Nummer 32.
Donderdag 21 April 1881.
4e. Jaargang#
feuilleton.
1
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
BUITENLAND.
Frankrijk.
De Yerstootene.
Engeland.
Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk.
TC©3F
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1,00, franco per post door
het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden,
enz., franco te zenden aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels ƒ0,60, daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën, 3manl ter plaat
sing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor
Duitschland worden alleen aangenomen door het advertentie
bureau van Adolf Steinek, Hamburg. Reclames 15 cent per reg.
Havas maakt een telegram uit la Calle van
16 dezer bekend, waarin als gerucht gemeld
wordt, dat de horfden der Kroumirs en verschei
dene hoofden der naburige staramen eene bijeen
komst hebben gehad om over den toestand te
raadplegen. Eenige der hoofden onder welke
de invloedrijkste vonden den toestand gevaar
lijk. Zij meenden dat de Kroumirs onmogelijk
aan de aanzienlijke Fransche strijdmacht het
hoofd konden bicden. Zij stelden mitsdien voor
eene deputatie te zenden aan Frankrijk met
aanbod om alle noodig Jgeachte vergoeding te
geven. Een heftige discussie is hierop gevolgd,
waarbij eenige andere hoofden de verzekering
gaven dat de bey en Italië met hunne troepen
de Kroumirs zullen te hulp snellen, zoodat niet
toegegeven mocht worden. In dien zin werd
dan ook besloten.
Men gelooft, luidt het telegram verder,
dat het vijandelijk leger voor een goed deel
uiteen zal spatten zoodra de stammen zullen
gezien hebben dat zij noch op de hulp van den
bey van Tunisnoch op die van Italië kunnen
rekenen.
Een telegram uit Tunis van den 15en ins
gelijks door Havas openbaar gemaaktbericht
daarentegen het volgende Men meent te kun
nen verzekeren dat de Kroumirs aan den beij
geschreven hebben om hem hunne onderwerping
aan te bi'den. (De Kronmirs namelijk bestaan
uit eenige niet aan de"°bey onderworpen stam
men.) De gemachtigden van Tunis hebben hier
op verklaard dat de Franschen op het grond
gebied der Kroumirs konden verschijnen zonder
eenigen toestand van hen te zullen ondervinden.
Yeel kwaad bloed "tegen Frankrijk heeft
bij de Tuneezen het te Cagliari in het Italiaansch
en Arabisch verschijnende blad Mostakel gezet
dat voortdurend den heiligen oorlog tegen Frank
rijk predikt en dat bij ïioopen exemplaren in
Tunis wordt ingevoerd vooralnaar de Fran-
sche bladen steeds beweren door toedoen van
XXXVllT.
Dc Conferentie.
Mr. Carruthers keurde dit plan zeer goed
hij en het ministerie moesten in deze zaax ge
meenschappelijk handelen. Lord Wolstenholm
had veel scherpzinnigheid aan den dag gelegd
door zulk een werkzaam en verstandig man als
mr. Carruthers met zijn vertrouwen te vereeren
en hij zou zich in zijn persoon niet bedrogen
hebben. Maar mr. Dalrymple wilde misschien
ontbijten? Neen, dat had mr. Dalrymple reeds
gedaan. Alzoo hoopte dan de eigenaar van
Poynings het genoegen te mogen hebben, mrs.
Carruthers te doen weten dat mr. Dalrymple,
een gentleman van Londen, aan het diner zou
deelnemen. Mr. Dalrymple nam dit aanbod
gaarne aan op voorwaarde dat hij nog tijdig
genoeg met den avondtrein nnnr Londen ver
trekken kon. Mr. Carruthers stelde hem hier
omtrent gerust en zoo was ook deze aangelegen
heid in orde gebracht. Op", de vraag van mr.
Carruthers of mr. Dalrymple hem vijf minuten
wilde verschoonen, verklaarde deze zich daartoe
bereid. De huisheer begaf zien naar zijn kleed
kamer en mr. Dalrymple maakteMiet zich ander
maal zoo gemakkelijk mogelijk in den grooten
leuningstoel en verdreef den tijd met, zijne nagels
schoon te maken.
