Nummer 44. Donderdag 31 Mei 1888. lle Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. De Oostenrijksche Duitschers, GEWAAGD SPEL, ANTOON TIELEN Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. De Echo van het Zuiden, n »i int, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00. Franco per posi door het geheele rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 1—7 regels J 0,60 daaruo en 8 cent per regeJ, groote letters naar plaatsruimte. Adverten tien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. i. Velen, die zich met politiek bezig houden, kunnen maar niet begrijpen dat Bismarck die groote annexeerder, zich niet met Rus land verstaat om Oostenrijk te verbrokke len en al de Germanen van het- rijk der Habsburgers in het Duitsche keizerrijk op te nemen. Nietszegt menis gemakkelijker dan de buitenlandsche staatkunde van prins Bismarck te begrijpen. Sedert vijf en twintig jaren werkt de kanselier er aan om Pruisen te ma ken tot het eerste land van Duitschland en Duitschland tot het eerste van Europa. Nu zijn er in Oostenrijk een tien millioen Duit schers, die voor het meerendeel, of ten minste voor een zeer groot gedeelte, misschien niets liever zouden wenschen, dan aan Duitschland gehecht te worden. Hoe is het dan mogelijk dat men te Berlijn die beweging niet aan moedigt, dat de Pruisen zelfs die Oosten rijksche Duitschers terugstooten? Telkens als de Duitsche nationalen van Oostenrijk hunne sympathie betoogen voor het Duitsche rijkmet den duidelijken wcnsch gehoor te krijgen verschenen dade lijk in de officieuse Berlijnsche bladen bijna hevige artikelenom hen te berispen en om hun aan te bevelen zich stil te houden; artikelen, die hun zelfs een schan delijk gebrek aan vaderlandsliefde verwijten. Bismarck heeft tegen hun zin Hannover Sleeswijk—HolsteinElzas-Lotharingen en andere landen geannexeerden hij weiget in het keizerrijk aanzienlijke bevolkingen op te nemen, die waarschijnlijk in 't geheel geen tegenstand zouden bieden, die zich zelfs voor een gedeelte voldaan zouden toonen. Vrij naar het Hoogduitsch van HERMINE FRANKENSTEIN, 69 door LUCIFER. Hoofdstuk XXXVIII. LILLY IN HET HOOGLAND. »Hij schreef mij dat ik niet zijne vrouw was,* zeide zij; maar, al ben ik zijne vrouw niet, nooit zal ik die eens anderen wórden. Ik hield mij in werkelijkheid voor zijne eclit- genoote, Brown, en ik beminde hem zoo innig; eene vrouw, als zij eenmaal met hare gansche ziel bemind heeftkan niet ophouden te bemin nen. Zoolang ik leef zal ik mij in mijn hartals Ralph's vrouw beschouwen. Zijne voorname jonge bruid kan hem onmogelijk zoo beminnen als ik mijn armen jongen liefheb. Tot het einde zijns levens zou hij mij trouw gebleven zijn, als zijn vader hem niet van mij had weggerukt'. Eer mrs. Brown iets antwoorden kon, werd aan dedeur geklopt, en Topper, Lilly's Londensche be diende, trad met den hoed in de hand binnen. „Het rijtuig is bij de bergheiden en staat te wachten, miss World, meldde hij eerbiedig. De paarden zijn uitgerust en opnieuw beslagen, daar wij sinds gisteren avond hier zijnen wij kun nen wegrijden als gij liet beveelt. /Wij zullen onmiddellijk verder reizen,* zeide Lilly. «Laat de bagage beneden brengen, Topper. Wij komen direct.* Zij vroeg de hotelrekening en betaalde. De bagage werd beneden gebracht; Lilly en mr. Brown trokken hare overkleederen aan en gin gen toen naar het rijtuig. Het huis op de bergheiden was oud en schil derachtig en had een hoogen toren, van waar men op de baai kon neerzien. In den zomer was het een kostelijk verblijf, daar steeds een frissche koelte van uit de zee overwoei. Nu echter, door den dichten Schotschen herfstnevel gezien, kwam het Lilly koud en onprettig voortoen zij het portier neerliet om het te beschouwen. Het huis was tamelijk groot en deftig en om- feven met een zeer schoonen, grooten, goed on- erhouden tuinover 't geheel was het een zeer aanzienlijke bezitting. Het