Nummer 24.
Zondag 21 Maart 1880.
3e. Jaargang.
Grootmoedigheid en Zegepraal,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
FEUILLETON".
Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk.
DE St. GOTHARD-TUMEL.
r-nrn
--«■-T.r'rirT'-r-T-., -K-^TTT'rrj-n-rL-malKmm^xyvtiJüV:
^r~TO.T^-,mpgan^jTBCTW^3scaacggana.'«ai-z«gfcfciiL'ErjfcJ««»~fc-'
De Echo van het Zuiden,
^r—^-«M^BMTMaa-TWsn'r.'-rii'T-n-rj'aivai.-K.'oaogayig.'^.
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00, franco per post door
het geheele rijk f 1,15. Brieveningezonden stukken, gelden
enz., franco te zenden aan den Uitgever.
mirL
Advertentiën 1—7 regels 0,&0, daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën, driemaal ter
plaatsing opgegeven, worden tweemaal in rekening gebracht
Reclames beneden de rubriek Binnenland 15 cent per regel.
Overgenomen uit de N. R. Ct.
üe stroom van het verkeer baant zich telkens
nieuwe wegen of herschept de oude naar de
behoeften "van den nieuweren tijd. Alles wat er
gedurende de geschiedenis van het meuschdom
voor de toenadering der volken gedaan is valt
geheel in het niet tegenover de voortbrengselen
van den menschelijken geest op dit gebied in
den loop dezer eeuw. Ons tegenwoordig geslacht,
dat ademloos en koortsig door het leven voort
holt arbeidt onbewust aan deze geheimzinnige
taak der mènschheid opgelegd.
Door den onderzeekabeltusschen Europa en
Amerika verdwei n eensklaps een afstand van
12 dagen wat destijds de geringste duur der
Vaart wastusschen beide wer dddéelen. Niet,
zooals bij invoering der J uliaansche tijdrekening,
slechts op het papier, maar in werkelijkheid
werden de oude en nieuwe wereld met één slag
twaalf dagen ouder tegenover elkander. En wan
neer wijzonder nog van de spoorwegen te
gewagen eenvoudig in herinnering, brengen, dat
door de wind- en stroom kaarten van den be
roemden hydograatkapitein Maury de vaart
voor zeilschepen van Europa naar Amerika tien
dagen naar Australië ongeveer vijftien naar
Californië en Kaap Hoorn omstreeks veertig-
dagen verkort werd dan zal iederdie slechts
eenio- begrip heeft van de waarde der kapitalen,
die op deze wegen zwemmen en van de be
sparingen, die door spoediger overvaart aan arbrid
en intrest verkregen worden, de groote beteëkeuis
van deze uitkomsten weten te waardeeren.
Op materieel gebied schijnen de pionieren dei-
wetenschap thans geene hinderpalen meer te
kennen. Zelfs degewefdige Alpenbucrht, waarvan
de ontzagwekkende St. Got hard het centrale
punt vormtis een slagboom dien zij hebben
weten uit den weg te ruimen.
Het opsporen van wegen over de Alphen, van
middelen van verkeeer tusschen het noorden en
het zuiden tusschen Duitschland en Italië was
een behoefte in alle tijden. Legerscharen uitge
zonden door het Gallische bondgenootschap
trokken in legendarische tijden over de Grajische
XXIII.
„Van waar dat plotseling vertrek vraagde
Judith zich zei ven af. «Zoo zij zich zieker had
o-evoeld dan gewoonlijk waarom had zij dan
niet hare hulp ingeroepen zooals zij immer ge
woon was Gewis eene andere reden moest
hiertoe aanleiding gegeven hebben, en een ge
voel van onrust maakte zich van het brave
meisje meester en zij herinnerde zich plotseling
de waarschuwing haar voor eenige maanden door
de blinde Ruth op Mortcamby-Hall gegeven.
Judith zou hebben kunnen schreien bij de
gedachte alleen dat hare vriendin door valsche
inblazingen haar die zoo vurig aan haar gehecht
was zou kunnen verdenken maar met geweld
de teekenen van smart onderdrukkende en hare
verontwaardiging over de huichelaarster zooveel
mogelijk \erkroppende haastte zij zich om, zoo
mogelijk het gestichte kwaad spoedig te her
stellen.
