Handelsberichten. 325de STAATSLOTERIJ. er iets te peuzelen overbleef? Vlogen zij echter in het buitenland, dan zouden wij van verre mogen toezien hoe goed men zich die laat smaken. Die 't reciprociteitsstelsel ver werpt is zeker van oordeel dat dit voor onze industrieelen meer dan genoeg is. En dan, mijnheer, spreekt gij van een Chineesche muurmag ik u doen opmerken dat deze wel degelijk bestaat, een muur met poorten, die geopend worden wanneer onze naburen hunne producten op onze markt wenschen te brengen, doch die onbarmhartig gesloten blijven, wanneer wij op onze beurt naar 't buitenland wenschen te exporteeren. Laat ons verder gaan. Dat de tevreden heid over de Waalwijksche lederindustrie op verre na niet algemeen is, beweren wij op grond van verklaringen door voorname leder- industrieelen uit uwe plaats afgelegddeze noemen den toestandvooral met het oog op de zeer geringe verdiensten in 't geheel niet bevredigend. Dat er te Waalwijk, de eerste plaats van ons land op 't gebied der lederindustrie, leerlooiers zijn, die zich gunstig onderscheiden wordt zeer gaan.e erkend ook elders vindt men die, doch wat te zeg gen van het feit, dat vele looiers eene andere zaak hebben begonnen, omdat de looierij geen redelijke verdiensten meer afwierp, en wat van deze andere daadzaak, dat tegen woordig nog tal van looierijen ledig staan Gaat het dan op om in 't algemeen te ver klaren, dat deze in bloeienden toestand ver- keeren Op het gebied der schoenmakerij kan men vooruitgang waarnemen, althans wat de pro ductie betreft. Men denke slechts aan de machinale schoenfabrieken, die sinds eenige jaren zijn opgericht, maar wij weten nog niet of de eigenaars van al deze fabrieken wel zullen verklaren, dat zij geld verdienen in evenredigheid met hunne productie en de uitgestrektheid hunner inrichtingen. Voegt men daarbij de zoo ondubbelzinnig afgelegde verklaring van vele ook energieke schoen fabrikanten, dat de verkoop slecht gaat, de te bedingen prijzen laag zijn, gaat het dan op te verklaren, dat de schoenmakerij geen reden tot klagen geeft? Of is eenige indus trie reeds goed te noemen, wanneer slechts de bevoorrechten het kunnen uithouden Dat allen, die de looierij hebben verlaten om de hierboven aangehaalde redenen, suk kelaars zijn, die zich geene moeiten getroos ten of hun vak niet verstaan, is eerder be weerd dan bewezen. En gij weet wel mijn heer de uitgever, wat men zegt van eene pertinent afgelegde verklaring, die niet met bewijzen omkleed is. Wij zouden voorbeel den kunnen aanhalen van personen, die de looierij hebben vaarwel gezegd en in andere takken van nijverheid vooruitgang beleven, van personen goed op de hoogte der leder industrie en met den loffelijken ijver bezield; 't was deze dan ook, die hen in andere za ken slagen deed. Wij willen aannemen, dat de fabrikanten, die onder de gunstigste omstandigheden werken, geld verdienen. Maar is dat voor hen eene reden om niet naar middelen uit te zien ten einde dezen toestand te besten digen en te verbeteren? Ik betwijfel zeer of die fabrikanten er zoo over zullen denken. Gij komt tot de conclusie dat de buiten- landsche handelspolitiek op de Waalwijksche lederindustrie een zeer gunstigcn invloed heef t uitgeoefenddat de productie is toegcnome?i dat onze industrie op de biwienlandsche markt voor hare artikelen zeer goed de coticurrentic van het buitenland het hoofd kan bieden en ten slotte dat de arbeidsloonen in V geheel niet verlaagd zijnmaar integendeel de toe stand der werkliedenmet het oog op de da ling van de prijzen der levensmiddeleneer verbeterd is dan slechter geworden. Mij dunktmijnheer, dat het meer discreet zou geweest zijn eerst de conclusie af te wachten van de heeren die door de Waal wijksche K. van K. en F. zijn aangewezen om in deze rapport uit te brengen of hebt gij willen trachten uw gevoelen op te drin gen en op het gemoed van anderen te in- fluenceeren Denkt gij misschien ook dat die heeren uwe voorlichting noodig hebben