Nummer 24. Donderdag 23 Maart 1882. 5e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. BUITENLAND. Belgie. Frankrijk. Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk, Begrippen van recht bij het departe ment van oorlog in Nederland. JIÜUJ I1111J II 1V11, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00, franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden, enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels 0,60, daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal ter plaat sing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitschland worden alleen aangenomen door het advertentie bureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per reg. Nadat ik in twee openbare brieven, tot zijne excellentie den heer minister van oorlog gericht, aan het Nederlandsche publiek heb duidelijk gemaakt, wat men bij het departement van Oor log onder recht verstaat en, dat administratieve opvattingen in eenen beschaafden staat, als waarop Nederland aanspraak wil maken, dat woord lot een doode letter maken, had ik kun nen verwachten, dat mij eenige voldoening zou geschonken zijn door een onpartijdig onderzoek over mijne grievente meer daar een verlies van enorme kapitalen daarmede voor mij ge paard ging. Ik had mogen verwachten, dat een verant woordelijk minister van oorlog, wiens bekwaam heden zoo hemelhoog worden verheven, in staat zou zijn, reeds door het plichtbesef als mensch, eenige waarde toe te kennen aan niet officieele ■waarheidal werd deze dan ook door zijne om geving sterk bekampt. Mijne gespannen verwachting werd erg op de proef gesteld en vruchteloos bleef ze, alsof de belangen van den staat en die der burgerij niet identiesch zijn met die van het leger. De belangestellenden, die reeds kennis hebben gemaakt met de feiten en de omstandigheden, die (1e grootste willekeur aantoonen en aan de praktijken doen denken, reeds door wijlen het lid der tweede kamer, Zinnicq-Bergmann, in het zittingjaar 187172, met den naam van knoei erijen bestempeld, hebben zeker reeds vermeend, dat mij eenige voldoening zou worden geschon ken, al zou ook een streng en onpartijdig on derzoek hebben uitgemaakt, dat mijne klachten beneden de werkelijkheid zouden zijn bevonden. Daar onzekerheid 'pijnlijk is en ik mij die stilzwijgendheid niet kon verklaren, moest ik veronderstellendat mijne beide brieven niet onder de aandacht van zijne excellentie waren gekomen en heb mij toen de vrijheid veroorloofd, mijne klachten andermaal onder aangeteekenden brief van 12 Januari 11. aan het adres van zijne excellentie den heer A. E. Reuther, minister van oorlog, te brengen, waarbij ik op een onderzoek bleef aandringen en welke brief luidde als volgt: Aan zijne excellentie den heer A. E. REUTHER, minister van oorlog. 's-Gravenhage. Excellentie. De ondergeteekende acht zich verplicht aan uwe excellentie mededeeling te doen van de bezorging eener groote partij goederen, waaron der ransels, patroontasschen, onderbroeken, hem den, laarzen, schoenen en kleerkloppers, hem vanwege het centraalmagazijn van militaire klee ding en uitrusting te Amsterdam teruggezonden en in zoodanigeti staat bevonden, dat hij daarvan procesverbaal heeft doen opmaken ingevolge de wet. Nimmer kon meer de toeleg duidelijker in het oog springen om hem wetens en willens te ïuineeren, dan door deze bezending en roept om wraak, dat zulke handelingen onder leiding van uwer excellentie's departement kunnen ge duld worden. Wanneer uwe excellentie onder allerlei voor wendsels zich kan laten verleiden, om niet toe- te staan een onderzoek ten zijnent, welnu, dat zulks dan ten zijnen koste door uwe excellentie worde gelast, in het belang der menschheld en rechtvaardigheid. Gebeurt dit niet, dan durft men de waarheid niet onder de oogen te zien, en is het treurig bewijs