Nummer 65. Zondag 17 Augustus 1884. 7e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Lieb' Vaterland magst fuhig sein FEUILLETON. Zullen we naar Antwerpen gaan ANTOON TIELEN De soldaat van de landweer. 9 jj UITGEVER: Waalwijk. Eene Novelle. Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden 1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 1—7 regels f 0,60daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, -worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duiscli- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Weest gerust, inwoners van Waalwijk, verbant alle vrees en legt kalm uwe hoofden nederwantingevolge vroegere opmerkingen van gedeputeerde staten zijn door ons gemeente- bestuurvolgens de verklaring van burge meester Van der Klokken in de raadsver gadering van 11 Augustus jl.maatregelen genomen tegen de cholera. Weest gerustOns dagelijksch bestuur met den wakkeren burgemeester aan het hoofd, waakt over uwe gezondheid. Geen ziektegeen besmettinggeen cholera zal u genaken. EEST STEHT UND TREU DIE WACHT Het gemeentebestuur heeft vuilnisputten laten wegdoen en reinigen en de armbesturen aangespoord om zooveel mogelijk reinheid te bevorderen en te zorgen dat de armen minstens versch ligstroo krijgen. MAGST RUHIG SEIN Wel zijn de stinkpoelen en de onrein heid gebleven op de plaatsen door X2 en X3 gesignaleerd Wel bevinden zich op de zijkanten van den weg in de Poststraat nog steeds dezelfde mesthoopen en poelenwaarop de heer Zijl mans in de vergadering van 30 Juli jl. de aandacht van het gemeentebestuur heeft ge vestigd Wel vindt men die nog op verschillende andere punten der gemeente Wel verspreiden de zinkputten derriolee- ring ten Noorden der straat nog steeds een onverdragelijken stank Wel was nog gisteren de goot ten Zuiden langs de straat, -tusschen de woning van den burgemeester en die van den wethouder Van Es, gevuld met een groenachtige stin kende massa Wel is het water der eenige gemeente- pomp die wij bezittenals hoogst schadelijk voor de gezondheid ten sterkste afgekeurd XXXI. „Dat heeft Hessler de boekhouder u gezegd die slechts naar getallen rekent en alle aange legenheden des levens op koopmansmanier be handelt. De goede man kan van zijn standpui.t gelijk hebben Gij echter, mijnheer Kohier, zult toch niet in de meening des boekhouders ver- keeren. In deze onderstelling heb ik het ge waagd den vriend mijns rampspoedigen vaders om hulp te vragen. Beschouw het bezoek, dat ik u thans breng als een bewijs van het ver trouwen dat ik in u stel.... nog meer... als een bewijs daarvoor dat ik u houd voor een groot moedig man die zijn oor niet sluit voor de klachten der ongelukkigen. En ik ben dubbel ongelukkig", voegde zij er bevend bij. „Terwijl ik met mijn vader lijd, vervult mij ook de ge dachte met bittere smart, dat ik de hoogachting voor den man, wiens hulp ik inroep, niet zoo danig kan bevestigen als ik wel zou moeten. De strijd dien ik in mijne ziel voer is verschrik kelijk En echter is het mij niet moeielijk ge worden tot u te naderen. Ik bid u daarom de zwakheid van de dochter te verschoonen maar ook uwe hulp aan den vader te verleenen Reken ik op eene grootmoedigheid, die ik nau welijks verdien dan vertrouw ik nochtans op de vriendschap, die gij den vader steeds toege dragen hebt." Zij was zoo geschokt, dat zij haren zakdoek aan de lippen brengen moest, om niet in snik ken los te barsten. Kohier bleef koel. Zijne kleine oogen schoten Wel is 't een feit dat gedurende de tropische hittedie de drie laatste weken bijna onafgebroken heeft geheerschtvan besproeiing der straten geen sprake geweest is en dat bij eenigen windde Kloostersteeg b.v.als t ware in een stofwolk is ge huld 't Doet niets ter zake MAGST RUHIG SEIN Ademt gerust de stinkende dampen in die allerwege uit den verontreinigden bodem, uit zinkputten en mesthoopen opstijgen Drinkt vrij het verpeste, met faecalien vermengde water dat zoowel de gemeente- pomp als de pompen in verschillende dammen verschaffen Stiktr in het stofals ge wilt 't en zal u niet deren Horna locuta estde burgemeester van Waalwijk heeft gesprokener zijn maatre gelen genomen alles is in orde MAGST RUHIG SEIN Wij echter, die trachten zooveel in ons vermogen is de belangen onzer schoone gemeente te bevorderen cn die vrijmoedig optreden, daar waar wij