Nummer 94. Zondag 26 November 1882. 5e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. llli Uitgever: ANTOON TIELEN te Waalwijk. De opening van het Oude Maasj e. De Echo van het Zuiden, s li, tan, Iiibi a Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00, franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiön 1—7 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal t'erplaat. sing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentien voor Duitschland worden alleen aangenomen door hetadvertentie. bureau van Adolf Steiner,Hamburg. ReclameslS cent perregei Het adres, door 23 leden der staten van Noordbrabant aan de tweede kamer gericht, tegen het aanhangige wetsontwerp tot her opening van het Oude Maasje, heeft vele gemoederen in beweging gebracht. Gedep. staten van Noordbrabant zonden een tegen- adres; evenzoo het bestuur van het water schap ter bevordering der verbetering van den waterstaatstoestand in het Noordoostelijk deel van Noordbrabant en de kamer van koophandel te 's Bosch. Sommige couranten spraken van de algemeene verontwaardiging die er heerschte over bedoeld adres; andere over den kaakslag, die daardoor aan de be woners van het N. O. deel van Noordbrabant gegeven werd, enz. enz. Wij voor ons, op 't gevaar af van mede de verontwaardiging van sommigen op te wekken, verklaren ronduit, dat wij de houding der 23 niet zoo geheel kunnen afkeuren. Wel wenschen wij zoo vurig als een bewoner van het N. O. deel der provincie, dat er afdoende verandering gebracht worde in den ongelukkigen waterstaatstoestand van die streek; maar bovenal verlangen wij, dat vooraf de noodige maatregelen genomen worden opdat die verbetering geen nadeel doe aan het Noordwestelijk gedeelte. Wij wenschen die maatregelen niet te zien overgelaten aan den goeden wil of aan de willekeur svan een minister, maar verlangen die wel degelijk bij de wet te zien bepaald. We zouden heel graag bevrijd zijn van de bijna telkenjare wederkeerende overstrooming van onze polders, waardoor de communicatie van de Langstraat met den Bosch en het land van Heusden verbroken wordt, maar we wenschen eerst zekerheid te hebben dat we, bij een moge lijke verandering er soms nog niet erger aan toe raken. De 23 leden der staten van Noordbrabant verlangen ook niet anders, en daarom, we herhalen het, kunnen wij hunne houding niet afkeuren, 't Is waar, deleden derprov. staten zijn gekozen om de belangen der heele provincie te behartigenmaar we zien niet in dat ze daaraan voldoen, door de belangen te verwaarloozen juist van dat gedeelte, dat hen"~afvaardigde. Het „Nieuwsblad voor het kanton Ooster houtbevatte deze week een artikel over de quaestiedie ons thans bezig houdt. Wij meenen onzen lezers geen ondienst te doen met het in zijn geheel over te nemen, daar het naar onze meening den toestand naar waarheid schetst. Het is van den volgenden inhoud Yan al de onderwerpen, die wij tot nog toe in ons blad behandelden, was er geen, welks bespre king ons ernstigere studie heeft gekost, maar was er ook geen, dat die studie meer verdiende dan het wetsontwerp tot verlegging van de uitmon ding der Maas. Onbevooroordeeld en kalm hebben wij de stukken herlezen en bestudeerd onbevoor oordeeld en kalm hopen wij nu ook de bezwaren uiteen te zetten, die voor onze landstreek aan de uitvoering van het voorgestelde werk zijn ver bonden. j i Voor alles is ons bij die lezing, van de zyde des ministers, eene groote welwillendheid ten opzichte van Noordbrabant gebleken, eene wel willendheid, die wij ten hoogste waardeeren, en zulks te meer naarmate wij er over t algemeen van regeeringszijde minder aan verwend zijn ge raakt. Eene zaak echter vreezen wij van die wel