„Misschien heeft mejuffrouw Ren wiek dat zelve
wel bewerktdat zij niet om mij gezonden heeft",
dacht zij om zich gerust te stellen ofschoon
een geheime stem op den bodem van haar hart
zeide, dat de zieke het niet dulden zou een ander
in de rechten harer vrienden te doen treden
zonder dat zij deze vooraf daarvan gesproken
had. „In elk geval zal ik spoedig ontdekken
of zij ontevreden op mij is en ik zal mijne plaats
in hare hoogachting niet zonder strijd afstaan.^
Zij wierp den krans van hulstbessendien zij
in de hand hield achteloos ter zijde vergat al
hare feestelijke toebereidselen in haren angst
om het geheim op te lossen van deze plotselinge
Alpen naar de waterrijke vlakten van de Po
en stichtten. Mediolanumhet tegenwoordige
Milaan. Ruim twintig eeuwen geleden klommen
de woeste drommen Kimbren en Teutonen len
Oosten en ten Westen over den geweldigen
Alpenmuur heen om in bet land van schoonheid
en weelde van rozen en druiven hunne roof
tochten voort te zetten.
In den ouden tijd bestonden er slechts twee
hoofdwegen die over het gebergte van Gallië
naar Italië liepen de eene v as de pas over de
Gotische Alpen bij den Mont-Genèvre die in
het gebied der Taurinicrs uitliep de andere, de
weg over de Grajische Alpen bij den kleinen
St. Bernard pie naar de streek van Aosta en
Ivrca voerde. De laatste was de weg welken
Hannibal volgde. Voor de Romeinen, die vooral
met het oog op strategische eischen de groote
wegen aanlegden welke nog de bewondering
van het nageslacht wekkenwaren deze beide
overgangen onvoldoende. Zij legden dus ver
schillende wegen aan die van Milaan over de
Alpen voerden. Doch de passeu van den St.
Gothordover den Simplon en Mont-Cenis
die naderhanden ook nog in onzen jijd van
het meeste gewicht voor het internationaal ver
keer waren kenden de Romeinen niet.
De St. Gottliard is het middenpunt en de kern
der Zwitsersche Alpen. Van hem gaan noord
en zuidwaarts de Berner- en Rijn„ Alpen en de
bergketenen van Wallis en Grauwburderland uit.
Als reuzen wachten staar- de andere berggroepen
om den troon van dezen koning geschaard.
Hier is de wieg der stroomen de Tessino de
Reuss de Rhone en de Rijn die zich aan de
ijzige borst der witte gletschers voeden om
zich vervolgens naar de vier hemelsteeken te
richten.
In een tijd dat men nog niet aan spoorwegen
dachtwist Zwitserland reeds langs den St. Go-
thard-wegdie de directe verbinding tusschen
Duitschland en Italië uitmaakt, het onderlinge
verkeer dezer beide landen over zijn gebied te
lokken. Uit het noorden komende, stijgt de door
raenschenhanden gebaande weg tot eene hoogte
van 6500 voet, uit het hart van Zwitserland
naar de oevers van het Lago Maggiore, aldus de
en ongedachte vera» dering in het gedrag harer
beminnelijke vriendin' en nooit had haar het
hart zoo pijnlijk geklopt dan toen zij stond aan
de deur der kamer harer meesteres onzeker
van de ontvangst die haar wachtte.
„En toch", zeide zij„heb ik niets gedaan
waarmede ik haar misnoegen verdiend kan heli-
ben. Waarom zou ik dan zoo vreesachtig beven
Moed gevat, dwaas en wankelmoedig hart Mijne
eigene oprechtheid zal mijn beste wapen en schild
zijn."
Helaaszij had het nog niet bij ervaring dat
eerlijkheid en oprechtheid somtijds krachtelooze
wapenen zijn in den open strijd tegen ondeugd
en huichelarij.
„Binnen" zeide de zieke, en Judith trad
binnen.
Mevrouw St. Clare zat op een prachtige sofa,
voor haar toiletspiegel. Haar schoon blond
haar hing ver beneden hare schouders af en
mejuffrohw Ren wiek was ijverig bezig met den
ivoren borstel in de hand de glanzende, vlechten
los te maken.
Er was iets in het gelaat der damedat
Judith geen naam kon geven en echter haar het
hart als het ware toeneep en in plaats van zoo
als gewoonlijk hare teedere bezorgdheid voor haar
te toonen bleef zij op eerbiedigen afstand staan,
wachtende tot de kranke zelve het woord zou
opvatten.
Hoe ook gewond en gegriefd gevoelde de
zieke toch eenige schaamte over haar gedrag en
zij zou een aantal ingebeelde beleedigingen
hebben moeten bedenken wilde zij het voorkomen
kunnen aannemen als de beleedigde partij. Zij
was echter te zachtzinnig van aard en te be
schaafd om eenigen wrevel te toonen en alleen
Judith's vriendschappelijke dienstvaardigheid wil
lende voorkomen sprak zij op zulk een kalmen
en vriendelijken toon alsof er geen slang den
korstte en gemakkelijkste verbinding vormende
tusschen de Germaansche en Latijnsohe rassen.
