Nummer 54.
Zondag 5 Juli 1885.
8e Jaargang.
W 11*
m
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TIELEN
UITGEVER:
Waalwijk.
Alweder gemeenteraadszaken, ofwel gemeen
tezaken, tevens gemcenteraadszaken.
Uit het verslag van den gemeenteraad van
23 Juni 1885 voorkomende in dit blad
van 28 Juni d. a. v. blijkt mijdat de
burgemeester niet ter vergadering verschijnt,
omdat hij ongesteld is...., neen, doch (hoe
is 'i mogelijk) omdat ZEdA, uit zijn humeur is.
Als dat een kind gebeurt en dit daarom
weigert zijn plicht te doen dan zegt men
„kom jij eens hier, dan zal ik je een pak
op je billen geven.
Maar een ambtenaar een burgemeester
wien zoo iets overkomtlaadt op zich den
schijn dat hij laboreert aan eene physische
kwaal in de hersenen die dringend eischt
dat hem ten spoedigste gelegeuheid worde
gegeven de voor hem noodig gebleken rust
te nemen.
Hij loopt gevaar, dat art. 60 der gemeen
tewet op hem wordt toegepastal zij 't dan
ook maar wegens merkelijke achteloosheid
(zie alinea 2 van dat artikel.)
Art. 77 der gemeentewet zegt, dat de
burgemeester door een wethouder zal worden
vervangen hij ongesteldheidafioezigheid
of ontstentenis.
't Eerste geval is een natuurlijk excuus
en met het tweede kan mijns bedunkens
niet anders bedoeld zijn dan wettige afwezig
heid, waaronder voor alle ambtenaren verstaan
wordt het zich niet ter woonplaats ophouden.
En het derde geval slaat natuurlijk op ver
klaarbare verhinderingen, als daar zijn ziekten
van vrouw of kinderen of iets dergelijks.
Doch nooit kan in art. 77 bedoeld zijn,
afwezigheid doordien de burgervader uitzijn
humeur is.
Waar zou dat toe leiden? Als dat bedoeld
was en als dat kon, weldra zouden de meeste
burgemeesters en andere ambtenaren minstens
zes dagen der week uit hun humeur zijn
en met eenige variatie het lied op hen van
toepassing zijn
Altijd is Kort-Jakkie ziek
Door de week maar 's Zondags niet.
Maargeachte heer redacteur, minder ter
wille van dat kinderachtige (misschien beter
gezegd kindsche) gedrag van den burgervader,
dan wel van andere zaken heb ik de pen
opgevat.
Uit bovengenoemd verslag blijkt mij ook,
dat het kohier van den hoofdelijken omslag
voor 1885 voorloopig door burgemeester en
wethouders vastgesteldter beoordeeling is
gesteld in handen eener commissie van drie
leden van den raad.
In de eerste plaats noem ik 't schande
dat dit voorloopige kohier eerst den 23 Juni
bij den raad inkomt. Dat rangschik ik onder
werkelijke achteloosheid van den burgemeester
(zie art. 60, 2e alinea der gemeentewet.)
De aanslagbiljetten van den hoofdelijken
omslag kunnen door de vele formaliteiten
die in acht zijn te nemennooit zeer tijdig
worden uitgereiktdoch in casu wordt 't
op zijn vroegst Septembereer zij den be
lastingschuldigen in handen komen. Alsdan
zijn er bijna 9/12 verschuldigdwaarvan't
is duidelijk de dadelijke betaling voor velen
een bezwaar is.
Een natuurlijk gevolg daarvan isdat de
invordering veel te laat plaats heeftde ge
meente-inkomsten ongelijkmatig vloeien en
telken jare tot eene tijdelijke leening toevlucht
moet worden genomen ter dekking van de
noodzakelijke uitgaven.
Wat den omslag betreft, deze wordt ge
raamd op f4800 en wanneer men nu de
percentage van het vorige jaar ad 1.65 neemt,
dan krijgt men een belastbaar inkomen van
circa f 291,000, waarvan de omslag berekend
wordt. De gemeente gerekend op 4000 in
woners dan bedraagtvolgens die raming
van burgemeester en wethouders, het belast
baar inkomen circa f75 per ziel.
Die raming is ik mag niet zeggen een
leugen maar ieder die een greintje eerlijk
heid en goede trouw bezitzal het met mij
eens zijn dat zij minstens de helft te laag is.
Met 't oog op vorige jaren zal in die ra
ming door de commissie uit den raaden
later door de leden van den raad weinig
veranderiug worden gebracht.
Ik hoop nietdat de reden daarin moet
gezocht wordendat de leden van den raad
hun eigen inkomsten veel te laag schatten
of opgeven, en daardoor in noodzakelijkheid
komen ook anderer inkomen laag te ramen.
De ambtenaarsstand is daarvan in den
regel uitgezonderd. De inkomsten der amb
tenaren zijn meestal vrij goed bekend, althans
die der onderwijzersen deze worden aan
geslagen naar hun werkelijke inkomsten.