willendheid zelve: dat zij namelijk den minister ziin doel zal doen voorbijstreven in zooverre als de redding van het N.W. gedeelte het N.O. met de ginds afgewende rampen zal bedreigen. De gegrondheid dezer vrees aan te toonen is het doel dezer regelen. Moge de degelijkheid van behandeling eener zoo gewichtige stof onder de noodzakelijke beknoptheid niet lijden. Als het water der Maas, boven een bepaald peil gestegenzich over de bij het dorp Beers ver laagde kaden uitstort, ontvangt het daardoor ge ïnundeerde terrein den naam van „Beersche Maas". Telkens door de dwarskaden tegengehouden, baant het water zich langzaam een weg tot aan den Boschwaar hetmet de Dieze vereenigd, zich weder in de Maas moest storten. Inmiddels echter heeft de te Beers reeds overvulde Maas nog ont- zachelijke watermassa's langs de 1 uur lange Heerewaardsche overlaten uit de Waal ontvangen, en inplaats van het door de Beersche Maas aan gevoerde op te nemen, stort zij te Bokhoven een nieuwen voorraad, nu Waalwater, over Noord brabant uit (1400 M3), dat zich langs Baardwijk in het Oude Maasje ontlast. Het overige (1000 M3) stroomt natuurlijk in de Merwede. Deze korte beschrijving van den toestand scheen ons niet overbodig, daar de ondervinding heeft geleerd hoevelen te vergeefs op de kaart naar Beersche Maas, enz. zochten. Het regeeringsplan bestaat in hoofdzaak in het graven eener nieuwe rivier van Hedikhuizen uit tot in het Oude Maasjedit te verbroeden en met den Amer uit te diepen, sterk te bedijken en daarna de tegenwoordige rivier te Hedikhuizen af te dammen. Onze bezwaren daartegen Het voornaamste kunnen wij inleiden met de woorden der Toelichting«niet onbelangrijk is het na te gaan welke veranderingen de stand van het Oude Maasje nabij de vereeniging van de Donge zal ondergaan tengevolge van het doorleiden van het Maaswater. De afwatering eener uitgebreide landstreek is daarbij betrokken benevens de vei ligheid van dijken en kaden langs den Amer/ Deze «niet onbelangrijke vraag* is voor ons, het welvarendste en kostbaarste gedeelte van Noord - brabant, eene levensvraag, waarop wij met den ernstigsten nadruk de aandacht var. belangstellen den en regeering vestigenopdat hare oplossing niet lichtvaardig worde behandeld. Tot nog toe hebben wii hier vrij van groote gevaren en over- sn-oomingen gewoond; onze toestanden zijn ge heel op aie zekerheid ingerichtonze landerijen en de kostbare rijksdomeinen ontleenen er voor een groot gedeelte hunne waarde aan is het dan billijk dat wij zoo maar goedsmoeds van die voorrechten worden beroofd en tot voorwerp van proefneming gemaakt, totdat onze eigene schade de gegrondheid onzer vrees bewijze Wij ver wachten beter van het billijkheidsgevoel onzer vertegenwoordigers dan dat zij ons, de sedert eeuwen watervrijer., onverhoeds aan de hachelijke kansen eener periodieke overstrooming blootstelle. En dat dit het onvermijdelijk gevolg van een verhoogden waterspiegel te Keizersveer zijn zal, betwijfelt zelfs niet de minister. Zien wij dus of die verhooging het gevolg der opening zijn zal. Voor zoover wij uit de talrijke plaatsen, waar zoo in Toelichting als in Antwoord over de ver hooging wordt gehandeld, 's ministers meening terecht hebben kunnen opmakenverwacht deze wel een eenigszins verhoogden waterstand tenge volge der opening, doch nij is tevens overtuigd dat door de voorgenomen verdieping van den Amer die verhooging weer bijna geheel zal ver dwijnen. Is die overtuiging gegrond P Wij geloo- ven van neen. Immers volgensook door den minister aan genomen berekening, voert de Maas per seconde 2400 M3 te Bokhoven aan. Hiervan stroomen er dan door den overlaat aldaar nooit meer dan 1400 M3 langs Baardwijk in het Oude