meenen dat die belangen dit eischenwij bekennen het openhartig, wij zijn niet gerust, in weerwil van den eerbieddien wij koesteren voor verklaringen door een burgemeester in den raad afgelegd. Wij kunnen niets bespeuren van de door het dagelijksch bestuur genomen maatrege len. Waarheen wij ons oog wendennergens vinden wij verandering ten goede. Men moge al zeggen „die poelen liggen op particulieie gronden" dit kan waar zijn; maar het gemeentebestuur heeft krachtens de algemeene plaatselijke politieverordening in de gemeente Waalwijk, wel degelijk het rechtook daar zijn autoriteit te doen gelden. Art. 95 10° zegt Het is verboden in woonhuizen, gebouwen of op open erven in de bebouwde kringen der gemeente mestspeciën of andere rottende en stank verspreidende stollen neer te werpen of te bewaren tenzij in behoorlijk door bur gemeester en wethouders goedgekeurde putten. En art. 97 In open of stilstaande slooten of kuilen in de nabijheid van woningen mag geen vuil stankgevend water afgevoerd worden. Modder of andere onreinigheid mag er niet aanwezig zijnde eigenaars of beheer ders zullen die op aanzegging en volgens gegeven bevelen van burgemeester en wet houders dadelijk tot den bodem toe behoor lijk reinigende wijze van waterafvoering en de voorzorgendie daarbij vereischt wor den in het belang de? reinheid en gezond heid zijn onderworpen aan de voorwaarden door burgemeester en wethouders te stellen. Reeds dikwijls hebben wij onze stem ver heven om te protesteeren tegen de grove wijzewaarop hier de volksgezondheid ver waarloosd wordt door hendie in de eerste plaats geroepen zijn om dezelve te behartigen. Zullen wij nu gelukkiger zijn Qui vivra verra. Wij Nederlanders zijn in sommige opzich ten toch rare lui. Rekenen kunnen wij. Dat staat zoo vast als een paal boven water. Als men niet rekenen kan wordt men niet gemakkelijk rijk. Ieder, die rijk geworden is, kan ge acht worden ook altijd goed te hebben kun nen rekenen. Nederland is een rijk land. De uitdrukking „Riches Hollandais" is in Frankrijk, en die van „Reiche Hollander" is in Duitschland schier spreekwoordelijk geworden. We hebben dezen roep alleen gekregenomdat we zoo goed kunnen reke- eeDsklap3 op te staan. „Gij doodt mijGij doodt mijriep zij sraeekewl en verschrikt te gelijk. De ambtman trad terughij scheen zich over zijne hartstochtelijkheid te schamen. „Ik beo u voorgekomen," stamelde hij verlegen, „een kort „ja" van uwe lippen had twee mannen gelukkig gemaaktuw vader en mij Gij waardeert het geluk niet, dat u.wordt aange boden.... Van mij verlangt gij een offermaar gij versmaadt het mijn God wat moet ik u nog meer zeggen „Mijnheer, ik heb een beroep gedaan op uwe grootmoedigheid," zeide Hermine bevende. Haar hart werd als toegewrongen door de basiliscusbiikken die uit zijne oogen schoten. „Wilt gij op mij geen acht slaaQ, mejuffrouw Börnerdenk dan ten minste aan uwen vader wiens verschrikkelijk lot binnen weinige dagen moet beslist worden." „Wat wilt gij daarmede zeggen vraagde het jonge meisje ontsteld. „Ik weet alles! de dreigende omstandigheden kunnen in zekere kringen geen geheim blijven.... Uw bezoek bevestigt het vermoedendat ik heb hooren uiten. Inderdaad ik moet in uw oog wel eene terugstootende verschijning zijn daar gij liever den ondergang van uwen vader wilt belevendan aan mijn oprecht aanzoek gehoor te geven. Opdat gij u met geen her senschimmen zoudt gerust stellenvoeg ik er nog bij dat gij niet moet verwachten dat gij van een anderen kant hulp verwachten kunt daar alle kapitalen als uit de wereld verdwenen zijn en reeds heeft het krediet van uwen vader veel geleden. Klop aan waar gij wiltmen zal u niet openen. Misschien is de oorlog na eenige weken geëindigd en handel en nijverheid gloeiende blikken op het bekoorlijk meisje, dat met kracht de smart, die haar hart verscheurde, trachtte te onderdrukken. „Hermine", begon hij na eene korte pauze", „vergun mij u zoo vertrouwelijk te noemen, gij hebt gelijk wanneer gij in mij meer ziet dan den koelen koopman. Zoo ik dat was dan had ik de verlangde som reeds lang tegen hoogen interest aan uwen vader geleendHet geld echter speelt in mijne oogen een ondergeschikte rol, want ik heb u leeren kennen en gezien dat er nog iets schooners iets verheveners in het leven isdan de mammon dien de mensch zoo vurig en