Nummer 45.
Zondag 3 Juni 1888.
lle Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Ooslenrijksche Duitschers,
GEWAAGD SPEL.
ANTOON TIELEN,
Staatkundig overzicht.
BUITENLAND.
Frankrijk.
UITGEVER:
Waalwijk.
De Echo van het Zuiden,
K Til, ff Mill, tain
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per posi door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels f 0,60 daaroo en 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentieu 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
(Slot.)
't Is waar dat Berlijn sedert twintig jaren
veel meer is vooruitgegaan dan Weenen, dat
Pruisen zelf machtig is aangegroeid; maar op
't oogenblik, waarin wij leven, hebben Berlijn
en Pruisen nog niet genoeg vorderingen ge
maakt om Bismarck te veroorloven het oor
te leenen aan de smeekingen der „Duitschers"
van de Oostenrijksche groothertogdommen,
evenmin als aan die der kerkelijkgezinden in
Duitschland.
Want de kerkelijkgezinde staatslieden, die
zitting hebben in het Berlijnsche parlement,
zijn ook voorstanders der „algemeene" unie
der Duitsche bevolkingen, dat wil zeggen van
de toetreding der Oostenrijksche Duitschers
tot het keizerrijk. Ziehier waarom
Daar Pruisen naar de bevolking gerekend
t wee derden van Duitschland bezit, vormen
de protestanten onder hetzelfde opzicht ins
gelijks de twee derden. De tien millioen
Oostenrijksche Duitschers zijn bijna allen
katholiek. Neemt men deze op in het kei
zerrijk, dan zal het aantal protestanten niet
groot er meer zijn dan dat der katholieken.
Dan zouden de kerkelijkgezinden met meer
succes dan thans kunnen arbeiden aan de
verwezenlijking van hun ideaal. Zeker zouden
zij niet dralen de 30 millioen katholieken
tegen de 30 millioen protestanten op te zet
ten. Men behoeft dus geen arend te zijn op
staatkundig gebied om de machtige reden
te gissen, waarom Windlorst, Schorlemer en
andere katholieke parlementsleden geen ge
legenheid laten voorbijgaan, om de vereeni-
ging van alle Duitschers van het Noorden en
van het Zuiden aan te prijzen. De helft der
afgevaardigden van den rijksdag zou dan
misschien tot de kerkelijkgezinde partij be-
hooren.
Daarbij komt nog het Boheemsche vraag
stuk. Annexeert men de Oostenrijksche
Duitschers, dan zou men insgelijks de Czechen
van Bohemen moeten nemen, die in vroegere
eeuwen zich te midden van het Germaansche
ras zijn komen nestelen.
De Czechen zijn ook katholiek, zoodat door
hunne opneming in het Duitsche rijk de ver-
Vrij naar het Hoogduitsch van II ER MI NE
FRANKENSTEIN,
70 door LUCIFER.
Hoofdstuk XXXVIII.
LILLY IN HET HOOGLAND.
„'t Ia een woeste avond," zeide het jonge meisje.
»Ik zie geen zeil in de baai. De booten zullen
alle de haven ingevaren zijn.* Op dat oogenblik
hoorde mrs. Brown, dat beneden aan ae deur
geklopt werd en eene bediende ging openen.
Maar Lilly's gelaat was tegen de ruiten gedrukt
en zij had niets van het kloppen gehoord.
„De wind wordt steeds heviger," zeide Lilly
huiverend. Ik zie een stoomboot binnen komen.
Zij zal nog juist op tijd de haven bereiken. Ik
zou van avond niet gaarne op zee zijn.
Mrs. Brown hoorde de voordeur open gaan.
Met een vreesachtigen blik op hare jonge meeste
res sloop zij naar het portaal.
De voordeur was open en de wind stroomde
binnen; op den drempel stond een jongmensch
in een lange overjas en mee een breeden kunste
naars hoed op, met het dienstmeisje te spreken.
Mrs. Brown herkende den onwelkomen gast
als Ralph Borne.
„Ik wensch mrs Brown te spreken," zeide hij
op ernstigen toon tot miss World's dienstbode.
„Ik ben uitsluitend van Londen herwaarts ge
komen, om haar te zien. Ik kan Inverness niet
verlaten zonder een onderhoud met haar te heb
ben gehad. Zij is mijne echtgenoote".
„Onmogelijk, mijnheer 1 zeide de dienstbode
verschrokken, welke den vreemde voor gek hield.
De lezer, die den oorsprong kent van Ralphs
dwaling, zal zich hierover niet verwonderen.
houding der protestanten nog zou afnemen
terwijl de tegenstanders tegen de Pruisische
opperheerschappij zouden toenemen.
Prins Bismarck, die Pruis is en protestant,
weet dus zeer goed waarom hij de Oosten
rijksche Duitschers van zich afstoot, waarom
hij hen tot geenen prijs wil.
Heeft hij, twintig jaren geleden, geen groo-
ten oorlog gevoerd, om de Oostenrijkers bui
ten Duitschland te zetten En nu zou hij
hun de poort weder openstellen
't Is niet gezegd dat Pruisen nooit de Duit
sche Oostenrijkers in het rijk zou opnemen
maar voor dien tijd moet alles in den grond
veranderd zijn Pruisen moet dan nog veel
sterker zijn dan thans, en de godsdienstige
denkbeelden moeten eerst geheel en al op
gehouden hebben eene rol te spelen in de
staatkunde.