Alvorens uw hoofdartikel over bescherming nader te besprekenwenschen wij de ver klaring af te leggen dat we het vrijhandels stelsel met hart en ziel zijn toegedaan dat wil zeggendat wij voorstanders zijn van een onbelemmerden vrijen handelvan een waar ruilverkeer maar wij achten het scha delijk en verderfelijk zich vast te klampen aan een princiep dat algemeen toegepast goed en voordeelig ismaar als uitzondering verderf na zich sleept. Wat nu uwe bewering aangaat in drie punten vervatwij zullen thans nader zien in hoeverre deze maatgevend kan geacht worden. lo. De lederindustrie heeftnaar gij be weert geen bescherming noodig. De be staande toestandwaardoor de industrie wordt prijsgegeven aan alle mogelijke concurrentie, wordt door u voorgesteld als een prikkel roor de industrieelen om zich boven anderen te verheffen. Bescherming noemt gij eene premie op „onbeholpenheid" en „lamlendig heid" Gaat die stelling op, dan volgt daar uit dat de lederindustrie hier op eene aanzien lijke hoogte staat en onze industrieelen veel gunstiger bedeeld zijn dan die van bescherm de landenwelke in een toestand van zwak heid en lamlendigheidalthans naar uwe leer, zouden verkeeren. Wat ziet men echter in ons land, naar uw eigen verklaring gebeuren? Er worden hier voor zes millioen schoenen verbruikt, de helft daarvan steeds naar uw eigen woorden wordt slechts door inlandsche schoenfabri kanten geleverdde andere helft door het buitenlandeen deel voornamelijk door Duitschland. Kan nu uwe bewering opgaan dat de schoenfabrikanten aldaar in een on beholpen en lamlendigen toestand verkeeren? 2o. Door het heffen van invoerrechten, zoo beweert gij wordt de lederindustrie ze ker niet bevoordeeld. Dat daardoor de rech ten door het buitenland geheven zullen weg vallen en wij alzoo vrij zullen kunnen uit voeren zal zich zeker niemand voorstellen. Maar dat het geen voordeel aan zou bren gen wanneer de andere helft der schoenen die in het buitenland vervaardigd worden ook hier werden gefabriceerd dit laten wij ons zoo maar niet aanleunen. Dit zou inte gendeel èn looierij èn schoenmakerij doen bloeien. Nu beweert gij wel dat het leder zooveel in prijs zou stijgendat de schoenmakerij overmijdelijk zou ter gronde gaan maar wij vermeenen dat de binnenlandsche looierijen ook dan nog zeer goed in de behoeften der schoenmakerijen voor gewoon leder zouden kunnen voorzien. Immers dan zouden de looierijen op vele plaatsen niet blijven ledig staan zooals dit thans het geval is. En dan blijven wij er tevens bij datworden een maal hooger rechten geheven de regeering zich vooral zal laten leiden door de goede bedoeling om den arbeid voor het land te behouden en besluiten zal de gefabriceerde artikelen, die aan arbeidsloon hunne hoogere waarde verkregen hebbenhet meest te be lasten. Daaruit zou natuurlijk volgen dat de schoenen hooger dan leder zouden belast worden en zoo zouden de schoeiselfabrikanten geen nadeel ondervinden, al moesten zij het leder, nog uit het buitenland te betrekken, eenige procenten duurder betalen. Onder dergelijke omstandigheden gelooven wij dat er weldra hier industrieelen zouden gevonden worden bereid om fabrieken op te richten van die soorten leder, welke tot nu toe hier niet gefabriceerd werden. Hun, die van plan mochten zij n zulks op dit oogenblik te doen, zouden wij aanraden hunne fabriek te plaat sen even aan gene zijde der grenzen waar men een groot beschermend land voor zich heeftterwijl men in dit geval ook hier nog even goed zaken zou kunnen drijven. Indien door de Nederlandsche schoenindustrie voor drie millioen meer schoenen werden geleverd, zou er dan niet een flink bedrag aan arbeids loon voor onzen werkman worden behouden en zouden tevens op die wijze zeer aanzien lijke verdiensten goedgemaakt worden door fabrikant en looier. De rapporten van Arnhem, Delft, 's Hage, Haarlem, Leeuwarden en Purmerend kunnen wij niet zeer doorslaande vinden in 't voor deel van uw argument of stelling, daar deze nu juist geen plaatsen zijnwaar de industrie het meest is uitgebreidte meer daar er onder genoemde plaatsen slechts drie zijn die zich pertinent voor vrijhandel verklaren. 