verlangend najaagt. Meent gij dan dat mijn geld mij gelukkig maakt Ook in mijn gemoed woedt een strijddie mij het leven op de hevigste wijze verbittert. Misschien ben ik nog ellendiger dan gij zijt. Eenigen tijd geleden zocht ik hulp bij umijn toestand was ondragelijk geworden. Onder de gewone beleefde vormen weest gij mij afzonder u *e bekommeren om de toekomstdie zich voor mij opende. Ik schreef die onbedachtzaamheid aan uwe jeugd toe.... ach jade jeugd is vaak romantisch zij onderzoekt niet wat wezenlijk blijvend is, zij verwerpt het, omdat zij het leven nog te weinig kent. Thans zijt gij niet alleen ouder geworden maar hebt ook het leven van eene meer ernstige zijde leeren beschouwen.... Hermine, ik mag nu toch wel gelooven, dat gij vaa inzicht veranderd zijt Vergun mij heden mijne bede te herhalen wordt gij thaüs gebied ster op dit uitgestrekte landgoedbeschik over mijn vermogen naar uw goeddunken..... schenk uwe hand aan den man die zonder u het el lendigste leven leiden moet 1" Kohier wilde zich voor haar op de knieën werpen. Hermine verhinderde het hem door nenomdat weom het zoo eens uit te drukken„den boel zoo goed bij elkander houden." We zetten de tering naar de nering. De weelde heeft bij ons nog geen diepen wortel geschoten. We verteren nooit al wat we verdienen. Alleen daarom zijn wij rijkrijker dan velen onzer burendie veel meer geld hebben dan wij maar er toch nooit mede rond weten te komenen dus eigenlijk altijd veel armer zijn. En toch niet altijd rekent men bij ons juist. Ik wil u daarvan duidelijk een voorbeeld aanhalen Een dag of wat geleden zat ik te praten met iemanddie het vorig jaar tot de in zenders behoord had op de koloniale ten toonstelling te Amsterdam en daar zelfs in een collectieve expositie een hooge bekroning bijna de allerhoogste deelachtig was geworden. Het gesprek liep over koetjes en kalfjes, maar kwam eindelijk hoe weet ik zelf niet terecht op de tentoonstelling te Ant werpen. „En mijnheer", vroeg ik toen op een ge geven oogenblik, „bij u in de streek zullen or ook zeker heel wat naar Antwerpen gaan; gij zelf gaat er stellig in elk geval naar toe Jamijnheerziet u wat zal ik daar al veel van zeggen. Ik weet het niet", was 's mans antwoord. „Tentoonstellen is duur verschrikkelijk duur. Zoudt ge wel willen geloovendat mij de Amsterdamsche ten toonstelling alles bij elkander gerekend, wel tweehonderd gulden gekost heeft. En ik exposeerde nog wel met anderen samen, dus zoo goedkoop mogelijk." Inderdaad, ik kon een glimlach niet be dwingen. Uit de plaats zijner inwoning en de naaste omgeving waren een groot aantal inzendingeu op de tentoonstelling gedaan, en toevallig wist ikdat de deelneming van die heeren over het algemeen genomen hun geen windeieren gelegd had. zullen herleven; dan echter zalfhet te laat zijn... de firma Gotthelf Börner bestaat dan niet meer." Hermine moest zich aan de leuning van haar stoel vasthouden. Het was haar als dreigde de grond onder hare voeten te zinken alsof het heldere zonnelicht in stikdonkeren nacht was veranderd. Zij waagde echter de vraag „Waardoor is dan het krediet mijns vaders geschokt Kohier haalde de schouders op. „Ik heb nog niet naar bijzonderheden geïn formeerd doch hebzonder het te willen geruchten gehoord die niet veel vertrouwen in boezemen. Mochten deze geruchten blijken overdreven te zijn wat ik nochtans gaarne wil gelooven.... dan is het nochtans hachelijk genoeg, dat zij in omloop zijn." De jonge dame wist niet, waar zij van schaamte zich zou verbergen. „Weigert gij dusmijnheer mijn vader die hulp te verleenen waarom ik u zoo dringend gesmeekt heö „Ik herhaalwat ik aan den boekhouder heb gezegd mijn gansche vermogen staat mijne echtgenoot ten dienstehet meisje dat mij versmaadtkan ik niet van dienst zijn. In hare hand ligt alles Hermina, ik zal uw slaaf zijn zal elk uwer wenschen bevredigen voor gij ze reeds geuit hebt.... maar maak een einde aan de smartdie mij het leven verbittert. Gij zult er mij eens voor danken dat ik u dwing, uwen vader te redden." Een kleine hoofdknik vergezelde de woorden, die zij nu sprak „Zoo heb ik mij dan in u bedrogen mijnheer het meisje dat gij voorgeeft te, beminnen en hoog te achten zendt gij dus van u als eene bedelares (Wordt vervolgd),

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1884 | | pagina 1