Maasje de overige 1000 M3 gaan langs Gorinchem. En nu zegt de Toelichting: «het bezwaar der werking van den Baardwijkschen overlaat voor de Lang- straatsche polders is welbekend". Indien nu dit bezwaar reeds bestaat voor de hoogstens 1400 M3 wat zal dan wel het gevolg zijn indien ook de 1000 M, die thans nog langs Gorinchem gaan, eveneens te Keizersveer zullen passeeren en ook op deze vraag geeft de memorie zelve, onzes in ziens, het antwoord. De mindere aanvoer toch van 1000 M te Gorinchem, zalvolgens haar, op de Merwede een val van minstens 50 cM. tenge volge hebben, maar dan moet ook de meerdere aanvoer van dezelfde 1000 M3 te Keizersveer een gelijke was veroorzaken, ja zelfs een dubbele \?as, eene verhooging van 1 meter, omdat de rivier aldaar slechts de helft van de breedte der Merwede bezit. Op tweeërlei grond wordt de geldigheid dezer redeneering bestredenzij zou geen rekening houdennoch met de verdieping van den Amer, noch met het feit dat de ebbestand te Keizersveer ongeveer een meter lager is dan te Gorinchem. Beginnen wij met de laatste opwerping. In plaats van onze bewijsvoering te verzwakken, schijnt dit laatste feit de gegrondheid onzer vrees te bewijzen. Waarom toen valt de rivier te Kei zersveer lager weg Omdat zij alleen het aange voerde vloedwater bij eb heeft af te voeren. Ook bij Gorinchem zou zij even laag wegvallen in dien zij geen water van boven ontving. Het aan" gevoerde bovenwater is dus oorzaak van den hoogen ebbestand aldaar. En dit wordt reeds nu door de ondervinding bewezen. Immers bij eene tamelijk zware werking van den Baardwijksclien overlaat valt er hier bijna geen eb waar te ne men en blijft het water bij benedenwind, aan houdend wassenzelfs als het op het laagste moest zijn gevallen, 't Is theoretisch zeer waar «de loozing van de afwateringskanalen geschiedt bij eb", indien er maar eb gaat. En nu doet het niets ter zake of er te Gorinchem nog al minder eb gaat, onze waterloozing is op den tegenwoor- digen lagen ebbestand geregeld, al wordt die maar 20 centimeter verhoogd, is ons land bedorven. Zeer terecht hebben daarom de 94 waterschaps besturen verzocht de ontworpen afwateringskana len op een veel lager punt aan is voorgesteld in de nieuv.e rivier te leiden, op eene plaats waar het aangevoerde bovenwater den ebbestand niet belangrijk verhoogt. En de verdieping van den Amer? De regeering schijnt er wonderen van te ver wachten en noemt hem dan ook herhaaldelijk, argumentationis causa, «de nagenoeg verdroogde Amer" alsof hij niet meer dan duizend meter breed ware en niet, zelfs bij laag water, door stoombooten werd bevaren. Nergens treft men in de regeeringsstukken een spoor van bewijs aan om deze pessimistische schildering van den toe stand of de zeer optimistische verwachtingen te rechtvaardigen, en quod gratis asseritur gratis negatur wat onbewezen wordt bevestigd wordt vrij geloochend. De onvermijdelijke verhooging van waterstand is dus ons hoofdbezwaardoch al wordt dit opgeheven op de wijze zooals door de 94 waterschapsbesturen is voorgesteld, blijven er nog eenige moeielijkheden, vooral de niet on middellijke dichting der Heerewaardsche overlaten, bestaan. «Wel beschouwd" zoo leest men in de toelich ting „bestaan de Heerewaardsche overlaten slechts omdat zij telken jare een groot gedeelte van Noordbrabant onder water zetten en een nog grooter gedeelte aan groote gevaren blootstellen." En elders „de vereeniging der beide rivieren (Maas en Waal te Heerewaarden) is dan ook de voor naamste oorzaak van den ongunstigen toestand waarin het N. O. gedeelte van Noordbrabant bijna elk jaar verkeert. Maar waarom dan niet, vra gen wijliever die „voornaamste oorzaak" weg genomen, dan getracht met kostbare en voor ons schadelijke werken hare nadeelige gevolgen te voorkomen Daarenboven wij willen wel des noods schoon ongaarneten einde onze gewest- eenooten te helpen en L.dien op afdoende wijze de afwatering onzer kostbare landerijen worde verzekerdonze landstreek zien blootgesteld aan de onvermijdelijke gevarenverbonden aan de nabijheid eener groote rivier; maar van ganscher harte danken wij voor de eer om met nog groo ter gevaar voor de gewaande veiligheid der waal dijken te zorgen. 