Is't werkelijkheiddat de leden van den
raad zichzelven te laag taxeeren, wat hunne
inkomsten betreftdan maken zij zich, be
halve aan oneerlijkheid en diefstalook
schuldig aan meineed.
Krachtens art. 39 der gemeentewet hebben
zijbehalve het afleggen van den gewonen
zuiveringseedook trouw gezworen aan de
grondwet.
De grondwet (de meeste leden van den
raad zullen er wel niet veel van kennen)
zegt o.a., dat er in zake belastingen geen
privilégie zal bestaan.
En wat doen die heeren, indien zij hunne
inkomsten te laag doen ramen of opgeven
anders, dan zich een privilégie toeëigenen
in zake de belasting.
Velen zullen misschien zeggenals alle
ingezetenen te laag worden geraamd, dan
komt het op hetzelfde neder.
Doch dat is niet waar.
Als b. v. een kassier aangeslagen wordt
naar f4000 terwijl hij er 10,000 geniet, en
ik word aangeslagen naar f 500 terwijl ik
er f1000 geniet, en er moet f 100 belasting
worden opgebrachtdan betaalt de kassier
naar de raming zijner inkomsten f 80 en ik
f 20doch wordt hij aangeslagen naar zijne
werkelijke inkomsten van f 10,000, circa f90
en ik slechts f 10 van mijn f 1000 inkomen.
Men kan dus veilig aannemen, dat ten
gevolge van het vaste percentage, dat van
het belastbaar inkomen wordt gehevende
onderwijzers en andere ambtenaren en zij
die slechts geringe inkomsten hebben, (niet
tegenstaande dat deze te laag geraamd
worden) in evenredigheid veel meer in den
hoofdelijken omslag betalen dan zijdie
veel inkomsten hebben.
Alzoo wordt er door de meer gegoeden
privilégie van belasting genoten ten koste
van de minder gegoeden en alzoo, wellicht
zonder dat zij 't zich bewust zijn door de
eersten diefstal gepleegd ten nadeele van de
anderen.
Klagen helpt m den regel weinig, daarom
moeten er middelen beraamd worden om
verbetering te erlangen.
Ik geloof, dat een der middelen is pu
bliciteit.
Er moet ondeizocht wordenin de eerste
plaats naar welk belastbaar inkomen de leden
van den raad zijn aangeslagenen wanneer
het slechts is aan te nemendat die in
komsten te laag geraamd zijndan moet
daaraan de meest mogelijke publiciteit ge
geven worden.
Daarna zal het den volke bekend worden,
dat vele kooplieden, rentenierskassiers en
andere heeren met 't oog op hunne geringe
inkomsten, niet het crediet en vertrouwen
verdienen dat zij schijnen te genieten.
En als ook dat niet helptdan zullen er
andere middelen moeten gezocht worden om
gelijk recht voor allen te verkrijgen.
Hierbij wensch ik het voorloopig te laten
wat den hoofdelijkeu omslag betreft.
E n enkel woord wensch ik ook te wijden
aan het rapport der gascommissie, waarvan
de voorzitter nog wel wethouder is.
Ik lees in den considerans van dat rap
port, dat hun voorstel om den gasprijs te
verlagen gebaseerd is op o. a. „teneinde
de concurrentie op het gebied van verlichting
het hoofd te bieden."
Maar, mijnheer de redacteur, ik dacht dat
de gemeente geen handelszaken mocht doen.
Nu komt 't wel op hetzelfde neer of die
woorden er staan of nietdoch, 't moet mij
van 't hart, ik vind het allerkoddigst, en
daarom wenschte ik het even te releveeren.
Gelukkig voor den heer Quirijns, dat hij
liet rapport niet mede onderteekend heeft!
Uw verslag van de raadsvergadering van
23 Juni jl. volgende kom ik tot de balcon-
kwestie Van Riel.
Met de kwestie zelve wensch ik mij niet
in te laten, doch eene opmerking wensch ik
naar aanleiding daarvan toch te maken, na
melijk dat het mij zeer dikwijls, en ook nu
weder, getroffen heeft, dat de zaken, die in
den raad ter tafel komen, door burgemees
ter en wethouders zoo oppervlaxkig, om niet
te zeggen slecht, zijn geinstrueerd zoodat
de leden van den raad in den regel in het
donker rondtasten ellenlange debatten er
over houden, om de zaken ten slotte ander
maal te renvoyeeren naar burgemeester en
wethouders ter fine van nadere inlichtingen
of onderzoekingen.
Zulks geeft aanleiding tot ontzettende stoor
nis in de afdoening van zaken, niet alleen
ten nadeele van het algemeen, maar ook
menigmaal van particulieren, gelijk in casu.
Mij komt die balconkwestie ook niet zoo
ingewikkeld voor, dat burgemeester en wet
houders dagen noodig hebben om een voor
stel uit te broeden, te meer, daar zij een
week van te voren reeds wisten, dat het
verzoek door Van Riel zou gedaan worden.
Eindelijk ben ik genaderd tot de trottoirs.
Die zijn zoo gemakkelijk, dat ik daarover
gemakkelijk kan heenglijden, althans stappen
en dat wensch ik ook bij deze te doen.
