Donderdag 29 Augustus 1878.
Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
JBINNENLAND.
Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk.
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden .ƒ1,00, franco per post door
het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden
enz., Jranco te zenden aan den Uitgever.
Advertentiën 1 7 regels f 0,60, daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën, driemaal ter
plaatsing opgegeven worden tweemaal in rekening gebracht.
Reclames beneden de rubriek Binnenland 15 cent per regel.
7— Maandag 11. zijn in verschillende plaatsen van
ons Land en van Duitschland aardschokken
waargenomen. Zij hadden plaats des morgens
ongeveer ten (J uurde richting was van het
Oosten naar het Westen.
Den 26 Augustus 11. had. er in den laten
avond tusschen 'Tuil en Haatten een moord
plaats. Zekere Klaas van Bogchelen, te Haatten
woonachtig, was des morgens naar Zalt-Bommel
gegaan tot het inkoopen van kruidenierswaren.
Te huis gekomen, bemerkte hij eenige waren
vergeten te hebben en ging weder naar Zalt-
Bommel. In de nieening dat hij deze achter
gelaten had bij den kastelein Van der Aa, was
hij niet op zijn'gemak, toen hij bemerkte zich
vergist te hebben. Het eene woord lokte het
andere uit en //lange Klaas", zooals hij genoemd
werd, werd door de politie opgebracht. Tegen
den avond weder in vrijheid gesteld, kwam hij
te Tuil aan, waar hij ten herberge van Jan Klop
een boterham nuttigde". Van daar wandelde
hij den Waaldijk uit naar Haaften. In gezel
schap van Jacobus van Pcutqn gekomen zijnde,
niet ver van het dorp, daar waar een steencn
muur langs de binnenzijde van den dijk staat,
zagen zij buitendijks een man liggen. //Kom!"
zei Klaas, //laten wij hem meenemenhet is
ook een Ilaaftsche hij moet nog naar den Krob-
schen steenoven".
De twee mannen begaven zich naar den per
soon, die, naar zij meenden, slapende was. Doch
het scheen dat hij inoeielijk wakker te krijgen
was. Daar staat hij plotseling op en geeft Klaas
een slag met een paal. „We 1, Teunis wil je
me nu nog slaan, ga liever mee naar huis".
Nauwelijks had K. v. B. dit gezegd, of hij ont
ving een tweeden slag en zeeg toen ineen. „O
(rod, dat is dood!" riep de reeds bejaarde J. v.
P. en zette het op een loopen. Dit was waar
schijnlijk zijn geluk, daar hij anders veel kans
had gehad hetzelfde lot te ondergaan.
De vermoedelijke dader is lieden nacht dooi
de 'politie uit zijn bed gehaald en in verzekerde
bewaring gebracht.
Te Grenoble is een meisje, dat Dinsdag
jL' wegens medeplichtigheid aan moord terecht
moest staan, der. vorigen avond ontvlucht. Zij
had de ijzeren staven van haar cel, die de dikte
hebben van een arm, doorgevijld, eeii arbeid
waarvoor minstens twee maanden noodig zijn
geweest. Uit het raam gekomen, heeft zij met
behulp van een aantal stoelen op den ringmuur
weten te klimmen cn heeft aldus de straat be
reikt. Men vermoedt, dat zij hulp van buiten
hoeft gehad. Veel wil heeft zij van al die in
spanning niet gehad, want den volgenden dag
was zij reeds in de gevangenis terug. Zij is
ter dood veroordeeld.
Zondag-avond, was bij het vertrek der
laatste boot uit Zaandam (waar kermis was ge
houden) naar Amsterdam, het gedrang zoo groot,
dat drie personen te water geraakten, een .v<an
welke, zijnde een reeds bejaard man, het met
den dood moest bekoopen.
Een reizende koopvrouw in lucifers kwam
den 2 Is ten dezer te Lunteren in een huis en
vond de bewoners afwezig en den sleutel in de
kast steken. Zij opende de kast en ontvreemdde
daaruit twee rijksdaalders. De bewoner trad
zijn huis weer binnen, toen de vrouw het juist
verlaten had, kreeg dadelijk kwaad vermoeden,
zag dat zijn geld verdwenen was en zette de
vrouw ha, die door den inmiddels geroepen
veldwachter terstond in verzekerde bewaring ge
nomen en opgebracht werd naar Ede.