't Is niet te verwonderen dat men in Gelderland sterk met de opening van het Oude Maasje is ingenomen mits de overlaten behouden blijven doch veel billijker ware het deze te sluiten en het Oude Maasje onaangeroerd te laten. Dit laatste alleen zou heel Noordbrabant meer helpen dan het kostbare wetsontwerp op zich zelve, zon der gelijktijdige sluiting der overlaten, het doen zal. pin nu twijfelen wij r.iet in't minst aan den oprechten wensch der regeering om zoo spoedig mogelijk tot die dichting over te gaanen wij weten'wel dat zij door de eerste en de laatste voorwaarde der provinciale subsidie geëischt wordt doch dat alles neemt niet weg, dat, als het wets ontwerp aangenomen wordt .regeering noch ka mer door niets zijn verplicht om tot die opheffing over te gaan. Zoodoende kon na de opening de daarbij behoorende sluiting wel eens geheel ach terwege blijven, vooral indien bij den zeer onze- keren duur van het ministerieel leven in ons landje ('t moest wel anders zijn maar met het feit is rekening te houden) de tegenwoordige even kundige als rech schapen minister door een te genstander der sluiting werd opgevolgd. Dat moet niet mogelijk zijn. Twee zoo innig aan elkander verbonden werken moeten nooit afzonderlijk kun nen worden uitgevoerd. Het beginsel van rivier scheiding, eens aangenomen, voere men door te Loevestein maar ook maar vooralte Hee- rewaarden. Ons tweede bezwaar betreft de abnormale hooge waterstanden. Wij weten wel dat een middelbare verhooging van 20 centimeters voor ons veel ver- derflijker is dan een exceptioneele stormvloed en dat gelijk in de toelichting gezegd wordt: «bui tengewoon hooge waterstanden ai tijd voor zullen blijven komen", maar die hooge standen zijn nu mindei gevaarlijk en minder veelvuldig dan zij het na de opening (der nieuwe rivier) zijn zullen. En dit in een tweeledig gevalWant als de eb bestand te Keizersveer bijv. 50 centimeter wordt verhoogddan zalindien vroeger een was 1.50 M. gevaarlijk wasthans een rijzing van 1 meter hetzelfde gevaar veroorzaken. Een mindere was zal derhalve reeds gevaarlijk zijnen uithoofde van den vermeerderden aanvoer der rivier, zal zoo'n gevaarlijke stand spoediger zijn bereikt doch ook al wordt de normale ebbestand te Kei zersveer niet verhoogdzal toch een zware was veelvuldiger voorkomen. Bijv.: op 27 Sept. 1882 stond het water te Heusden 4,66 boven A. P., en dien zelfden dag viel de eb te Keizersveer 0.66 A. P. Dat geeft dus het schrikbarend verschil van 5.32 meter tusschen Keizersveer en Heusden. Nu zal toch wel niemand geloovendat, indien wij toen direct met Heusden waren verbonden geweestwij geen hoogen waterstand zouden fehad hebben? Toch zou die verbinding, als zij estaan had, allernadeeligst voor ons gewerkt hebben, daar al het nagras enz. ware bedorven. Onmiddelijk volgt in de toelichting «(die uitwerk selen) worden door de nieuwe dijker, ter weers zijde der nieuwe rivier beperkt." Wat is dat nu? Donge en Maas loopen in eenop beide is dus de waterstand dezelfde. Wat zal het nu baten de Maasdijken tot 4 M. boven A. P. te verhoogen als de Dongekaden hunne tegenwoordige hoogte van 2 tot 3 M. boven A. P. behouden Al waren de nieuwe dijken nog tien meter