Om langs dezen weg van het Vierwaklstadter
meer de oevers van hel Lago te bereiken had
men vijf tot zes dagen noodig.
De aanleg van den eersten grooten Alpenweg
dateert van het begin dezer eeuw. Niet de olijf
tak des vredes, maar het zwaard was hiertoe de
drijfveer. Consul Bonaparte deed van 1801-1806
den grooten militairen weg over den Simplon
bouwen, om daarover naderhand, als een tweede
Hannibal, zijne soldaten en moorddadige kanon
nen in Lombardije te voeren. Dertien jaren later
werd dit voorbeeld gevolgd door het kanton
Grauwbunderland, dat den weg över den St.
Bernard, en kort daarop door Oostenrijk, dat dien
over den Splüggen aanlegde.
Bij de groote vluchtdie het internationaal
verkeer in onzen tijd nam verplaatste de han
delsbeweging zich alras van de smalle voetpaden
van den St. Gothard naar deze nieuwe wegen.
De kantons Uri en Tessino die zulks weldra
inzagen, doordrongen van het gewicht der zaak,
waarbij hunne belangen zoozeer betrokken waren
sloegen omstreeks het jaar 1820 de handen in
een, en legden over den St. Gothard een breeden
uitmuntenden straatweg aan die eene breedte
heeft van 15 tot 18 voet,, en geene grootere
stijging dan 6 tot 7 percent. Dit reuzenwerk
vorderde 10 jaren arbeids. Nu werd cTfTSt/Go-
thardweg opnieuw van groote beteekenis niet
slechts voor de reizende bewonderaars der Al-
pennatuur, maar ook, dank zij den doelmatigen
aanleg, voor het groote handelsverkeer. De stroom
van reizigersdie den Alpenweg nog volgden in
1874, bedtoeg 71.697 personen, terwijl er 25533
over den Splügen, 26,366 over den Simplon en
29,533 over den St. Bernard trokken.
Echter, reeds na vprloop van een menschenle-
ven, bleken de zestien tot achttien uren, waarin
men per rijtuig uit het hart van Zwitserland naar
Opper-Italie kon gaan, te lang voor het dringend
personen en goederen-vervoer van dezen snelle-
venden tijd. In het Oosten en Westen gingen de
ont >mbare bergreuzen weldra gebukt onder het
juk van den spoorwegwaarmede de oude ro
mantische wegen den wedstrijd niet langer meer
konden volhouden. Frankrijk legde een directe
spoorverbinding met Italië aan door den Mont-
Cenis er. Oostenrijk over den Brenner. Voor
het handelsverkeer was weldra van geen andere
dan van deze beide, wegen sprake. Zwitserland
bemërkte dat het zijne rol van bemiddelaar voor
het verkeer tusschen Duitschland en Italië had
afgespeeld, en dat die niet dan door hel in leven
roepen eener geduchte spoorweglijn te herwinnen
was. Duitschland en Italië hadden er tevens
groot belang bij, hun handelsverkeer langs den
kortsten weg en buiten concurrentie der beide
groote naburige staten te zien tot stand komen.
Het grootste bezwaar kwam echter van Zwit
sersche zijde, of voornamelijk door den geheel
eigenaardigen toestand van het eedgenootschap.
De Fransch sprekende kantons verlangden den
aanleg der lijn over of door den Simplon, in
aansluiting van den spoorweg in het Rhone-dal.
De oostelijke kantons kwamen met alle kracht
op voor een lijn over den Lukmanie-pas ver
bonden met een spoorweg van Chur naar de
Bodenzee. De middenkantonswaaronder de
rijkste en de machtigste, zooals Zurich en Bern,
streden voor de St. Gothard-lijn die ook de
goedkeuring der Duitsche en Italiaan9che regee
ringen wegdroeg,
Het laatste plan kwam, zooals bekend is, tot
uitvoeringmaar de tegenkanting der kantons
din*^ plan ongenegen waren was krachtig
genoegom het verleenen eener staatssubsidie
te verijdelen, niettegenstaande de reeds in 1852
begonnen topografische opnemingen en andere
technische voorbereidende werkzaamheden de
verkieslijkheid dezer lijn duidelijk hadden aan
het licht gebracht.