rijtuig reed voor aan de groote hoofddeur; Wie kan die geheimzinnigheid verklaren? Hierin steekt echter niets geheimzinnigs. De Duitschers en vooral de Pruisen weten zeer goed, waarom Bismarck de millioenen OostenrijkscheGermanen niet in het keizer rijk wil. Nu voert Pruisen zonder moeilijkheid de opperheerschappij in Duitschland het neemt onbetwist den eersten rang in. Beieren Wurtemburg, Saxen Baden en de andere staten van den tweeden rang van den Duitschen bond zijn te zwak om zich te verzetten tegen hetgeen te Berlijn gedaan wordt. Als al de Duitsche staten zich ver zetten tegen Pruisen zou ditals hebbende twee derden der bevolking van het keizerrijk, sterk genoeg zijn om den toestand te be- heerschen. In het keizerrijk is geen enkel staatkundig middelpuntgeen enkele stad in staat om tegen Berlijn in het strijdperk te treden. HannoverFranckfortHamburg zouden er niet aan kunnen denken de mededingster te worden van de machtige stad, waar sedert 18 jaren het lot van Duitschland gere geld worden. Duitschland is dus geheel meester van den toestand. Zijne oppermacht wordt zelfs niet meer besproken. Zij dringt zich opmen kan gerust zeggen dat zij is aangenomen. Maar zou dit nog zoo zijn, wanneer men eens de millioenen Oostenrijksche Duitschers in den bond opnam Pruisen, dat thans twee derden der bevol king heeft, zou dan maar meer de helft hebben er zouden 30 millioen Pruisische en 30 millioen niet Pruisische Duitschers zijn. Als die laatste 30 millioen zich aaneensloten zouden zij zonder moeite een tegenwicht vormen tegen den invloed van Pruisen. Wanneer men verder Weenen in het rijk opnam zou men meteen twee hoofdsteden Topper sprong af, opende liet portier en hielp Lilly en Brown uitstijgenvervolgens opende hij de deur geheel en geleidde haar in het groote voorportaalterwijl een ander bediende het rij tuig wegvoerde. In het ruime groote voorportaal stond derent- meester met zijne vrouw te wachten om de nieuwe eigenares der bergheiden te groeten. 't Was een Schot met een eerlijk, goedmoedig gezicht, en zijne vrouw eene nog tamelijk hup- sche persoon die dadelijk een groote voorliefde voor de jonge meesteres opvatte. //Miss World,* zeide Brown, ,/dat zijn mr. en mrs. Land, de rentmeester en zijne vrouw. Lilly voegde beiden eenige lieve woorden toe, waardoor zij onmiddellijk beider hart won. //Het huis is volkomen in orde miss," zeide de rentmeester eerbiedig. „Ik heb uit Invernes eenige dienstboden laten komen, en op bevel van mrs. Brown zijn uwe kamers op nieuw gemeu beld. Als iets in huis niet goed naar uw zin is, kan het dadelijk veranderd worden zooals gij het verlangt." „Mag ik u naar uwe vertrekken geleiden, miss,* zeide mrs. Lard, Lilly's bleekheid en zichtbare vermoeidheid bemerkend. Het diner zal binnen een uur gereed zijn.* Lilly en Brown volgden de rentmeesters- vrouw naar de eerste verdieping, in eenesehoone met roode zijde nieuw behangen en gemeubelde kamerwaarin een mooie piano stond. In den haard brandde een helder vuur, waarvoor een gemakkelijke fauteuil geplaatst was. „O, hoe prettig en aangenaam!" riep Lilly uit. „Alles is hier warm en opgeruimd en van uit mijn venster kan ik de uitgestrekte, stormachtige zee zienIk zal deze bekoorlijke kamer met dat schoone uitzicht nooit moede worden." //Uwe slaapkamer is hierneven," zeide de rent meestersvrouw, ten hoogste verheugd over Lilly's lof; „de kamer van mrs. Brown is daarnaast." /Woont gij ook hier in huis, mrs. Land', vroeg Lilly. „Neen miss, wij wonen hierachter in het huis je bij het bosch, waar langs gij gereden zijt. Wij wonen daar reeds twintig jaren. Geen ander punt der gansche wereld zou dit ons te huis kunnen vervangen. Als wij het nu verlaten moesten," en mrs Land's stem beefde, //geloof ik dat het mijnen man het leven zou kosten.