geleverd, dat men den fabriknnt gaarne opoffert met al zijne dierste betrekkingen, om ambtenaren te sparen. Gelukkig is het voor ondergeteekende, dat hij zich nimmer heeft laten verleiden om praktijken in toepassing te brengen, waartoe zulke schan delijke behandelingen den weg moeten banen. Terwijl hij dus nogmaals een onderzoek uit lokt door personen, geheel ter keuze ven uwe excellentie, onderschrijft hij zich met alle hoog achting van uwe excellentie, de zeer dienstvaardige dienaar, J. E. DE BÓOIJ. Breda, 10 Januari 1882. Ik weet dat mijn krachtig optreden in het zittingjaar 187071 bij de tweede kamer, voor het goed recht en de billijkheid, mij vervreemd heeft van velen bij het leger, die dat minder gaarne hadden gezien en zelfs wrevel heeft ver wekt bij fabrikanten, die bij de destijds bestaande toestanden werden gebaatmaar de voldoening mij door de tweede kamer na een herhaald onderzoek, wat eerst in het jaar 1872 eindigde, geschonken, waarbij mijne klachten niet onge grond werden verklaard en zelfs bij monde van wijlen den heer De Roo van Alderwerelt, na mens de commissie van rappoiteurs, de middelen werden aangegeven om voortaan willekeur on mogelijk te maken, en ook bij de beoordeeling van leveringen ten behoeve van het leger eene meer bevoegde uitspraak te verkrijgen, waarmede de kamer zich vereenigdedeed mij in de rij der concurrenten blijvenin de hoop dat het departement van oorlog op den uitdrukke- lijken wensch van dat staatslichaam zou letten. Tot heden bleef dat echter eene ijdele hoop en scheen dat departement afkeerig om zijne gedragslijn te regelen naar den inhoud van ons wetboek van koophandelsteeds als rechter in zijne eigene zaken optredende en het oor gesloten houdende tegen alle rechtmatige grievendie vaak uit oordeelkundige uitspraken moeten voort vloeien en bij hetzelve worden ingediend en welke eigendunkelijkheid dan ook tengevolge had, dat menig fabrikant de lust werd benomen, om zich voortaan aan willekeur en mishandelingen bloot tc stellen. In hoeverre de staat en het leger hierdoor zullen worden gebaatzal eene herhaling van het gebeurde in het jaar 1870 het best kunnen leeren. Zooals het verlaten van een oud en het in voeren van een nieuw stelsel groote verandering te weeg brengenzoo kwam het enkele jaren geleden magazijnstelsel allereerst ten goede aan den ambtenaar bij het departement van oorlog, en die welke naar zijne inzichten geroepen en bekwaam waren om een allesomvattend oordeel uit te spreken over allerlei fabrikaat en natuur voortbrengselen. Men begreep dat de macht in handen moet worden gehoudenomdat eene billijke tegen spraak van mannen in het vak of vau beproefde ondervindingal zeer licht ongeschiktheid zou den aantoonen van dezulken die theoretisch veel, maar practisch niets volgden. Sommige fabrikanten door naijver gedreven vermeenden zich verdienstelijk te kunnen maken met de heeren ambtenaren voor te lichten, maar deze zullen -zelf tot de overtuiging zijn gekomen, dat de verscheidenheid der voorstellingen vol strekt geen vasten maatstaf kac geven lot be oordeeling. Bij gemis van praktische opleiding onstaat derhalve onzekerheid en twijfelen waar die aanwezig zijn kunnen zij het beste slagen, die zich weten te schikken naar de inzichten der theorieof de praktijk daaruit ook rijp of groen voortbrenge. Die bewijzen bestonden immer en bestaan nog steeds. Terwijl in den vreemde ondernemingsgeest en bevordering der nijverheid inzonderheid als heil zaam voor het leger worden erkend, wordt hier te lande alles afgebroken omdat juist de een heid van inzichten bij keuringscommissien en bij het departement van oorlog ten eenemale ontbreekt en het zelfvertrouwen tot niet wordt gereduceerd. Ik kan mij derhalve verklaren, waa.im tot heden aan mijn billijk verzoek door zijne excel lentie den heer