Toen verscheen het groote zware rijtuig met
de twee dikke schimmels de koetsier met een
wïtte pruik op het hoofd en hooge laarzen aan
de beenen en den knecht in blauw livrei met
zilver de staatsiekoets, welke eigenlijk alleen
bij feestelijke gelegenheden, visites, kerkbezoek,
of bij ambtsverrichtingen door mr. Carruthers
van den Italiaanschen consul te Tunis, den heer
Maccio. Deze heeft sinds lang tegen zijn Fran
schen ambtgenoot Roustan den strijd om het
overwicht aan het hof van den bey gevoerd
en tot dusver was hij geslaagd in dien kamp.
Opmerkelijk is het dat Maccio en Roustan te
Tunis niet voor het eerst tegen elkander over-
stonden. Toen na den Fransch-Duitschen oorlog
Frankrijks invloed in het Oosten aan het dalen
was achtte men het zenden van een energieken
consul naar Beyruth raadzaam en de keus viel
op Roustan als een daarvoor uitermate geschikt
persoon. Roustan vertrok nu derwaarts en vond
er in Maccioden Italiaanschen consul-generaal
een onvermoeid tegenstander en zoo dagteekent
van Beyruth het antagonisme tueschen deze
beide mannen. Nadat Roustan te dier plaatse
eenigen tijd werkzaam was geweest begon d*
Fransche regeering eene bijzondere bèteekehis te
hechten aan der. diplomatieken post te Tunis
en Roustan werd als beproefd persoon derwaarts
gezonden. Italië echter dat tegenover een man
als Raustan bijzondere voorzorgeu meende te
moeten nemen om den Franschcu invloed in
het regentschap te bestrijden sloeg het oog op
Maccio, en aldus werd teTunis het door beiden
te Beyruth begonnen werk voortgezit.
Indien men een telegram uit Rome kan ge-
looven dan heeft Roustan een onderhoud ge
had met den beywaarin deze hem verklaarde
dat hij niet beloven kan dat zijne troepen zouden
medewerken met de Franschen dat hij (de bey)
volkomen in staat was de orde in zijn land te
handhaven en dat, indien eene Fransche krijgs
macht in het regentschap kwam zijne troepen
zouden b?ginnen met zich terug te trekken, ten
einde eene botsing te voorkomen.
Aan de Standard werd gemeld dat de
brigade van Yingendons Vrijdag morgen Bonn
verliet. De Standard vernam uit Tunis dal
2000 Tunesische troepen Zaterdag grenswaarts
vertrokken met 500 man cavalerie en zes ka
nonnen. Gaandeweg zal deze macht aangroeien
tot 7000 hetwelk ruimschoots voldoende zal
wezen om den vrede op de grens te handhaven.
Mochten nochtans de Franschen over de grens
dringen dan znllen de Tunesische troepen te
rugvallen de Franschen aansprakelijk stellend
gebruikt werd. De beide heeren namen plaats
en reden wegde werklieden voorbij, die met
echt Indische onderdanigheid groetten, waarop
mr. Carruthers hun de genade bewees, zijn wijs
vinger aan den rand van zijn hoed te brengen,
zooals hij dat eens op eene schilderij van den
overleden hertog van Wellington gezien had.
Ook den ouden portierdie het hek opende,
viel deze groet ten deel en mr Carruthers trok
zijne boorden nog hooger op dan gewoonlijk in
het bewustzijn van het nieuw gewicht zijner
persoonlijkheid. Hoe gaarne zou hij de werk
lieden en den portier en elk die hem ontmoette
hebben toegeroepen, dat de heer die naast hem
zat door het ministerie van binnenlandsche zaken
lot hem gezonden was en zij beiden op weg
waren om eene vreeselijke misdaad op het spoor
te komen. Mr. Dalrymple daarentegen scheen
zijne roeping geheel vergeten te zijn en gedroeg
zich als een bekende, die een gewoon bezoek
kwam brengen. Hij bewonderde de omstreken,
vroeg naar de jachtsprak over de uitzichten
op den oogst toonde van het politieke leven
van het graafschap goed op de hoogte te zijn
en kwam niet eerder op het doel van hun tocht
terug voor zij in de nabijheid der stad gekomen
waren. Hier meende hij dat het beter zijn zou,
zoo zij het overige van den weg te voet afleg
den en mr. Carruthers keurde dit met beleefde
inschikkelijkheid goed. De beide heeren stegen
af. De koetsier en de bedienden kregen het
bevel te wachten en door mr. Cairuthers geleid,
die naast hem ging, alsof hij hem moest bewa
ken, kwam mr. Dalrymple aan den winkel van
den kleermaker Evans.