3o. In landen zoo luidt uw derde punt waar hooge invoerrechten geheven worden is de toestand der nijverheid, en meer speciaal die der lederindustrie, slechter dan in ons land. Laat ons eens aannemen, mijnheer de uit gever, dat in beschermde landen de leder industrie nog slechter is dan hier, dan mogen wij verzekerd zijn dat hier vooreerst nog geen beterschap ie verwachten is. Ging het b.v. in Duitschland beter dan bij ons, dan zouden de industrieelen van daar niet langer trachten hier hun voordeel te komen bewer ken en gaat het aan gene zijde van den Rijn slechter dan hier, dan zal men blijven voort gaan ons met hunne producten te overstel pen, en dat zoolang totdat de toestand in beide landen dezelfde is geworden. Dit is wel een bewijs, dat wij steeds de dupe zul len blijven van de historie en nooit van een voordeeligen toestand in beschermde landen zullen kunnen profiteeren, terwijl deze bij ons steeds klaar kunnen staan om in alle voor- dt-elen het hunne te zoeken. Waren wij niet overtuigd, mijnheer de uitgever, van het groote nut dat het „hoor en wederhoor" steeds bieden moet, dan zou den wij ons niet veroorloven u zulke aan zienlijke plaatsruimte te vragen, en met het oog op het algemeen belang zijn wij verze kerd dat gij ons deze plaatsruimte niet zult weigeren. U bij voorbaat dankzeggend. De looiersvereeniging van Einhoven. Wij danken de Eindhovensche looiers- vereeniging voor de belangstelling, waarme de zij onze artikelen heeft bejegend. Ook wij zijn er voor, dat men hoore en wederhoore. Reeds lang waren wij gewoon aan de be- wering, dat er voor de lederindustrie in ons land geen heil te vinden is dan in beschermingwij konden de gelegenheid niet laten voorbijgaan, ons door den tegen- woordigen toestand der Waalwijksche looierij en schoenmakerij aangeboden, om het on gegronde van die bewering aan te toonen en dus het tegenovergestelde te doen hooren van wat sedert jaren lang als een axioma had gegolden. Dat wij hierbij veel tegenspraak zouden ontmoeten, hadden wij wel voorzien; maar wij vreezen die in geenen deele. Om bovenstaand schrijven in zijn geheel te ontleden en te wederleggen, achten wij geheel overbodigde rapporten der Waal wijksche en Bezooische commissie's hebben ons van die taak ontheven. Wat toch blijkt daaruit a. Ten aanzien van het leder: lo. Dat het hier gefabriceerd wordend leder in 't algemeen, wat qualiteit en deug delijkheid aangaat, evengoed is als vroeger en in geen opzicht behoeft onder te doen voor de meest gerenomeerde buitenlandsche pro ducten 2o. Dat de productiekosten niet hooger zijn dan in 't buitenland, dank den vrijen invoer van ruwe huiden en vreemde looi stoffen 3o. Dat het arbeidsloon even hoog is zoo niet hooger, als vroeger, en de werkman zich met het oog op de daling van de prij zen der levensmiddelen in zekere mate van welstand mag verheugen. 4o. Dat de looiers door zich toe te leg gen op de nieuwere looiwijze, door het be dachtzaam en oordeelkundig gebruik van vreemde stoffen, er in slaagden een deug delijk stuk leder te maken in korteren tijd en aan minderen prijs dan vroeger. Op deze wijze werd het in de looierij ge stoken kapitaal veel vlugger omgezet, de productie nam aanmerkelijk toe, en, hoewel per huid veel minder wordt verdiend dan vroeger, wordt dit eenigszins vergoed door het veel grooter aantal dat verwerkt wordt. b. Ten aanzien der schoenmakerij. lo. Dat het den schoenfabrikant gelukte door het aanschaffen van nieuwe hulpmidde len zich in staat te zien gesteld der vreemde concurrentie het hoofd te bieden, zonder dat loonsvermindering noodig was 2o. dat de toestand van patroons en werk lieden hier zeer bevredigend mag genoemd worden. 