BUITENLAND. Frankrijk. Engeland. Oostenrijk. Italië. Turkije. Wat het legicr raadsbesluiten betreft om in den geschetsten toestand verandering te brengen, hieromtrent kunnen wij berichten dat er ten- deze slechts één bestaat en dat zulks betreft het leggen eener kleine ringkade vanaf den winter dijk tot aan de haven die thans in bewerking is en dóór eene gemengde commissie wordt be heerd, bestaande uit de heerenVan Baal vicepresident van den binnenpoldirDr. De Haan vicepresident van den buitenpolder en de heeren P. Quirijns en Zijlmansleden van den gemeenteraadbènoemd bij het besluit van 31 Augustus 1878, terwijl de Burgemeester meende zich van het lidmaatschap dier commissie te moeten' onthouden wijl hij vermeende tengevolge van een beenbreuk geen genoegzaam werkend deel er aan te kunnen nemen en daarom de heer van Baal voor den binnenpoldgr aanwees. De genoemde commissie stuit op moeielijkheden van de zijde der eigenaars van het land waar de kade zou komen te liggenwelke bezwaren natuurlijk uit den weg moeten zijn geruimd alvorens het werk kan worden vervolgd. .Wij achten het overbodig uit te weiden over de verbetering der waterleidingendie alhier worden aangewend uw college heeft hiervan blijkens het 'provinciaal verslag over 1878 de overtuiging. Na mededeeling van het vorenstaandever- meenen wij U mijne Heeren te mogen opmer- keu dat de klachten van den heer Van Iersel zooals wij hierboven zegden ons onverklaarbaar voorkomen en die niet anders kunnen kwalificee- ren dan als antagonisme, voortspruitende uit eene personeele veete tegen den Burgemeester; anders immers had de adressant zich tot be heerders gewend." "De heer Van Iersel zegt dat het antwoord van Burgem. en Weth. terug is gekomen om dat het eene verwarring is van binnenpolder en gemeentehet geldt hier eene gemeentezaak. Wat die plaat op den bodem der Loint betreft 'die is er in en blijft er in. Overigens heeft hij zich hier niet verder over die zaak uit te laten maar doet een eerlijk beroep op de leden van den Baad en vooral op Dr. Van Heijst die overtuigd is van de gegrondheid zijner klacht en die ook beloofd heeft hem in den Baad te steunen. De quaestie is hierdat de gemeente recht heeft om dagelijks versch water te hebben na zijne klacht is het er ook altijd geweest. De Voorzitter zegt dat hier dezen zomer iedereen heeft moeten sukkelen met het water. Hij heeft geen plan om er veel over te spreken, om te voorkomen dat de looierijen daardoor wellicht nadeel zonden lijden. De heer Van Heijst zegt dat de heer Van Iersel hem dikwijls over die zaak gesproken heeftgenoemde heer heeft daarin gelijk dat de Loint stinkend wastoen is spreker met de heeren De Haan en Van Iersel naar het sluisje wezen zien en dit was geslotenDr De Haan en spreker hebben toen een door hen onder teekend briefje aan den Burgemeester geschreven met verzoek om water in te laten. De Burgem. heeft dit briefje teruggezonden na er in dorso te hebben opgeschreven, dat het in overweging zou genomen worden en zoo noodig voorzien, 's Avonds was dit werkelijk geschied en toen was er water genoeg. De Voorzitter drukt er op dat dat briefje niet door beide heeren geschreven was in hunne qualiteit als geneeskundigen, zooals de heer Van Iersel doet voorkomen. De heer Van Iersel merkt op, dat op het briefje door. Burgemeester geschreven was „zul- Jen zien", maar voor het oogenblik geweigerd. Verder zegt hij dat er in veertien dagen geen versch water geweest was. De Voorzitter zegt dat, hoe zonderling dat ook schijneop het oogenblik dat men rondom den Bosch verdronkhier in de haven gebrek aan water was. De heer Van Iersel antwoordt, dat de haven tot boven vol water was en de sluis toch dicht gehouden werd niemand zal toch betwisten dat Waalwijk recht, heeft op water. De Voorzitter heeft voor zich zeiven de over tuiging dat hij alles gedaan heeft in het belang der looierijen en hen geholpen als hij er om verzocht werd. Overigens zal men, met er veel over te spreken, meer kwaad dan goed aan de looierijen doen de duikers in de Loint