minister van oorlog geen ge volg werd gegeven, omdat het rechtsgevoel van dlor mij ingeroepen onpartijdige beoordeelarentct de krachtigste maatregelen zoude kunuen leiden maar wat ik mij niet verklaaris dat art. 3 der grondwet tot eene doode letter wordt gemaaktdie toch daarbij uitdrukkelijk bepaalt: nAllendie zich op het grondgebied van het „het rijk bevinden, hetzij ingezetenen of vreem- delingen hébben gelijke aanspraak op bescher- nming van personen en goederen." Dit bij de wet gewaarborgd rechtwaarop ik aanspraak meen te mogen maken, en waartoe de vrijheid van mijn geweten en al mijne han delingen aan de nauwgezetste overweging en beoordeeling gerustelijk mogen worden onder worpen blijkt tot heden een fictie te zijn en meer gunstig te moet werken voor dezulken dieuit 's lands middelen juist hun bestaan vindendegeroepen zijn om gelijkheid voor de wet in alles te betrachten. De bureaucratische geest schijnt zich echter krachtig genoeg te gevoelen om het burgerlijk recht aan het militair wezen ondergeschikt te maken en een minister van oorlog schijnt in zijne omvangrijke taak van hervormingen niet genoeg zelfstandig te kunnen zijn om op zoo genaamde kleinigheden te letten die toch van groote beteekenis zijn op het eindcijfer der meer en meer toenemende offers die van de burgerij ten behoeve van Mars worden gevorderd. Met groote belangstelling heb ik dan ook kennis genomen van het adres, door het oudlid van den raad in Nederlandsch-Indië, Jhr. Van der Wijck bij de tweede kamer ingediend en welk adres ten doel schijnt te hebben om eene enquête te verkrijgen over de geldverspillingen en misbruiken, die nog steeds bij het leger recht van bestaan schijnen te mogen hebben. Komt het tot die enquêtewat niet uit mag blijven dan hoop ik in staat te worden gesteld belangrijke bijdragen te mogen leveren, waaruit dan b'ijken zaldat met de schoonklinkende thema's over Neérlands onafhankelijkheidwaar mede ieder minister van oorlog uit den aard zijner betrekking zijn budget begint te verdedi gen en vóórop dient te staan het nationali teitsgevoel bij Neerlands burgerij op te wekken, door allereerst hare rechten te eerbiedigen en tegen misbruiken te waken. En ik hoop op het rechtsgevoel van Neerlands volksvertegenwoordigers te mogen blijven rekenen, opdat hersteld worde wat misdaan is en wat onder geen vormen te verontschuldigen is. Ik heb de overtuiging, dat zij hunne roeping gelukkig nog zóo verstaan, dat tegenover scheeve voorstellingen de gelegenheid voor de andere partij nog openblijft om zich te rechtvaardigen, en dat het niet gering wordt geschat om iemand door misleidingen en allerlei gunstig gestelde uitzichten tot het oprichten van kostbare fabrie ken aan te moedigen, om deze kort daarna met opoffering van alles ten gronde te richten, wat blijken zal als men de waarheid onder de oogen zal hebben. Dan zal de waarde kunnen worden bepaald van den vrijen burger in den vrijen staat. J. F. DE BOOIJ. Breda, Maart 1882. De verklaringen van Leon Peltzer beginnen reeds eenigszins te veranderen. Wel houdt hij nog vol dat de dood van Bernays aan een toeval is te wijten maar hij heeft er nu een verklaring aan toegevoegdwaaruit blijkt dat hij er zelf van overtuigd is dat zijn eerste stelsel onhoud baar is. Hij was niet van plan om Bernays te dooden zegt hij nu hij wilde hem dwingen zijn handteekening te plaatsen. De pistolen die op tafel lagen waren bestemd om den advocaat bevreesd te maken. Deze weigerde te teekenen Peltzer had toen een pistool in de hand geno men dat in het felst van de woordenwisseling was afgegaanbij toeval natuurlijk. Mis schien legt Peltzer morgen weer een verklaring of waarbij hij het toeval laat van n en zoo komen de rechters eiken dag een stapje nader tot de opheldering van het vreeselijk geheim. Van 2 Februari tot 3 