Nummer 98. Zondag 12 December 1886, 9e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Tïï ANTOON TIELEN UITGEVER: Waalwijk. NATIONALE MILITIE. Iets over de toepassing der doodstraf in vroeger en tijd. De Echo van het Zuiden, S m i '3KSSS Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiön 17 regels J 0,00 d&arbo en 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, morden 2maal berekend. Advertentiön voor Duitscli- and worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolf Steiker, Hamburg. Reclames 15 cent per regel Oproeping tot inschrijving. Burg. en wethouders van Waalwijk gelet op art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats blad no 72), betreffende de inschrijving voor de nationale militie, brengen ter kennis van de be langhebbenden dat alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januari van het jaar 18&? hun 19e jaar zijn ingetreden namelijk die geboren zijn in het jaar 186,8, onverschillig of zij redenen van vrijstelling helmen of niet, verplicht zijn zich in de maand Januari 1887 voor de militie te doen inschrijven dat voor ingezeten wordt gehouden 1°. hij wiens vader ofis deze overleden wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Juli 1850 (Staatsblad No 41); 2°. hijdie geen ouders of voogd hebbende gedurende de laatste achttien maanden, den 1 Januari 1887 voorafgaande, in Nederlaud verblijf hield 3°. hijvan wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is ziju voogd gesn ingezeten, mits hij binnen het rijk verblijf houdt; dat voor ingezeten niet wordt gehouden: de vreemdeling behoorende tot een staat, waar de Nederlander niet aan de verplichte krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen terwijl daarentegen hij, die eerst na het intreden van zijn 19edoch voor liet volbrengen van zijn 20ste jaar, ingezeten wordt, verplicht is zich zoodra dit plaats heeft ter inschrijving aan te gever. dat voor de militie niet wordt ingeschreven: 1°. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is en 2°. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten dat de inschrijving geschiedt 1°. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, ofis deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2°. van een gehuwde eu van eeu weduwnaar in de gemeente waar hij woont 3°. van hemdie geen vadermoeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten of wiens voogd buiten 's ïands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont 4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst iu een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd hel laatst in Nederland gewoond heeft. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is de vader, of, is deze overleden de moeder of, zijn beiden overleden, de voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Met waarschuwing dat diegenen, welke zich op den 31 Januari 1887 niet hebben aangegeven, overeenkomstig de wet zullen worden gestraft. Waalwijk, Tl"December 1886: Burgem. en weth. van Waalwijk, AUG. VAN GROTENHUIS. De secretaris F. W. VAN L1EMPT. De rechtspleging is een integreerend deel iu de geschiedenis der volken en in zeker opzicht een factor, welke mede de zedelijke en verstandelijke beschaving aangeeft van een land. Terwijl de doodstraf op den hui- digen dag wettelijk is afgeschaft in Nederland, en in vele andere rijken van Europa nog slechts bij zeldzame uitzondering wordt toe gepast, terwijl op 't oogenblik eminente staats lieden en vergrijsde denkers haar als onge oorloofd en in hare gevolgen als onzedelijk brandmerken, en andere, niet minder bekwame haar als noodzakelijk en heilzaam voor het menschelijk geslacht rekenen, kwam men in vroegere eeuwen niet eens op 't denkbeeld oin daarover te redetwistenveel mir.der op de gedachte om haar af te schaffen. Niet zelden was zij de straf voor misdrijven, welke tegen woordig uitgeboet worden met hoogstens eenige maanden opsluitingen daarmee niet tevredenpeinsden rechter en beul vroeger op middelen, ten einde haar zoo pijnlijk mogelijk te maken, zoodat de lezing alleen, van wat toen rechtspleging heette, ons men- schen van de negentiende