Eene ouverbrandbare portefeuille voor pa
pieren van waarde is onlangs uitgevonden en
bestaat uit bladen van steenvlas.
Zondag-avond viel te Arnhem een beschon
ken man van de schipbrug over den Rijn in het
water. De stroom had hem reeds een paar
honderd passenmedegesleept vóórdat het onge
val werd opgemerkt. Zekere H. Diesveld sprong
te water en slaagde met levensgevaar er in, den
drenkeling, die reeds in zinkenden staat was,
behouden aan wal te brengen. Terstond naar
het stadsziekenhuis overgebracht, werden de
levensgeesten van den geredde weder opgewekt,
doch den volgenden morgen gaf hij den geest.
Het was een uit de kolonie Ómmerschan3 ont
slagene.
Volgens mededeeling van reizigers heeft
Vrijdag omstreeks 7 ure in de streek tusschen
Bacherach en Bingen een zoo zware wolkbreuk
plaats gehad, dat te Heimbach twee huizen in
gestort en een aantal stukken huisraad wegge
spoeld en door schippers in den Rijn opgevischt
zijn. Ook de spoorweg was beschadigd.
Betreffendede geweldige epidemie der
gele koorts in Zuid-Amerika in het zuiden van
Noord-Amerika verneemt men, dat zij zich reeds
heeft verbreid tot het Beneden-Mississippidal,
terwijl de stejrfte al meer en meer toeneemt, en
dus het karakter der ziekte kwaadaardiger wordt.
Ook vele negers worden door de ziekte aange
tast.
In New-Orleans zijn tot nu toe 1400 ziekte
gevallen voorgekomen, waarvan 436 doodelijk
afliepen. Van 195 inwoners, die in Grenada
bleven bij de algemeene vlucht naar elders, zijn
135 overleden.
Een schrijven van den gouverneur van Atjeh
van 3 Augustus houdt de volgende bijzonder
heden in
z/Eene aanzienlijke vijandelijke macht houdt
thans nog de berghellingen bezet tusschen de
passen van Gletaroen en Glé Loeda. Eerstge
noemde pas wordt goed door ons bewaakt. Op
de Boekit-Terin, waar men beter dan op Boekit-
Daroeh 's vijands doortochtswegen kan waarne
men en bestrijken, is heden een stuk geschut
gebracht.
De van uit de Zuid-Ooster linie afgezonden
troepen houden met een schakel van hinderlagen
de berghelling aan deze zijde bezet. Sedert
gisteren schijnt dientengevolge het heen- en
wedertrekken van vijanden daar te hebben op
gehouden.
Behalve de kampongs Lamlong en Samporoek
is liet gebied der IV Moekims nog geheel door
de bevolking verlaten. Zij bevindt zich met
Toekoe Tjoet Bantah en de andere hoofden in
Lepoeng.
Van verschillende zijden wordt thans met
zekerheid bericht, dat bij het gevecht in den
pas van Glitaroen Toekoe Ejih Lamuga gesneu
veld en Panglima Nja Amón, het hoofd der
door Habib in den kaatsten tijd verzamelde
rooverbeiule, zwaar gewónd is. Beiden zijn
naar Lepoeng vervoerd.
Tegenover onze liniën' is dejvijand voortdurend
onrustig. Veel bedrijvigheid wórdt bij liera
waargenomen. In Lamkrah, op het gebied van
Toekoé Baitwordt veelvoudig de rebana ge
hoord, alsof er wordt feestgevierd ter voorbe
reiding tot een strijd, dan wel bij de verdeeling
van buit.
Binnen de liniën wordt in de laatste dagen
minder van maraudeurs bemerktalarmeering
van onze hoofdvestingen kwam nagenoeg niet
voor.
Toekoe Nja Daoed van Pocloe Waij heeft doen
weten dat hij bedreigd werd met een nieuwen
inval van uit Doeroeng, waar de vaartuigen
reeds zouden gereed liggen. Voorshands moet
worden volstaan met het van tijd tot tijd zenden
van een oorlogschip naar genoemd eiland. Zoo
dra een vaartuig voor eenigen tijd kan worden
gemist, zal dit tijdelijk bij Poeloe Waij worden
gestationneerd.
