^ ook uit onze Provincie te Utrecht gehouden. Bij deze bespreking bleek dat in het Noorden des lands de orga- nisatie's van de Stichting veel verder gevorderd zijn, dan dit in het Zuiden het geval is. Vooral in onze provincie willen de zaken nog niet vlotten. De 3 centrale Landbouworganisatie^ kun nen het niet eens worden over de ver deeling der Bestuurszetels. De Mij. v. Landbouw en Chr. Boeren en Tuin- dersbond zouden elk twee zetels krij gen, terwijl de N.-Brab. Chr. Boeren bond acht zetels voor zich opeischt. De drie centrale landarbeidersbonden krijgen daarbij elk een zetel. Wij wenschen van harte, dat wij spoe dig uit deze moeilijke impasse zullen kunnen geraken, tot heil van onze agra rische bevolking. De afd. Andel ver zocht het Kringbestuur de noodige stap-' pen te doen bij de Grondkamer daar er nu reeds verpachters zijn die den pachtprijs met 10 pCt. verhoogen. Na eenige discussie werd besloten de aan dacht der Grondkamer er op te vesti gen, dat gezien de hoogere uitgaven der verpachters, pachtverhooging niet on billijk is, doch zoolang er niet meer bestaanszekerheid voor den ondernemer is, pachtverhooging niet gerechtvaar digd mag worden geacht. Dan werd ge wezen op het groote besmettingsge vaar der rondloopende schurftige scha pen, waarvan het voorkomt dat zelfs de eigenaren niet bekend zijn. Met de veterenaire dienst zal hierover beraad slaagd worden, terwijl getracht zal wor den, die schurftige schapen waarvan geen eigenaar bekend is, in beslag te doen nemen. Pogingen zullen aange wend worden, om te trachten fiets banden beschikbaar te krijgen voor de landarbeiders en boeren. Besproken wordt om te komen tot oprichting van Chr. Huishoudscholen in het Land van Altena. Medegedeeld werd dat Dienst Landbouwherstel binnenkort over zal' gaan tot de uitbetaling van 80 pCt. der geleden schade, op basis van de vastgestelde normen. De wensch el ijkheid werd besproken om te komen tot op richting van bedrijfsvereenigingen. Na dat nog enkele organisatorische aange legenheden besproken waren, ging de heer D. A. v. d. Schans voor in dank gebed. I. Wegens de abnormale omstandighe den is de inventarisatie van den land en tuinbouw 1945 door het Centraal Bureau voor de Statistiek op eenvou diger leest geschoeid geweest dan bij voorgaande tellingen het geval wasook moest zij (blijkens een artikel over de uitkomsten van genoemde inventarisatie in het gecombineerde nummer 1 t.m. 9 1945 van het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek), een maand later geschieden dan ge bruikelijk was. Dezelfde buitengewone omstandigheden doen het beeld van de uitkomsten sterk afwijken van dat van voorgaande jaren. Niet alleen ten opzichte van de vóór- oorlogsche cijfers, ook bij vergelijking met het jaar 1943 blijken aanzienlijke verschuivingen te hebben plaats gehad. Een vergelijking met 1944 is slechts voor de akkerbouwgewassen en het rund vee mógelijk, aangezien het wegens het niet normaal functioneeren van het C.B.S. onmogelijk was de uitkomsten van de inventarisatie 1944 volledig sa men te stellen. Daar bovendien door het bombardement op het .Bezuiden- hout in Den Haag een klein gedeelte van de formulieren verloren ging, zijn ook de cijfers van akkerbouwgewassen en rundvee over 1944 niet geheel volle dig. De afwijkingen bedragen echter minder dan één procent. Als belangrijkste oorzaken van het gewijzigde beeld, dat de inventarisatie 1945 toont, kunnen worden genoemd: 1 le. de verwoesting van den grond door inundatie en andere oorlogsom standigheden "2e. het gebrek aan arbeidskrachten, paarden, landbouwwerktuigen en kunst mest. Op het moment van de inventarisatie was in totaal 169,911 ha cultuurgrond buiten gebruik. In dit cijfer is niet begrepen de grond van bedrijven, die geheel onder water stonden, de Wie- ringermeer en deelen van Walcheren, daar de exploitanten onder deze om standigheden niet bereikt konden wor den. Het gebrek aan arbeidskrachten, paarden en werktuigen was van invloed op de keuze van de verbouwde gewas sen. De razzia's in het najaar van 1944 beletten velen boeren hun oogst tijdig! binnen te halen en den grond te bewer-f ken voor het inzaaien van wintergranen. Er is in 1945 dan ook een groote ver schuiving te constateeren naar de zo mergranen: zomertarwe, zomergerst en haver 'en naar andere zomergewassen, zooals peulvruchten, welke laatste bo vendien het voordeel hebben, dat zij minder behoefte hebben aan stikstofbe mesting. Met het -gebrek aan arbeids krachten hangt samen de achteruitgang van de teelt van arbeidsintensieve ge-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

De Sirene | 1946 | | pagina 1