* „Gij zult het in 'tgeheel niet behoeven te ver laten" zeide Lilly vriendelijk. „Niemand, die mij ner tante was toegedaanzal door mij lijden. „Ik verlang dat mr. Land rentmeester blijft zoo lang hij leeft." scheppen. Zonder al te veel inbeelding zou Weenen zich op een lijn kunnen stellen met Berlijn. Met zou zich precedenten zien stellen, die in zekeren zin den oorlog van 1866 veroor zaakt hebben. Er zou -zeker niet veel tijd noodig zijn om Berlijn en Weenen openlijk als mededingers te zien optreden. Twee stroomingen zouden zich in het keizerrijk doen gevoelende eene in het zuiden de andere in het Noordenen daar millioe nen Noord-Duitschers zich klaarblijkelijk meer aangetrokken zouden gevoelen naar Weenen dan naar Berlijn, zou daaruit voor Pruisen een aanzienlijke verzwakking gelegen zijn. De geschiedenis is daar om te dezen op zichte tot een leerzame les te strekken. (Slot volgt.) ^b-s Dat er verschillende verschijnselen zijn, die wijzen op een verduistering aan den po- litieken horizon, valt niet tc loochenen, al deelen wij ook niet het pessimisme van en kele Duitsche, Hongaarsche en Engelsche bladen, die er om wedijveren den toestand zoo ongunstig mogelijk af te schilderen. Sommige Duitsche bladen leveren beschou wingen over de maatregelen van de autori teiten van Elzas-Lotharingen aangaande de passen en over de financieele maatregelen, waarvan sprake is niet alleen in Duitschland, maar ook in Oostenrijk tegen Rusland. Met terzijdestelling van de vraag of waarlijk plan nen bestaan tot een dergelijk optreden tegen over Rusland, zijn deze beschouwingen op zichzelf reeds voldoende om het politiek be lang van deze dubbele campagne ten duide lijkste te doen uitkomen. Algemeen is opgemerkt dat de officieuse „Norddeutsche" een artikel heeft overgeno- Ik weet nog in 't geheel niets van de opbrengst van het goed, daar mr. Burgesz daarover met mij nog niet gesproken heeft, maar ik ben over tuigd dat het bestuur aan eeene betere handen kan worden toevertrouwd aan aan die, in welke mijne tante het stelde. Mrs. Land keek haar dankbaar met opgehelderd gelaat aan. „De bezitting werpt een zuivere jaarlijksche inkomst af van 300 pond verklaarde zij'. „Ze is meer een schoon en deftig dan een winstge vend landgoed Het huis en de bijgebouwen zijn in heel goe den toestand; er zijn werkpaarden, fok- en melk koeien, schaaps- en varkenskudden enz., waaruit groot voordeel zou kunnen getrokken worden als daarvoor de noodige maatregelen werden ge nomen." „Wij zullen dit alles meer afdoende bespreken" zeide Lilly, die begon belang te stellen in hare nieuwe bezitting. „Ik zal daarover gaarne eens met mr. Land sprekenals hij tijd daarvoor tijd heeft; ik ver lang dat gij en mr. Land hier met ons blijft eten." De rentmeestersvrouw nam de uitnoodiging met groote blijdschap aan en spoedde zich naar beneden om hem met zijne vooruitzichten bekend te maken. Toen de jonge meesteres der bergheiden haar reisgewaad tegen een ander verwisseld had, was zij gereed om naar beneden te gaan. /Wij zullen nu naar onze gasten gaan, Brown," zeide zij. „Zult gij spoedig gereed zijn Mrs. Brown kleurde. „Miss Lilly, zeide zij aarzelend, ,,'tpast niet dat ik met u ete." Gij weet wel dat ik slechts uwe bediende ben. Wel heb ik altijd metmrs. World aangezeten - maar dat geschiedde slechts omdat zij anders alleen had moeten eten wat zij on- genaara vond. Mr. Land is de zoon van een Schotsch edelmaner. 't zou hem misschien niet bevallen met mij te moeten eten.» „Maar ik sta er op," zeide Lilly. „Neen neen miss Lilly als gij alleen zijt zal ik heel gaarne met u etenantwoordde mrs. Brown beslist; .maar ik verzeker u, als gij gezel schap hebt, blijf ik veel liever achterwege. Ik wil niet dat iemand zou kunnen zeggen dat mijne jonge meesteres niet weet/wat passend is. ^Als ik konde zoude ik u gaarne boven alle andere menschen verheffen miss Lilly ja dat zou ik. Maar met u eten, als gij volk hebt, niet." dat kan ik „Gij kunt doen wat ge wilt, Brown," zeide men van de „Boerser Courier," zeggende dat de door de Duitsche