In October 1871 kwam eindelijk het verdrag
tusschen Duitschland Italië en Zwitserland tot
stand waarbij deze contracteerende landen zich
verbonden de onderneming met eene subsidie
van 85 millioen te steunen. Daarvan nam Italië
45 millioen voor zijn aandeelDuitschland en
Zwitserland elk 20 millioen. De Zwitsersche
bijdrage werd bekostigd door de vijftien kantons,
die bij den bouw der Gothard-lijn het meest
belang haddenbenevens door de Zwit9er9che
centraal- en Noordoostspoorwegmaatschappij.
venijnigen kop tusschen haar beiden had opge
stoken om den band te ^verbrijzelendie tot
hiertoe hare harten bad vereenigd „de liefde
die band der volmakingdie alle vrees buiten
sluit."
„Gij ziet dat ik op uwe hulp niet gewacht
heb juffrouw Graystone", [zeide zij. „Ik was
zoo vermoeid en heb daarom de hulp van mijne
nicht ingeroepen."
„O ja, mevrouw", zeide Judith, intusschen
het gelaat der jonge dame gadeslaande op het
welk zij duidelijk zagwat er in het binnenste
omging.
„En tante is zoo tevreden over mijne vaar
digheid dat zij mij heeft beloofd mij voortaan
als hare kamenier te gebruiken. Niet waar, lieve
tante?" zeide Totty, met zooveel schijn van
waarheid in hare stem als mogelijk was, schoon
Judith wel wist welk een afkeer deze immer
gehad had van de minste dienstbetooningzij
die voor zich zeiven niets deed hoeveel te min
der voor een lastige zieke.
„Ik zal nu tenminste niet van een paar han
den afhankelijk zijn nu ik weet dat gij zoo
handig zijt, Totty", zeide de dame op vriende
lijken toon.
„Zoudt gij dan vreezen dut dat een paar u
ooit in verlegenheid zou laten, lieve mevrouw
vraagde Judith haar, naar de inspraak van haar
hart.
„Dat weet ik bijna niet. Onze beste vrienden
worden soms ontrouw", was het zachtmoedig
antwoord en Judith wist nauwelijks niet hoe zij
het op moest vatten.
„Het zou door eenig ongelukkig toeval moeten
zijn maar nooit door mijne eigene schuld, zoo
ik u ooit in verlegenheid laat", zeide Judith
zacht, maar op stelligen toon.
„Dat heeft mijne tante reeds gehoord", zeide
Totty met trotschheid en mevrouw St. Clare
loosde een langen diepen zucht.
Judith raakte geheel in verwarring. Er had
blijkbaar het een of ander plaats gehad maar
wat het zijn kon was moeielijk te raden. Om
den knoop in eens door te hakken en zoo tot
de waarheid te komen, verzamelde zij al haren
moed, naderde den stoel der zieke en legde
hare hand op den arm harer meesteres.
„Wat mag er toch gebeurd zijn, mevrouw",
zeide zij, „dat a heden hindert Indien ik u
zonder het te weten mocht beleedigd hebben
zeg mij dan bid ik u waardoor opdat ik mijn
vergrijp zoo mogelijk herstelle."
„O neen, het is niets", zeide de zieke zenuw
achtig. „Ik verzeker u dat ik niets gevonden
heb om mij over u te beklagen niets hoege
naamds. Gij zijt altijd zeer goed voor mij ge
weest."
„Maar houdt gij niet iets verborgen vroeg
Judith volhoudende. „Ik verbeeld mij dat gij
niet zoo openhartig tegen mij zijt als gewoonlijk."
„Mijne tante voelt zich dezen avond minder
wel dan anders", zeide Mathilde Rer.wick het
hoofd trotsch opheffende. „Kunt gij dan niet
zien hoe gejaagd en zenuwachtig zij i9
En het was zoo. De arme mevrouw St. Clare
zoude de helft harer bezittingen willen geren
zóo zij op dien oogenblik met Judith alleen had
kunnen zijn om haar de erkenning van wan
trouwen toe te fluisteren die zij thans omtrent
haar koesterde en om de verzekering van haar
af te smeekenvdat het onverdiend was en het
was bijna te veel voor haar gestel om dat nood
lottige nieuws in haar hart te moeten begraven.
Toen zij Judith in het openhartig gelaat zag en
die liefelijke zachte stem hoorde kon zij het niet
gelooven dat zij schuldig was aanfdie laagheid,
waarvan zij beschuldigd werd maar met hare
nicht in geen geschil willende treden wenschte
zij er in hare tegenwoordigheid niet van te
beginnen.
Wordt Vervolgd.