3o. dat zij zich zeer benadeeld zouden gevoelen, indien van het benoodigde buiten- landsch leder en andere grondstoffen invoer rechten werden geheven, maar zij integen deel aandringen om pogingen aan te wenden om vrijen invoer te verkrijgen van eenige nog belaste artikelen. Het rapport van Bezooien zegt o. a. Betreffende de leerlooierijen en schoen makerijen dat de arbeiders in beide vak ken, bij goedkooper levenswijze, tengevolge van den vrijen invoer der levensmiddelen, zeker niet minder verdienen dan vroeger, en dat de fabrikanten, door, in plaats van (le oude sleur te volgen, zich met energie toe te leggen op het verbeteren van de wijze van voortbrengen, met succes de bui tenlandsche concurrentie kunnen bestrijden, zoodat er volgens onze bescheiden meening geen de minste reden toe bestaat, om de hooge regeering te verzoeken over te gaan tot heffing van beschermend recht. Dit is alles juist wat wij beweerden in ons artikel over den toestand der lederindustrie te Waalwijk, en bevestigt onze conclusie „Dat de buitenlandsche handelspolitiek op de Waalwijksche lederindustrie een zeer gun- stigen invloed heeft uitgeoefenddat de productie is toegenomen; dat onze industrie op de binnenlandsche markt voor hare ar tikelen de concurrentie van het buitenland zeer goed het hoofd kan bieden en ten slotte dat de arbeidsloonen in 't geheel niet ver laagd zijn, maar integendeel de toestand der werklieden, met het oog op de daling van de prijzen der levensmiddelen, eer verbeterd is dan slechter geworden." De Eindhovensche looiersvereeniging zou het discreter van ons gevonden hebben eerst de conclusie af te wachten van de heeren, die door de Waalwijksche kamer van koop handel zijn aangewezen om in deze rapport uit te brengen wij hebben gemeend dit niet te moeten doenwij oordeelen als orgaan van Waalwijk, als volkomen bekend met den toestand alhierwel degelijk het recht te hebben onze industrie te bespreken. We hebben het genoegen gehad onze zienswijze in alle opzichten te zien gedeeld door de commissie. Had de Eindhovensche looiersvereeniging de discretie of liever de voorzichtigheid ge had, te doen wat zij ons raadt, namelijk het rapport af te wachten, zij zou anders geschre ven hebben dan zij nu doet of misschien in 't geheel niet geschreven hebben, ten minste over Waalwijk. Hebben wij dus op alle punten gelijk be treffende de lederindustrie te Waalwijk (en we mogen er nu ook gerust bijvoegen Bezooien) in één punt schijnen wij ons helaas vergist te hebben, namelijk toen wij uitgingen van de veronderstelling, dat wat hier ka?i} op andere plaatsen niet onmogelijk zou zijn. 't Schijnt maar al te zeer waar dat, terwijl onze looiers en schoenmakers door eigen kracht en eigen energie hunne zaken uitbreiden en tot bloei brengen zonder eenige beschermingja zelfs verklarende daarvan niet gediend te willen zijn, andere, helaas! daartoe nog geen kans zien, maar alles in 't werk stellen om bescherming te krijgen. Getuigt dit dan niet van zwakte, en hadden wij dan zoo'n groot ongelijk met bescherming te noemen een middel voor zwakkelingen om zich nog eenigen tijd staande te houden? Nooit toch zal men iemand, die zich sterk gevoelthooren vragen om beschermd te worden. En als 't eenmaal vaststaat dat eene in dustrie kan bestaan zonder bescherming, zou den wij het eene ongezonde politiek noemen ter wille van achterblijvers invoerrechten te heften. Natuurlijk zijn er in dien strijd ten onder gegaan en zullen er nog wel meer be zwijken, maar, zooals wij reeds vroeger zeiden, juist dit zal bijdragen tot den bloei der in dustrie in 't algemeendit staat vast: dat de zwakken in den strijd om het bestaan door de sterken worden verdrongen. Dat er in Nederland nog voor 3 millioen schoenen uit het buitenland worden ingevoerd is een gevolg van de omstandigheid, dat er in ons landbij gebrek aan werkkrachten niet genoeg gefabriceerd worden. Het bui tenland vult dat te kort aannaarmate ech ter de Nederlandsche fabrikanten, evenals nu de Waalwijksche en Bezooische, hunne za ken voortdurend uitbreiden en op de hoogte van den tijd houden, naarmate