Alleen zij het mij geoorloofd de bevoegde
macht te verzoeken steeds te letten op de
vrijheid en bescherming van het individu,
en op den eigendom, opdat zij te kwader
ure, door zich te veel vrijheid te veroorloo-
veu, niet verzeile op gevaarlijke klippen ten
nadeele van de gemeentekas en dus van het
algemeen.
Ook wensch ik heen te stappen, al zij 't
dan ook niet met één stap, over de vergis
sing van 100 meters in de lengte van de
straat, gedachtig aan het „errare humanum
est", en die niet werkt maakt geen abuizen.
Scheepte men mij echter met zoo'n karige
toelage als gemeente-opzichter af, als waar
mede de raad onzen ijverigen gemeenteop
zichter laatst heeft meenen te moeten be-
loonen, ik maakte, geloof ik, nog veel meer
abuizen.
Na die trottoirgeschiedenis werd de ver
gadering gesloten, terwijl de wethouders met
de trottoir-commissie het lied aanhieven,
(zonder dat iemand het hoorde)
„En we blijven bij malkanderen,
„Enz.
Vergeef me echter, mijnheer ae redacteur,
dat ik nog niet „au bout de mon latin" ben.
Niet lang geleden schreef men in eene der
couranten uit Amsterdam
„Waar hier ter stede huizen in aanbouw
zijn of andere werken worden ondernomen,
en waar dus op bepaalde uren vele werk
lieden bijeen worden gevonden, is het een
feitdat de openbare straat in die buurt
voor alleengaande vrouwen en meisjes onvei
lig wordt gemaakt. Jonge mannen elk
afzond 3rlijk en op zich zei ven misschien
beste kerels, worden, schijnt wel, zoodra zij bij
elkaar zijn en een vrouw alleen haarsweegs zien
gaan, zoo aardig, zoo grappig, zoo lummel
achtig lastig en vervelend, dat het ergerlijk is.
Op het oogeublik is in dit opzicht niet
veilig het eindweegs van de Prins Hendrik
kade, waar de St. Nicolaaskerk in aanbouw
is, tot aan de losplaats van gehouwen steen
even voor de viaduct. Het is er een tame
lijk druk verkeer, immers de eenige toegangs
weg tot de Zuiderzeebooten. Waar alleen-
gaande vrouwen daar op haren weg door het
werkvolk telkens belemmering ondervinden,
wordt het tijd hierop de aandacht te vestigen.
De politie wijdt de hare wel aan veel mindere
zaken."
Na dat gelezen te hebben moet ik na
tuurlijk zeggen „tout comme chez nous."
Alleen bij het lezen van den laatsten regel,
„de politie wijdt de hare (aandacht) wel aan
veel minder zaken", dacht ik dan wijdt ze
toch nog hare aandacht aan zaken. Dat is
tenminste anders dan bij ons, daar wijdt zij
(ik bedoel natuurlijk alleen de gemeente
politie) hare aandacht qua talis aan niet eene
zaak, of het moest bestaan in het kleeden
uitkloppen van een burgemeester of in het
doen van boodschapjes, of in het rondzeggen
dat de officieren van de schutterij in gala
tenue (afin, ieder wil op zijn beurt wel eens
mooi zijn) in aantocht zijn om te bedelen
voor de ondersteuning der iuvaliden van den
gewapenden dienst, waarvoor het der lands
regeering te bezwaarlijk schijnt om behoorlijk
te zorgen.
Doch dat daargelatenik heb 't over de
politie.
Is 't niet belachelijk, of liever te bejam
meren, dat in eene gemeente, die zoo ge-
makkelij k te besurveilleeren is als de onze,
holle boomen door kwajongens gevuld worden
met stroo om daarna aan de vlammen te
worden prijs gegeven?
Is 't ook niet te bejammeren, dat de
mogelijkheid bestaat in deze zelfde gemeente
met St. Jansuacht allerlei schandalen uit te
voeren. Is 't niet schandedat niet alleen
brood- en jeneverdronken jongens, maar ook
vaders van huisgezinnenmannen met
snorren en baarden, zich daartoe leenen.
De onvoldoende gemeentepolitie is daarvan
de schuld.
'tWare dan ook te wenschen, dat de
gemeenteraad besluiten kon om gelden toe
te staan, b.v. f 500, tot het aanstellen van
een tweeden veldwachter, wien dan het be
spelen der le viool bij de politie kon worden
opgedragen.
De eischen, die men zoo iemand moest
stellen, behoeden mijns bedunkens te zijn
totale sterkedrankvrijheid, gezond en krachtig
gestel, met een uitstekend verleden en daarbij,
dat hij eene lengte hebbe van minstens 1,75
meter.
Zoo iemand behoorde ook ten allen tijde
behoorlijk gekleed te zijn met een uniform
naar te voren vastgesteld model, opdat hij
niet verplicht worde bij plechtigheden, als
b.v. begrafenissen, een pakje te leenen van
De Echo van het Zuiden,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per post door het. geheele rijk i" 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels j 0,60 daarboven 8 cent per regel;
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsin g
opgegeven, worden 2inaal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land°worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.