Mr. Evans stond, als gewoonlijk, zor.der rok,
met de duimen in de armsgaten van zijn vest
aan de deur en ontving mr. Carruthers met de
onderdanigste buigingendie zijn corpulentie
hem veroorloofden. Op de vraag of hij den tijd
voor de gevolgen.
De Kölnische Zeitung meldtdat vele
personendie uit verschillende provinciën te
Parijs zijn gekomen de stemming ginds als zeer
ongunstig afschilderen. Men gelooft daar name
lijk dat de verwikkelingen met Tunis tot een
algemeenen oorlog zullen leiden. Die meening
wordt versterkt door de tegenstanders der regee
ring die allerwege het gerucht verspreiden, dat
Bismarck alleen daarom zich voor Frankrijk
in zijne houding tegenover Tunis heeft verklaard,
omdat, als Frankrijk maar eenmaal een nieuwe
oorlog in Afrika op den hals heeft, Duitschland,
in vereeniging met Italië en Oostenrijk, Frankrijk
zal aanvallen. Dit laat de Kölnische Zeitung
er op volgen klinkt wel is waar ongelooflijk
aar de Franschen zijn zeer lichtgeloovig en
de stemming in de provinciën keert zich tegen
de regeering. Indien Frankrijk eene nederlaag
mocht lijden tegen de Kroumirs dan. zou de
geheele bevolking de tegenwoordige bewindslie-
lieden afvallen.
De kanonneerboot Hyène is Zaterdag
terwijl zij dc Turbarka onderzocht op veertig
geweerschoten van eene schans op het eiland
Turbarka onthaald. Niemand der bemanning
werd getroffen. Men weet niet of de schans
bezet is door Kroumirs of door Tunesische
troeperi.
In berichten uit Tripoli wordt het bevestigd,
dat kolonel Flatters met een deel zijner zending
door de Touaregs gedood is omstreeks 20 Fe
bruari.
Te Caen is iemand Louis Desjardins ge-
heeten in de' ge.vangenis gestorven in den ou
derdom van 87 jaren waarvan hij er 57 in de
den kerker had doorgebrachten nog had hij
eer. dozijn jaren gevangenschap te zijnen laste
die hij door zijn dood den staat tekort heeft
gedaan. Een keer of tien was hij uit de ge
vangenis gevlucht. Hij was een doortrapte
schurk met beleefde manieren. Op zekeren dag
dat hij terechtstond voor het hofwas hij zoo
zeer verontwaardigd over de verklaring van een
der getuigen dat hij uitriep „Getuige gij
zijt gemeen ik zou op u spuwen indien ik
niet vreesde de kleederen van mijnheer den
griffier vuil te maken."
^TviTfriiru,,nVfTnr'?riTif'r^r*r**'?ifpgtfQr*^'7l*M-Y'fficixrriWHHi'nTTiT
had dc heeren een oogenblik te woord te staan
'betuigde hij daartoe gaarne bereid te zijn. Hij
geleidde de beide heeren naar zijn kantoor, van
waar miss Evans, die een paar zeer bonte pan
toffels borduurde, zich blozend verwijderde. De
heeren namen plaats op de ouderwetsche stoelen
met paardenharen zittingen en mr. Evans bleef
op eenigen afstand, blijkbaar verlegen, voor hen
staan stak de duimen weder in de armsgaten
van zijn vest en bewoog zijne handen alsof het
vinnen waren.
„Deze. gentleman", begon mr. Carruthers op
de.ftigen toon„deze gentleman is door lord
Wolsterholm, den minister van binnenlandsche
zaken, afgezonden", bij deze woorden maakte
mr. Evans een teeken van zijn diepen eerbied
„afgezonden om
„Vergun mij, mijnheer, u in de reden te
vallen", begon mr. Dalrymple op zachten toon.
„Van uw standpunt als overheidspersoon leidt
gij de, zaak zeer goed in, echter, daar ik nu
eenmaal hier ben Niet waargij hebt er
niets tegen Ik dank u 1 Dus woont gij reeds
lang te Amherst, mr. Evans
„Het wordt met aanstaanden St. Michiel drie
en veertig jaar, dat ik hier als kleermaker ge
vestigd ben."
„Drie en veertig jaar 1 Een lange tijd 1 En
gij werkt het meest voor de stad en voor de
omstreken
„Ja, mijnheerik werk voor al de heeren
nit. den omtrek voor sir Carruthers op Poynings,
voor sir Thomas Boldero, voor
„Zoo, inderdaad 1 En gij voorziet alles wat gij
aflevert, mat uw naam, niet waar?"