zijn allen op een na op dezelfde hoogte. De heer Van Iersel zegt dat de looiers met hoeven te komen vragener moet altijd water zijn. De'heer Van der Heijden zegt dat wat het adres betreftde Baad toeh zeker overtuigd is dat Burgemeester niet tegen het belang der ge meente handelt. De heer Van Heijst vraagt of de Voorzitter het sluisje beheert als Burgemeester of wel als Voorzitter van den Binnenpolder. De Voorzitter antwoordt dat dit nog niet dui delijk ishij kan dit nog niet juist zeggen. Vroeger was het Gemeentebestuur tevens polder bestuur. De polder heeft echter het meeste bij gedragen voor het bouwen van het sluisje, waaruit men af zou kunnen leiden dat de polder het beheert. De heer Van Heijst merkt op, dat dit aan leiding zou kunnen geven tot conflicten als de beide functiën niet door denzelfden titularis werden uitgeoefend; eene zuivere positie zou in het belang van allen zijn. De Voorzitter zegt dat volgens het statistiek tableau de Loint en het sluisje bepaald aange wezen zijn voor uitwatering van den Binnen polder. De heer Zijlmans gelooft dat de gemeente evenveel recht heeft als de Binnenpolder; de gemeente betaalt evenveel aan het sluisje als de polderdaarom moeten deze beiden evenveel recht hebben. Spreker meent dat het hoofdza kelijk is daargesteld om de looierijen van water te voorzien. De Voorzitter zegt, dat bij de daarstelling van het sluisje er slechts 3 looierijen aan de Zuid zijde der straat warenhet is dus niet te ver onderstellen dat het daarvoor gemaakt is. De heer Zijlmans geeft als middel om op den duur goed en zuiver water te hebben het bij elk tij te laten in- en afloopen. Verleden zomer is er totaal gebrek geweest, tengevolge waarvan nieuwe pompen zijn moeten aangelegd worden dit is een onbetwistbaar feitnaderhand is het echter beter geworden. De Voorzitter zegt dat er den heelen zomer aan het sluisje is gewerkt, waarop de heer Van Iersel antwoordt dat er in den tijd, waarover hij in zijn schrijven spreektin het geheel niet aan gewerkt is. De Voorzitter zegt dat de polderbode 4-maal het sluisje heeft opengezet en verklaard dat er geen water in stroomde. De heer Jud. TimmermansNa alles gehoord te hebben over het in- en uitloozen van water, zal het niet noodig zijn daar verder iets van te zeggen. Het staat vast dat er geklaagd is en het is niet onzeker dat er in die dagen misschien niet eenigszius gebrek aau water zou geweest zijn, ofschoon dit eene zonderlinge tegenstelling mag heeten met andere plaatseneene andere vraag is het ofals er reden tot klagen was men zich daarmede tot Ged. Staten moest wen den, of het niet beter was zich te vervoegen tot de betrokken autoriteit, in casu het polderbestuur. Dit zou niét geweigerd hebben. Er is meer. Zooals men gehoord heeft hebben dr. De Haan en Van Heijst op een papiertje om water ver zocht en heeft de polderpresident geantwoord, dat hij de zaak zou onderzoeken. Hij heeft ze ook onderzocht en dadelijk aan het verzoek vol daan. Wat wil men nog meer. Men vraagt en verkrijgt en gaat zich toch beklagen. Spreker zal geen beschuldiging tegenover beschuldiging stellen, maar meent toch te moeten zeggeu dat men op die wijs zijn doel voorbij streeftop die wijs moet men niet verbetering zoeken dit is niet de weg tot gemeenschappelijk overleg. Er is nog meerer is gesproken over een legio besluitendie niet. uitgevoerd zijnhierop is, naar men gehoord heeft, reeds door B. en W. gerepliceerd. Verder komt er in het schrijven van den heer Van Iersel nog eene clausule voor die spreker betreurtnamelijk diewaarin ge sproken wordt over willekeurigheden dit kan niet slaan dan op den Burgemeesteronafgedane zaken zullen er wel zijn maar die zullen wel fn alle gemeenten gevonden worden. De klacht van den heer VanHersel is dus op zijn zachtst genomen, noodeloos. De Voorztfter zegt dat het door B. en W. aan Ged. Staten gezonden antwoord, kalm, be daard en naar waarheid is opgesteld. Van het legio onafgedane raadsbesluiten in den geschets ten toestand kent hij er slechts één. Hij vraagt of de Baad kan