hooger, ze zou den er geen duim water te meer om keeren. Maasdijken kunnen toch het water niet tegen houden dat over de Donge kaden loopt! Verder zegt de toelichting dat door de te graven nieuwe rivier een uitmuntende vaarweg zal wor den verkregen. Ook dit schijnt zeer optimistisch, want door den sterken stroom zal de vloed ver lamd en dë opvaart zeer belemmerd worden overigens wordt met vele thans bestaande havens geen rekening gehouden. Nog is er gezegd dat men niet inzag waarom verandering der rivier ons naar verbeterde com municatie deed vragen. De reden ligt voor de hand. Behalve toch dat het niet meer dan bil lijk is ons, voor de groote gevaren waaraan wij in ieder geval blootgesteld worden, eenige meer dere gemakken te geven is het duidelijk dat de nu reeds bezwaarlijke overtocht te Keizersveer door de meerdere normale breedte en den ster keren stroom op de nieuwe rivier nog aanzienlijk zal worden bemoeilijkt. Wijders rechtvaardigt het drukke verkeer op den rijksweg aldaar op zich reeds ten volle den wensch naar eene vaste brug. In het voorloopig verslag wordt er melding ge maakt van hen „die meenden dat er in de be zwaren (door de 94 waterschapsbesturen en tal rijke eigenaars in den Biesboscn) groote overdrij ving heerschte, en er dan ook op aien grond geen reden in zagen om hunne goedkeuring aan de denkbeelden der regeering te onthouden." Schoon wij hier de gewone aanwijzing van „vele, som mige, enkele" enz. missen, zijn wij overtuigd dat de aangehaalde meening die eener kleine minder heid moet zijn. Immers al waren die bezwaren nog zoo overdrevenwat wij ten sterkste ont kennen en wat ook wel niemandhopen wij na de lezing dezer regelen zal gelooventoch zou het, zoolang er nog maar het geringste ge deelte dier bezwaren bestona onbillijk blijven om een wetsontwerp te bekrachtigen welks na deelige gevolgen voor eene geheele landstreek herhaaldelijk zijn aangetoond en niet geheel en al zijn weggenomen of weerlegd. En wie zich op de instemming der provinciale staten van Noordbrabant wil beroepen, vergete niet dat die instemming lang geen onvoorwaarde lijke was, of leze het aoor een twintigtal leden dier vergadering aan de tweede kamér gezonden adresom overtuigd te zijn hoe ook aoor hen onze bezwaren worden gedeeld. Weldra zal over ons lot zijn beslist; de behan deling van het wetsontwerp zal deze week be ginnen. Dringend stellen wij derhalve aan allen die de beslissing in hunne macht hebben de vraag der trouwe Micliol in Vondels „Gebroeders", o gij die met den besten wil Noordbrabant meent te reddenziet wel toe: „BEREIDT GIJ SLECHTS GEEN PLAATS VOOR TIENMAAL SLIMMER PLAGEN?" De leden van de landbouw- en handels- societeitte Grave hebben ook een adres aan de tweede kamer gericht, waaruit blijkt, dat zelfs in het Noord-Oostelijk deel van Noordbrabant niet allen met het wetsontwerp, zooals het nu is, zijn ingenomen. Het adres luidt als volgt „Sinds onheugelijke jaren is in deze streken de overtuiging gevestigd eene overtuiging trouwens door de droevige feiten der laatste jaren versterkt dat bijna alle rampen, welke het Noord-Oostelijk gedeelte van Noordbrabant getroffen hebben, toe te schrijven zijn aan de noodlottige werking van de Heerenwaardsche overlaten. Ook bij de opening van het Oude Maasje hoe nuttig dit werk ook op zich zelve moge zijn is het te vreezen of bijna met wiskundige zekerheid te bepalen, dat dezelfde rampen Noord brabant zullen blijven treffen indien niet ten spoedigste worde overgegaan tot de dichting van de Heerenwaardsche overlaten. De groote ijs- en watermassa's, die toch over een lengte van bijna 7000 meters zich vaak met

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1882 | | pagina 1