„Zeker, mijnheer, ik heb merken met mijn
naam er op."
„Met uw naam in vergulde letters zeer goed.
En die merken worden zekerlijk nooit voor goe
deren gebruiktwelke niet bij u gemaakt of
De eerste veroordeeling van Louis Desjardins
dagteekent van omstreeks 1820. In den beginne
oefende hij zijn handwerk uit als een voornaam
heer. Zoo meldde hij zich eens bij een ontvanger
in het departement Eure als inspecteur van
financien aan en dat bedrog gelukte hem zoo
goed dat hij den ontvanger f 10,000 afhandig
maakte. Een anderen keer verscheen hij te
Valenciennes in het costuum van intendant-ge
neraal en onderzocht hij heel deftig de rekenin
gen van den betaal meester bij het leger en
woonde eene wapenschorsing bij over dc troepen,
die de kommandant te zijner eere bevolen had.
De woning van den kommandant, waar hij gast
vrij was opgenomenhad hij niet met leege
handen verlaten. De gastheer had het bemerkt,
toen de vogel gevlogen was. Latertoen hij
al eenige jaren kennis had gemaakt met den
cipierverloor hij de „fijne puntjes" van het
beroep en achtte hij diefstal met inbraak niet
beneden zich. Maar te zijner rechtvaardiging
bracht hij bij, dat hij het deed uit nood.
Zijne goede manieren kwamen er in opstand
tegen
Louis Desjardins sprak drie a vier talen vloei
end. Daaraan had hij het te danken dat hij
zich een paar malen kon uitgeven voor een
vreemd onderdaan eene uitvlucht die hem in
staat stelde om hangende de formaliteiten van
uillevering zijne bewakers te ontsnappen.
Hij zeide het dikwijls te betreuren dat hij
zijne gedenkschriften niet op papier had gebracht.
De cipiers zoudennaar hij verklaardeveel
daaruit hebben kunnen leeren hoe zich in acht
te nemen voor de gevangenen die hen zoeken
te verschalkenom den staat te ontheffen van
een kostganger.
De correspondent van de Standard te Fort
Amiel interviewde de aanvoerders der Boeren.
Joubert deelde hem mede dat hij voornemens
is bij den volksraad een voorstel in te dienen
strekkende tst staatsterugkoop van de landerijen,
door Britsehe kolonisten bona fide sinds de
annexatie aangekocht.
De correspondent zegt dat de aanvoerders
verkocht zijn?"
„Niet bij ons gemaakt, mijnheer? Wij ver-
koopen niets, dat wij zeiven niet gemaakt heb
ben. Bij Evans te Amherst geschiedt zulks
niet."
„Dat is zeer prijselijk. En gij maakt allerlei
soorten van kleedingstukken, mr. Evansook
blauwe Witney-overjassen
„Naar dit artikel is hier weinig vraag", her
nam mr. Evans een weinig aarzelend. „Ik geloof
niet dat wij er in de laatste twee jaren meer
dan een gemaakt hebben."
„Maar een hebt gij er toch gemaakt
„Ja een heerdie in de Leeuw gelogeerd
was had er mij een besteld."
„In de Leeuw zoo heet het logement, waar
ik gisteren avond mijn intrek genomen heb. Hoe
lang is bet geleden, dat u die bestelling gedaan
•'s mr. Evans?"
„Twee jaar, mijnheer."
„Twee jaar riep mr. Dalrymple op een toon
van teleurgestelde verwachting.
„Dat wil zeggen het is twee jaar geleden
dat de jas voor dien heer in de Leeuw werd
gemaakt. Verkocht hebben wij hem eerst voor
eenige weken."
„En aan wien
„Aan een vreemdeling een jong, schoon
man, die hier binnen kwam en een overjas ver
langde."
„Welnu, mijn beste mr. Evans", zeide mr.
Dalrymple terwijl hij zijne hand zacht op den
schouder van den kleermaker legde en van onder
zijne borstelige wenkbrauwen den ouden man
scherp aanzag, „span eens al uw geheugen in
en beproef ons eene beschrijving van dat jonge
mensch te geven zijne jaren, zijne lengte
zijn uiterlijk voorkomen in het algemeen, enz."
Wordt vervolgd.