berusten in het door B. en W. reeds gezonden antwoord. De heer Bubbens-Kievits, vraagt of er behalve het bedoeldetoch nog niet een onuitgevoerd raadsbesluit isnamelijk dat betrekkelijk eene rioleering ten Z. van den dijk. De Voorzitter antwoordt dat er geen dusdanig raadsbesluit bestaatwel is indertijd aan den ingenieur Van den Elzen op zijn verzoek f 300 toegezegd voor het maken van een project van bedoelde rioleeringmaar hiervan is niets ge komen. De heer Van Iersel verklaart zich natuurlijk geheel buiten stemming te houden. De Voorzitter zou dit ook doen als de zaak hem alleen betrofhij staat echter voor het collegie van B. en W., die moet hij verdedigen. De heer Zijlmans vindt dat het uit de debat ten genoegzaam is gebleken dat de Lointop het oogenblik dat de klacht verzonden werd ellendig washij kan er dus niet mede instem men te berusten in het schrijven van Burg. en Weth. omdat daarin betoogd wordt, dat de Loint altijd in orde geweest ishetgeen niet het geval is hij zou een middenweg kiezen en antwoor den dat de toestand op het oogenblik der in zending van het adres slecht wasmaar na dien tijd beter is geworden. De heer Van Es kan er zich ook niet mede vereenigen daar hij juist in die dagen wel twin- tig gegronde klachten gehoord heeft. De heer Jud. Timmermans vindt dit geene reden om epne klacht bij Ged. Staten in te dienen. Hij zou in den brief van Burgem. en Weth. berusten met bijvoegingdat de Baad overtuigd is dat de Burgemeester nooit in dit opzicht de gemeentenaren gehinderd heeft. De Voorzitter zegt dat die klacht ook eene beschuldiging is tegen het geheele polderbestuur, dat 2maal geschouwd heeft. De heer Zijlmans merkt op dat de Loint wel in ordemaar er geen water in was. De heer Jud. Timmermans vindt dat geene reden van aanklachthet is onmogelijk water te geven als er geen is. De heer Van Iersel zegt dat de heer Van Heijst toch gezien heeft dat er wel 2 el water was en toch het sluisje gesloten. In stemming gebracht wordt het voorstel van den heer Jud. Timmermans aangenomen met 6 van de 11 stemmen. Tegen stemden de heeren Van Es Zijlmans, Bubbens en Van Baal, terwijl de heer Van Iersel zich onthield. e. Brief van Ged. Staten betreffende den Kerkpad. Aangehouden tot de volgende vergadering. Komt in behandelingde zaak van de gemeente tegen den aannemer Beijnders. De voorzitter doet de deuren sluiten, die tot aan het einde der vergadering zijn gesloten ge bleven. Gemeenteraad van Tilburg. OPENBARE VERGADERING van Maandag 22 September 1879. Afwezig de heeren A. A. H. PolletV. A. A. Bogaers en E. C. van Spaendonck. Na lezing en goedkeuring der notulen van het verhandelde in de vorige vergadering deed de voorzitter mededeeling dat ingekomen was lo. Een adres van G. H. Drabbehulp onderwijzer aan de openbare school, wijk Hei kant alhierstrekkende om uithoofde van zijne benoeming als hoofdonderwijzer aan de school te Wijk bij Duurstedeeervol als hulponder wijzer te worden ontslagen tegen 1 Oct. a. s. Na gedane mededeeling dat door het plaatsen van een kweekeling aan die school tijdelijk in dié betrekking zal worden voorzien is besloten het gevraagde ontslag eervol te verleenen. 2o. Missive van Heeren Ged. Staten hou dende mededeeling dat de gemeenteraad van Oisterwijk heeft besloten tot het oprichten eener weekmarktdie gehouden zal worden des Woens dags en wanneer daartegen bedenkingen zouden bestaan, die alsdan voor den 23 September mede te deelen. Op voorstel van den Voorzitter besloten daarin te berusten. 3o. Deelt de Voorzitter mede dat het door Burgem. en Weth. voorloopig vastgestelde kohier van den Hoofdelijken Omslag over 1879 den vereischten tijd ter lezing heeft gelegen en er geen bezwaren zijn ingebracht wordt op Zld. voorstel besloten dat kohier te behandelen met gesloten deuren zoodat de openbare vergadering tot bij de finale vaststelling wordt verdaagd. Terwijl de Franéche Minister van onderwijs de Heer Ferrygisteren te Perpignau de ont hulling leidde van het standbeeld van Arago was de Minister van Binnenlandsche Zaken, de Heer Lepère tegenwoordig bij de inwijding van het gedenkteeken dat de Montbeliard is opge richt voor wijlen Kolonel Denfcrt Bochereau den heldhaftigen verdediger van Belfort. Evenals zijn ambtgenoot werd ook Lepère zeer goed ontvangen. Louis Blanc- arriveerde teMarseille. Het volk was zoo verheugd hem te ziendat het de paarden van zijn rijtuig afspande en hem zelf naar 't hotel trok. 