eeuw met huive ring en ontzetting vervult. Natuurlijk, het begrip van menschelijkheid was weleer een geheel ander dan tkaus en de yp.rseh ri k kei ij k p. wi j v.p. waarop men door middel van folterwerktuigen een beklaagde tot bekentenis eener misdaad zocht te dwingen, doet ons zien, dat, wat te dien tijde gerech tigheid heetteheden ten dage niet anders bestempeld kan worden', dan met den naam van geweldpleging. En wat ons wel liet meest onbegrijpelijk voorkomt is, dat zulk eene bekentenis niet zelden de eenige grond was voor de toepassing der doodstraf. Hoewel zij ook hier te lande reeds in de middeleeuwen bestond is de marteling welke haar vergezeldeeerst in zwang ge komen in de 15e eeuw. De nieuwe rechts pleging van Karei V, in 1532 tot rijkswet verheven, was misschien in sommige opzichten een verbetering van het strafrechttoch behield hij daarin niet alleen dit trouwens was zeer verklaarbaar de doodstraf, maar bevreemdend genoeg, door die wet werden de onrnenschelijke folteringen op misdadigers en zelfs op onschuldig aangeklaagden eerst voor goed gesanctioneerd. Toen de steden langzamerhand ontstonden werden in 't eerst de groote misdadigers buiten de stad geleid en aan den eersten den bes'en boom opgehangen. Later werd aan den ingang der poort een galg opgericht, bestaande uit een driebeeuig houten gevaarte met drie dwarsbalken zoodat elkdie de stad uitging of binnentrad, dadelijk het beeld der nooit slapende gerechtigheid voor zich zag. Door de overheid werden jaarlijks de timmerlieden en de smeden aangewezen, die moesten zorgen voor het onderhoud er van, wat zij niet dan zeer noode deden, wijl het volksgeloof daaraan iets laags, iets schande lijks vasthechtte. Op sommige plaatsen moest de galg zoo hoog staan, dat een ruiter met recht opgeheven spies er onder door kon rijden, en gewoonlijk bleef een veroor deelde, ter waarschuwing, zoo lang hangen tot de roofvogels niets meer overlieten, dan een rammelend geraamte. Onttrok bij zich door de vlucht aan de executie, dan werd zijn naam duidelijk leesbaaraan de galg vastgespijkerd. In het begin der middeleeu wen werden alleen echtbreuk en moord (en deze laatste alleen dan, wanneer hij gepleegd werd op een vrije) met den dood gestraft en wel onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis, waarvan de weinig begeerde uitvoering werd opgedragen aanden jongsten schepen (wethouder). Al spoedig echter werd met dit onteerend werk belast een henker, hanger of beul, die gewoonlijk een begenadigde ter dood veroordeelde wasen aan wien dan //dit baantje" voor levenslang werd toege wezen. Naast de ophanging werd al vroeg de onthoofding ingevoerd deze bad dit boven de eerste voor als zoo iets een voordeel kan genoemd worden dat zij niet als eerroovend beschouwd werd. In ons land had zij plaats door middel van een zwaard in Engeland door middel van een bijl. Het scherprecbterszwaard had een tweesnijdende kling, aan het dnde breeder dan aan bet handvat en was zoó groot en zwaar, dat de beul het bij de executie met beide handen moest vasthouden. Doodslag door een aan zienlijke gepleegd onder verzwarende omstan digheden ruof met brandstichtingoverspel en wederrechtelijke gevangenhouding van een edelman werden gewoonlijk met onthoofding gestraft. In sommige streken hadden bij de voltrekking van het vonnis eigenaardige ge bruiken of misbruiken plaats. Zoo moest b.v. een bigamist (iemand, die twee vrouwen heeft) op weg naar de gerechtsplaats in eiken arm een pop dragen en na de onthoofding werd zijn lichaam in twee stukken gehouwen waarvan ieder zijner vrouwen er dan een werd thuisgebracht. Op andere plaatsen werd een veroordeelde aan handen en voeten ge bonden op een koehuid gelegd en zoo naar de strafplaats gesleept, terwijl het volk dan verlof had hem te beschimpen en te bespu wen. De wet gebood uitdrukkelijk dat het hoofd geheel gescheiden moest worden van den romp en wel zoo//dat een wagenrad tusschen de beide deeleu ongehinderd voort rollen kon." Ten einde de vrees en de afschuw voor de misdaad ^rooter te makenmeende men

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1886 | | pagina 1