Te Segli zijn weder berichten aangebracht
omtrent een te verwachten nieuwen aanval
zoowel van Gigiengsche als van Pedirsche zijde
is daarvoor gewaarschuwd".
De Javasche Courantdit schrijven in haar
nommer van 19 dezer mededeelende, voegt er bij:
z/Tot dusver heeft, volgens het zooeven ont
vangen journaal van den militairen kommandant,
het bericht zich niet. verwezenlijkt, ofschoon de
aanwezigheid van vijanden in de nabijheid der
versterking uit het lossen van enkele schoten
bleek".
Uit Atjeh valt, blijkens de Jav. Cl. van giste
ren, niets anders te seinen, dan dat er sedert
de vorige berichten, dat was 12 tot 17 dezer,
niets bijzonders is voorgevallen en het voorlaat
ste bericht zelf hield eigenlijk reeds datzelfde in.
Aan alle veehouders zij aanbevolen de le
zing cn overweging van het als afdruk uit de
Landbouw Courant No. 35 van 1871 afzonderlijk
verspreid opsteldoor den heer C. A. W. van
Hoorn, disti iets-veearts te Arnhembij den heer
Tjeenk Willink te Zwolle uitgegeven wenken er
toe kunnen bijdragen zooals van deskundige
zijde wordt verklaard om de gevreesde var
kensziekte te bestrijden is zeker de prijs van
het boekje (slechts 5 cents en bij grooten getale
nog minder) dat groote voordeel zeker dubbel
waard.
Over de bijzonderheden van de huwelijksvoL
trekking van H. K. H. Prinses Maria en Z. K.
II. Prins Hendrik ontleenen wij het volgende
van eene particuliere corresp. uit Potsdam
Na de door den hofprediker Dr. Kaijel ge
houden huwelijkspreek werden de ringen ge
wisseld en het huwelijk verder ingezegend.
//Sedert tal van jaren heeft het Nieuwe Paleis
alhier niet zulk een feestelijk aanzien gehad en
zooveel edels binnen zijn muren geherbergd, als
thans het geval is geweest. Doch, hoeveel glans
er ook ten toon was gespreidtoch heersclite
er niet die pracht, welke een Vorstelijk huwelijk
pleegt te vergezellen. Had het Bruidspaar ver
zocht dat Hun huwelijk op bescheiden wijze
zou gevierd worden, ook andere omstandigheden
werkten er toe mede, om er een waas van ernst,
of liever van gedruktheid over te verspreiden.
In de eerste plaats de gebeurtenissen met den
Keizer en dan ook het saizoen't welk den
hoogeren kring tot enkele familiën had doen
verminderen. Om deze redenen werd het hu
welijk dan ook in het Nieuwe Paleis cn niet
in liet Berlijnschc Slot gevierd.
z/Ten 6 ure brachten tallooze rijtuigen de
genoodigden naar het Paleis, waar de eerewacli-
ten reeds in orde stonden opgesteld.
«Ten ö1/.} ure verzamelde de Vorstelijke fa
milie zich mot de hooggeplaatste gasten in de
tweede zaal, links van de Grottenzaalde dames
bleven in de Tamerlan-zaal, de liceren in de
Grottenzaal. Even daarna begaf de Kroonprinses
zich met de Prinses-Bruid in de Doopzaalom
der Bruid volgens heerschcnd gebruik de Prin-
sessenkroon, die door een offleier en twee man
op een kussen werd aangebodenop het hoofd
te plaatsen.
wNadat intussclien de Hofstoet zich voor den
tocht had opgesteld, gaf de Kroonprins, in naam
des Keizers bevel tot het aanvangen van dc
plechtigheid.
z/üe stoet, die zich daarop naar de Jaspis
galerij in beweging steldewerd geopend door
prins zu Salm-Reifferscheid-Dijck, die zijn Maar
schalksstaf in de rechterhand droeg. Daarop
volgden de beide „cavaliers" van de Prinses-
Bruid, en vervolgens het Bruidspaar zelf.