't Was gelukkig een lichte vrachtwant Blanc is een van de kleinsten van Frankrijk's wetgevers. Uit Cherbourg berieht mendat aldaar 500 schapen uit Canada zijn aangekomen en volgens de Patrie zijn die nog maar de voorboden van een overstrooming van schapen. „Wij krijgen nubehalve koren de tarwe de varkens de ossen, ook schapen, uit Amerika,» zegt het blad»wie weet of men ons niet eerst daags een lading Amerikaansche keukenmeiden zendt.» In het jongste schrijven van den Afghaanschen Emirbetuigt deze zijn spijt over het gebeurde, maar troost zich met de gedachte, dat men tegen God's wil toch niet kan aankampen. Hij schrijft verderdat hij het zeer onrustig heeft te Kabul en zich zei ven en zijne familie in den laatsten tijd slechts heeft staande gehouden door de goede diensten van eenige vrienden. De opstandelingen heeft hij in bedwang gehouden deels door om- kooperij deels door hen om den tuin te leiden. Nacht en dagschrijft hijzit hij er over te denken hoe hij de zaak het best schikken zal. Hij hoopt dat hrt Gode zal behagen de moor denaars naar verdienste te straffen en aan hem zeiven gelegenheid te verschaffen zijn goeden naam tegenover de wereld te waarborgen. Ongelukkig zittenterwijl Jakub peinst en de Engelschen de massa voorraad gereed maken, die ze gewoon zijn op hunne tochten met zich te slepen de opstandelingen niet stil. Over geheel Kohistan heeft de rebellie zich thans uitgebreiden in Turkestan is het mede aan 't gisten. Maar het belangrijkst is wat Daily News meldtnamelijk dat het kamp der Engel schen in den Shutur-gardan pas in den nacht van den 19den door de opstandelingen is aan gevallen. Wel zijn de verliezen der Engelschen gering maar het blijkt toeh weerdat ze over vallen zijn. In vorige berichten ook van Daily News was gemeld dat Generaal Baker zich veilig in den pas verschanst had en dat bij verkenning gebleken wasdat de vijand niet naderde. Volgens bericht van the Standard uit Alikheyl was aldaar een gezantschap van den Emir aangekomen de verzekering brengende van 'smans vriendschap en eerlijke bedoelingen tegen over de Engelschen. Naar the Times verneemt, heeft de Britsche residen te Mandaly (Birmah) thans inderdaad la3t ontvangen zijn post zoo spoedig mogelijk te verlaten. Officieel wordt weder bevestigd het bericht van den militairen opstand te Herat. Ook moet in Kohistan een opstand zijn ontstaandeze zou gedeeltelijk moeten worden toegeschreven aan het feitdat Jakub-Khan een der Kohis- tansche hoofden heeft doen ter dood brengen omdat de Kohistansche regimenten vooral aan den aanval op de ambassade hebben deelgenomen. Hieruit zou dus weer blijken dat Jakub-Khan ie Kabul weêr iets te zeggen heeft en reeds een aanvang maaktmet de bestraffing der schuldigen. Belangrijk in dit opzicht is ook nog het getui- genis der inlandsche soldaten van het Britsche escortedie aan den moord ontsnapt zijn. Zij verklaren plechtigdat Jakub-Khnn aan den opstand niet medeplichtig was en bevestigen dat men ongeregeldheden verwachte en Cavag- nari gewaarschuwd was. Wat de operatiën der Engelschen betreft, zoo is thans ook tegenbevel gegeven wat betreft den marsch der Engelschen naar Dakka. Blijkbaar vereischen de maatregelen voor het transport waarmede men ijverig bezig iszeer veel tijd. Het gouvernement Madras zal voor het noodige materieel zorgen. Omtrent Cetawayo's gevangenneming be vatten de Engelsche bladen nog eenige meerdere bijzonderheden. Daily News heeft een uitvoerig telegram uit Ulundimeldende dat de Koning gevangen werd midden in een boschin eene bijkans ondoordringbare wildernis. Het troepje Engelschen had het dan ook hard te verant woorden ze konden dikwijls