regeering genomen maatregelen op de grens van Elzas-Lotha ringen moesten beschouwd worden als een laatste waarschuwing aan Frankrijk, om zijne houding te wijzigen en niet langer met vuur te spelen. Of al deze geruchten, deels gegrond, deels gefingeerd nog niet genoeg waren, komt de Hongaarsche minister-president het vuurtje wat opstoken, met een Zaterdag door hem in de kamer uitgesproken redevoering, het cachet dragend van anlipathie tegen Frank rijk. Bij eene interpellatie van den heer Helfy betreffende de Parijsche tentoonstelling in 1889, verklaarde de premier dat de toestand in Europa te onzeker is om den Hongaar- schen industrieelen te kunnen aanraden aan de tentoonstelling van 1889 deel te nemen. Behalve dat Hongarije geen bijzonder belang heeft bij die tentoonstelling, zou het, tenge volge van zekere ophitsingen kipinen gebeu ren, dat de exposanten benadeeld werden in hun eigendom, en dat zelfs de Hongaar sche vlag beleedigd werd. „Zeker" zeide de heer Tisza, „is het niet onze bedoeling Frank rijk, waarmede wij gaarne in vrede willen leven, te beleedigen, maar waar is 't dat een regeering, hoe sterk zij ook isniet al tijd bij machte is op zich zelf staande inci denten te beletten." In de couloirs heeft Tisza zich nader ver» klaard en gezegd, dat, ingeval van conflict met Rusland, Frankrijk zich zeker bij die mogendheid zou aansluiten en dan het ver blijf te Parijs gevaarlijk zou worden voor de Hongaarsche exposanten Te Weenen en Pesth is de openbare mee ning over de uitlokkings-politiek van den minister-president alles behalve gunstig en te Parijs is groote sensatie veroorzaakt. Zon dag bevatten de Parijsche bladen de aan- Lilly. „Gij zijt veel meer mijne vriendin dan mijn bediende, Brown; ja ge zijt mijne eenige vriendin. Als ge niet met mij wilt eten, als ik gezelschap heb, eet dan op uwe kamer." Lilly ging naar beneden; Brown keek haar na en mompelde„Zij is de zachtste, beste jonge dame die ooit geleefd lieeft. Als dat jongraensch hier zou komen om haar te spreken zal ik hem toonen dat hij ze nu niet meer zal bedriegen." Lilly ging naar hare gasten en praatte met hen totdat de etensklok geluid werddan bood mr. Land haar en zijne vrouw ieder, eenen arm en alle drie gingen zij aan tafel. De eetzaal was een groot, lang vertrek, welks boogvensters op de zee uitzagen. De tafel schit terde van zilver, porcelein en kristal, en een rijke maaltijd, dien mr. Land had laten gereed maken, werd opgedragen. Na den maaltijd had Lilly een lang onderhoud over zaken met mr. Land en herhaalde de reeds aan zijne vrouw gedane belofte; zij bepaalde te gen den volgenden dag eene verdere bespreking met den rentmeester en tegen den avond namen de gasten afscheid. Lilly bracht den ganschen avond aan de piano door, en terwijl zij speelde en zong, verplaatste zij zich in vroegere tijden. Den volgenden voormiddag begaf zij zich naar het huis des rentmeesters en bracht hem een kort bezoek. 't Was somber en duister weer, maar 't re gende niet. 's Namiddags kwam de rentmeester bij Lilly en bleef verscheidene uren bij haar ter bespreking van de aangelegenheden des land- goeds. Om vijf uur zette Lilly zich met Brown aan tafel in de groote helder verlichte eetzaal. „Gij ziet er van daag veel beter uit, miss Lil ly," zeide hare trouwe bediende. „Gij zult u hier spoedig tehuis gevoelen en gij zult er belang in stellen u met de zaken uwer bezitting te bemoeien." Lilly lachte treurig maar antwoordde niet. Na afloop van den maaltijd was zij nog steeds in de eetzaalLilly stond voor een der hooge boogvensters en keek naar de bruischende en schuimende golven, toen Brown, plotseling een rijtuig voor ae poort hoorde ophouden. De goede vrouw werd zoo bleek als een lijk. Zij keek hare jonge meesteres aan, maar Lilly had slechts oor en oog voor wind en golven, die daarbuiten met elkander kampten. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1888 | | pagina 1