Maart heeft Leon Peltzer te Weenen vertoefd. Omtrent zijn verblijf aldaar wordt nog het volgende gemeld Hij had den 2 Februari, eene kamer gehuurd in een huis in de Wolzeiledaar woonde hij tot zijn vertrek. Hij gaf zich uit voor een studentoorspronkelijk uit Hannover en liet zich inschrijven onder den naam van Conrad Pfeiffer. Hij betaalde een maand vooruit en vertelde dat hij te Weenen aan de hoogeschool in de wijsbegeerte kwam stadeeren na Paschen zou hij zich echter eerst laten inschrijven. Om aan dit alles meer den schijn van waarheid t e geven bracht Leon Peltzer zijn dagen in de keizerlijke bibliotheek zoekhij leefde zeer een voudig teruggetrokken en won daardoor spoedig het vertrouwen van ziju verhuurder. Met dezen mocht hij gaarne praten en eens vertelde hij hem dat hij familie in Frankrijk en Duitschland had. Hij speelde vaak met de kinderen maar in den laatsten tijd van zijn verblijf in Weenen was hij zeer onrustig. Den 3 Maart, 's morgens, ontving hij een telegram zooals hij vertelde uit Parijs en in het Fransch geschreven. Na het ontvangen van dat bericht zeide hij dat hij Weenen moest verlatenomdat zijne moeder ziek was. Nog denzelfden avond zou hij naar Hannover vertrekken. Daar hij geen geld genoeg had de vervallen huur te betalen verzocht hij den huisbaas hem te willen borgen hij zou hem geld uit Hannover zenden en liet als waarborg zijn bagage achter. 's Avonds vertrok hijhij had enkel een valiesje bij zich met eenige onmisbare toiletar tikelen. Deze kleeren zijn nu naar Brussel ge zonden. De politie van Weenen heeft veel moeite gehad om de woning van Peltzer te ontdekken. Volgens de Escaut zou men op het spoor zijn der houders van de openbare fondsenbij Ber- naijs gestolen. In den omtrek van Brussel hebben bijna gelijktijdig twee hevige branden gewoed. Door den eene werd een meelfabriek te Anderlicht Cureghem geheel vernielddoor der andere het magazijn van een groote weverij te Loth, bij Halin de asch gelegd. Verlies van men- schenleven of verwondingen kwamen op geen van beide plaatsen voormaar de stoffelijke schade is zeer aanzienlijk. Bij de kamer is door den minister van justitie een ontwerp ingediendstrekkende om den verplichten godsdienstigen eed voor gezworenen en getuigen bij terechtzittingen af te schaffen. Wie den eed niet zweren wil gelijk in den laatsten tijd herhaaldelijk is voorgekomen kan met eene verklaring volstaan. Zij beloven „op eer en geweten de waarheid te zeggen en niets dan de waarheid'7. Wie ook deze verkla ring weigert zal worden gestraft met eene boete van 100 tot 1000 franken. Het ontwerp is spoedvereischend verklaard. Door den minister van oorlog is het ont werp tot iuvoering van den driejarigen diensttijd ter tafel gelegd. Ten aanzien der studenten in de godgeleerdheid en hendie voor onderwijzer worden opgeleid bepaalt het ontwerpdat ze na één jaar dienst overgaan tot de tweede klasse van het contingent. Leden van geestelijke orden evenweldie niet door den staat zijn erkend moeten behoorlijk hunne drie jaar uitdienen. De kamer besloot hiernaondanks den feilen tegenstand van bisschop Freppel en de protesten der rechterzijdehet ontwerp in behandeling te nemen tot afschaffing der wetten waarbij aan de kerkfabrieken het monopolie der begrafenissen is toegekend. Ingekomen zijn vanwege de regeering wetsont werpen betreffende de onderlinge hulpvereeniging en een betreffende de pensioen-kassen. Bij de benoeming der commissie voor de herziening van het reglement van ordedie 11. Zaterdag heeft plaats gehadis gelukkig nog eene schikking kunnen getroffen worden. Uit elke groepook die der rechterzijdezijn twee leden gekozen zoodat geenerlei [partij \onrecht- vaardiglijk is uitgesloten. Men hooptdat dezelfde opvatting ook zal

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1882 | | pagina 1