Prinses Maria droeg het vroeger reeds be
schreven bruidskleed, waarvan de slippen gedragen
werden door vier dames. Rechts van het Bruids
paar ging de fungeerende Opperhofmeesteres
gravin von Alvensleben-Weteritz links de Ne-
derlandsche Opperhofmeesteres baronnesse van
Hall. Achter den Bruidegom volgden de Pruis-
sische eere-adjudanten, de generaal-majoor von
Grolman en de 1ste luitenant von By landt. Dan
kwamen in den stoet de Duitsche llofdignita-
rissen. Achter hen Z. M. Koning Willem III,
met H. K. H. de Kroonprinses. Hierop volgde
het eeregeleide, bestaande uit de Opperhofmees
teres gravin Perponcher, den Opperhofmeester
graaf von Nesselrode en de gravin-hofdames
Alexandra von Brandenburg, Agnes zu Dolina-
Malmitz, Anna von Brühl en Marie zu Munster.
„Achter Z. M. Koning Willem III volgden
verdergraaf zu Stolberg-Wernigerodegraaf
von Gröben, vrijheer von Neukirchen de lieer
Alewijn, jlir. van Capellebaron de Posson en
de ordonnance-oflicier van Hoogstraten.
„Dan volgden Z. K. II. de Kroonprins, die
de Moeder der BruidPrinses Friedrich Karl,
geleidde. Achter den Kroonprins de adjudanten
majoor von Panwitz en kapitein von Pfulstein,
en links de heer von Schleinitz. Vervolgens de
Groothertogin van Saksen met Prins Friedrich
KarlVader der Bruid de Erfgroothertog van
Oldenburg met Prins KarlPrinses Albrecht
met Prins Frederik der Nederlandende Erf-
groothertogin van Saksen met haar Gemaal
Prinses Louise met den Hertog von Connaught
en de Erfprinses van Meiningen met den Erf
groothertog van Oldenburg. Achter elke Prinses
gingen twee Hofdames en twee pages.
„Eindelijk kwam de stoet in de Jaspis-galerij,
thans herschapen in een kapel, aan. Het koor
zong „Komm, heiliger Geist, erfülle die Herzen
deiner Gaubigen".
„Aan de linkerzijde der galerij was het altaar
opgesteld daarnevens stonden de geestelijkheid
en het koor. De Vorstelijke Personen namen
voor het Altaar plaats. De Bruidegom rechts
van de Bruid, en in een halven kring daarachter
de Kroonprins en de Kroonprinsesde Koning
der Nederlanden de ouders der BruidPrins
Frederik der Nederlanden de Groothertog van
Saksen met Gemalin en de Hertog van Con
naught.
„Op het oogenblik dat de ringen gewisseld
werden, kondigde een driemarl herhaald gebulder
van 12 kanonschoten deze plechtigheid aan.
„Nadat de zegen Was uitgesproken, verliet de
stoet, in de orde waarin hij gekomen was, onder
de toonen van Handel's „Halleluja, de kapel en
begaf zich naar de Grottenzaalom daar de
Jonggehuwden geluk te wenschen. Prinses Maria
was zeer aangedaan en tranen blonken in haar
schoone blauwe oogen. Ook Prins Hendrik en
de Koning konden hun gevoel slechts met moeite
meester worden. En toch gevoelde ieder, dat
er nog één ontbrakn.l. de Keizerdie den
glans van dit feest door Zijn tegenwoordigheid
zoozeer zou verhoogd hebben.
„Intusschen rangschikte het uitgenoodigd ge
zelschap zich in de Jaspis-galerij voor den court
die door het Vorstelijk echtpaarden Kroon
prins cn de Kroonprinses en Koning Willem III
in den Grottenzaal werd gehouden. Eerst defi
leerden de damesgevolgd door de heeren
achter élkaer gaandebogen zij driemaalvoor
de bovengenoemde Vorstelijke Personen. De
cour onder de ruischenden toonen der muziek,
de keurige toiletten van de in jeugd en schoon
heid wedijverende dames, het fonkalen van dia-
mantsn en gouden epauletten, het schitteren der
oide-sterren en dat alles in een zee van licht,
maakte een onbeschrijfelijken indruk.
„Na afloop van den cour begaven de Vorste
lijke Persouen en de genoodigden zich naar het
souper in de Marmeren Zaal, waar op een kleine
verhevenheid de Vorstelijke gala-tafel was op-