slechts met moeite levensmiddelen krijgen en werden daarenboven nog geteisterd door leeuwen. Langzamerhand kwam men Cetawayo op het spooren achter- een volgens werd hem bijna alles afgenomen: eerst zijn wapendrager met zijn geweer toen zijn mat waarop hij gewoon was te slapenenz. enz. Eindelijk maakte men zich ook meester van twee kuapendie men dwong door een list de verblijfplaats van den Kaffer-Vorst aan te wijzen. Toen men de plaats bereikt had, ging men onder allerlei voorzorgsmaatregelen tot de arrestatie over. Volgens the Times sommeerde Majoor Matern, voor de hut des koniogs gekomendezen zich te vertoonen. Maar de koning vreesde en ver langde dat de officier tot hem komen zou. Doch toen Martern aandrongkroop Cetawayo naar buiten de hutten der Zoeloe's hebben een lagen ingang en eenige oogenblikken later stond hij statig te midden^ der dragonders. Een der mannen wilde de hand aan hem leggen, maar met verachting maakte Cetawayo toen een afwerend gebaar zeggende „Witte krijgsman laat van mij,af!» Toen verlangde hij datjmen hem zou£fusil- leeren. De Vorst gedroeg zich waardig en kalm. Hij verlangde den rang te weten van den officier die hem had gearresteerd. Met de meeste min» achting behandelde hij de inlandsche soldaten maar deftig en met opgeheven hoofd doorschreed hij in zijn rooden mannentel de rijen de Engel schen. Cetawayo kwam te Ulundi aan in een ambu lance-wagen. Hij kon niet meer loopen en wilde niet op een muilezel of paard rijden Onderweg trachtten elf zijner volgelingen te ontsnappen. Zes slaagden er inmaar vijf werden gedood. Was Cetawayo niet zoo zwaarlijvigdan ware hij misschien ook nog ontsnapt. Volgens de Morning-Post zal Cetawayoals Napoleon 1, naar een der Al'rikaansch bezittingen der Engelschen (waarschijnlijk een eiland) Worden overgebrachtom daar als Staatsgevangene voor het leven den dood af te wachten. Garnet Wolseley gaat nu naar de Transvaal om afreke ning te houden met Secocoeni. Hij heeft aan de Kaffers beloofddat John Dunn dien ze- wel eens tot Koning hebben begeerd een der aanstaande nieuwe Britsche residenten zal zijn. Weenen22 September. Prins Bismarck is met zijne famillie gisteren avond ten 10 ure hier aangekomen. Aan het station werd hij door den Duitschen ambassadeur met het geheele personeel der ambassade en door graaf Andrassy ontvangen. De begroeting van Bismarck en Andrassy was buitengewoon hartelijk. Een talrijk publiek be groette de beide diplomaten met luidde toejui chingen zoowel bij de aankomst als- gedurende den rit naar het hötel Imperialwaarvoor vier hofequipages beschikbaar gesteld waren. Heden morgen ontving de Prins eene bezoek van Prins Beuss in het ministerie van buiten- landsche zaken ,waar gelijktijdig Andrassy van eene particuliere audiëntie bij den Keizer tot het welkom heeten van den Prins aankwam. De Prins werd ten één uur door den Keizer te gehoore ontvangen. Tegen drie uur zou deKeize- rin in het hotel Impérial een bezoek bij Bismarck afleggen. Ten vier ure hoftafel te Schönbrunn, aan welke de famillie Bismarck aanzitten zal. De moeraskoortsen in Bome nemen nog steeds toe. Ofschoon zij bijna nergens een kwaadaardig karakter aannemenen de zieken betrekkelijk spoedig herstellen vertoont zich de koorts dezen zomer ook in die gedeelten der stadwaar zij anders nooit heerschte, vooral op de hooggelegen plaatsen. De vestingwerken op den Monte Mario b. v. werden gestaakt, omdat dagelijks meer dan 15 arbieders naar het hospitaal gebracht moesten worden. Alle gasthuizen zijn volen ook in vele particuliere woningen heerscht deze ziekte. Het Ghettode bekende jodenwijk te Bomezal afgebroken worden. Er zal waar schijnlijk daar ter plaatse een Paleis van Justitie worden opgericht. Te Constantinopel bevinden zich nog niet minder dan 150.000 Mahomedanen uit Oost- Bumeliè, indertijd gevluchtmaar thans ver langend naar hun land terug te keeren. Men verwacht nog heviger botsingen dan reeds zijn voorgevallen wanneer dit geschiedt.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1879 | | pagina 2