zij hunne pro ductie door het aanschaffen van machinerieën en werkkrachten vermeerderen, naar die mate zal de invoer uit het buitenland verminderen en ten slotte geheel ophouden. Maar om dat te kunnen heeft de schoenmakerij noodig vrijeu en onbelemmerden invoer van de grond stoffen, die hier niet gefabriceerd worden. De looiersvereeniging, in haren ijver om heffing van invoerrechten op leder en leder waren als iets zeer gewenscht voor te stellen, zegt ook, dat bij heffing van rechten hier wel industrieelen zouden gevonden worden, be reid om fabrieken op te richten van die ledersoorten, die hier niet gefabriceerd wor den. Hun die van plan zouden zijn zulks op dit oogenblik te doen, zou zij aanraden hunne fabriek te plaatsen aan gene zijde der grenzen, waar men een groot beschermd land voor zich heeft, terwijl men ook hier even goed zaken kan doen. Maar, neem eens aan dat er invoerrechten werden geheven, wat zou men dan zien ge beuren Dan zouden de buitenlanders zeker doen, wat de Vereeniging den Nederlanders aanraadt. Wij zouden zeker aan deze zijde der grenzen fabrieken zien verrijzen, niet al leen voor leder dat hier nu niet wordt ge fabriceerd, maar ook van zooileder en schoei sel die fabrieken, eenmaal op onzen bodem opgericht, zouden een oorlog op leven en dood aangaan met de bestaande Neder landsche en zeker veel lastiger concurrenten zijn dan nu zij zich in in 't buitenland be vinden. Want, zooals het thans is, zijn zij niet te vreezen. De schoenfabrikanten kun nen concurreeren zooileder, zooals hier ge fabriceerd wordt, wordt niet noemenswaardig ingevoerd, en al het overige leder, noodig voor het tegenwoordige schoeiselmoeten wij nog van buiten krijgen. Met allen eerbied voor het gevoelen van de Eindhovensche looiersvereeniging en van allen, die niet onze zienswijze deelen, blijven wij bij de stellingen in onze beide artikelen neergelegd, en die in 't geheel niet zijn ont zenuwd. Dat allen niet met ons medegaan betreu ren wij in het belang der industrie ten zeerste. Intusschen is het voor hen, die de zaken met kracht hebben aangepakt en daarvan reeds de goede vruchten plukken, een reden te meer, om steeds moedig voort te gaan op de door hen ingeslagen baan want, zoo lang groote corporaties, zooals de Eindho vensche en Dongensche vereenigingen, nog steeds enkel heil blijven zien in bescher ming, zoolang men daar blijft meenen dat er aan de zoollederlooierij niets te verdienen is (zie rapport Dongen) zoo lang heeft men in ons land voor geen overproductie te vree zen, waarop in het Waalwijksch rapport wordt gezinspeeld. Later natuurlijk, als men het nuttelooze zal hebben ingezien van het geroep om be scherming en de resultaten door de voor uitstrevende vakgenooten voortdurend ver kregen, zullen er nog wel komen, die hun voorbeeld trachten te volgen; maar dan zal 't voor velen te laat zijn. Dezen zullen, zoo als 't spreekwoord zegt, achter 't net vis- schen, en de energieke lui, die het eerst be gonnen zijn, zullen de grootste voordeelen weg hebben en met hunne industrie op eene hoogte staan, voor de achterblijvers maar moeilijk meer te bereiken. Daarbij komt hun voorzeker de eer toe de lederindustrie zonder eenige bescherming, alleen steunende op eigen kracht, te hebben opgeheven uit den staat van verval, waarin zij door een samenloop van omstandigheden gekomen was. De Redactie. Getrokken prijzen naar de geschreven lijst. 2e klasse. Trekking van 9 Aug. No. 16424 f20000: no. 8924 f 1000no. 2368 12996 f200: no. 1891 3658 6344 1192312411 f100. Trekking 10 Aug. No. 13056 f5000: no. 327 f2000: no. 1440 17735 18205 f 1000no. 1570 16847 f200: no. 6978 13548 15311 f100. WAALWIJK, 12 Aug. Bij redelijken aanvoer was de handel ter vee markt niet vlug. Kalfkoeien f95,210. Dito vaarzen f 85,—- a 155 Jonge Biggen f 4,a 9,25. Ter botermarkt aangevoerd 601 KG.van 1.22 k 1.48 per KG. verkocht. Eieren f3,a 3.75 per 100 stuks

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1887 | | pagina 3