Misschien zal Pruisen andere landen annex-
eeren Luxemburg, kleine Duitsche vorsten
dommen zelfs Saksen wellicht, enz. Maar
om over te gaan tot of zelfs te denken aan
aanhechting der Duitsche Oostenrijkers dat
nooitDat is voor tijden geheel verschil
lende van de onze. En in afwachting van
die tijden zal men te Berlijn levendig blijven
protesteeren tegen alle pogingen, welke de
Duitschers in Oostenrijk zouden in 't werk
stellen ter verwezenlijking hunner denkbeel
den.
De redevoering van Tisza blijft de hoofd
schotel uitmaken van de staatkundige artike
len in de verschillende dagbladen.
Intusschen gaf de Oostenrijksche minister
van buitenlandsche zaken den Franschen ge
zant een zuiver categorisch antwoord, inhou
dende verklaring dat de uitingen van Tisza
niet officieel gedaan waren, daar het gouver
nement zich verheugde in de goede ver
standhouding met de Fransche republiek.
Hij was overtuigd dat ook Tisza de bedoe
ning niet gehad heeftFrankrijk te belee-
digen.
In de Fransche kamer heeft Racheaan Goblet
inlichting gevraagd omtrent den stand der be
trekkingen met Oostenrijk. Goblet heeft
daaop geantwoord dat er aan het voorval-
„Ik moet haar zien," hield Ralph vol met be
vende stem.
„Zeg aan mrs Brown, dat een heer haar wenscht
te spreken."
Op dat oogenblik kwam mrs. Brownwelke
hare jonge meesteres tegen de vervolgingen eens
onwaardigen wilde beschermen, met een somber,
streng gelaat te voorschijnkruiste de armen
over de borst en zeide, eene besliste, strijdvaardige
houding aannemend:
„Nu, mijnheer, wat wenscht gij van mij Ik
ben mrs. Brown."
Hoofdstuk XXXIX.
VERTWIJFELING VAN RALPH EN LILLY.
Bij deze op zoo trotschen en strijdlustigen toon
afgelegde verklaring nopens hareidentiteit, schrikte
Ralph onwillekeurig en met een uitdrukking van
grenzelooze verbazing op het gelaat terug. Hij
had bepaald deze magere, grimmig uitziende per
soon voor miss World gehouden, en meende dat
zijne verlatene jonge echtgenoote bij haar in
dienst was. Bleek en sprakeloos stond hij daar,
verbaasd en teleurgesteld.
„Gij kunt gaan, Mary," zeide mrs Brown tot
het dienstmeisje. Gij hebt gehoord dat die mijn
heer gekomen is om mij te spreken."
De dienstbode, die een geweldigen eerbied voor
mrs. Brown had, verwijderde zich haastig.
„En nu, mijnheer,// zeide mrs. Brown op onge
meen tartenden toon, „wat wilt gij van mij?'
Te vergeefs deed Ralph moeite om zijn zelf-
beheersching terug te krijgen.
„Hier bestaat eene vergissing," kermde hij. Ik
herinner mij uwer. Ik zag u onlangs in Regent-
street in een platenwinkel met eene jonge dame.
Ik geloof dat zij mrs. Brown heette. Om deze
te zien ben ik gekomen."
„Kom binnen,' zeide mrs Brown, die innerlijk
sidderde van angst, dat Lilly komen zou, en een
samentreffen van het jonge paar wilde zij tot
eiken prijs beletten.
,Kom binnen, mijnheer, opdat ik vernemewat
Tisza geen gewicht moet worden gehecht.
Het land kan gerust zijn. Oostenrijk's han
delwijze heeft ons verwonderdmaar des
niettemin blijven de betrekkingen voortreffelijk.
Wij moeten de woorden van Tisza betreu
ren maar hij heeft niet de bedoeling gehad
Frankrijk te beleedigen. De buitenlandsche
politiek van Frankrijk is vredelievendzij
zoekt geen avonturen.
Frankrijk bepaalt er zich toe, den loop der
gebeurtenissen opmerkzaam te volgen. Het
bereidt zich voor om zich te verdedigen, zoo
het bedreigd mocht worden. Onze tentoon
stelling zal door onze eigen schuld geen
stoornis ondervinden. De Hongaren zeiven
hebben kunnen ondervinden dat het niet
Frankrijk is, waar hunne vlag bedreigd wordt.
De minister verklaarde verder, onder toejui
ching, dat er in Frankrijk's binnenland kalmte
heerscht. Daaraan voegde hij toe Duitsch
land neemt uiterste maatregelen tegen Frank
rijk maar wij zullen zeiven op het door ons
gewilde oogenblik de vereischte maatregelen
nemen.
Het voorstel Tisza is dus als van de baan
geschoven te beschouwen. De korte mede-
deelingen van Goblet hebben bij de linker
zijde eenen goeden indruk gemaakt. De
rechterzijde heeft zich van manifestatien ont
houden.
De Engelsche pers laakt de houding van
den Hongaarschen minister, wat van groote
beteekenis isals men weet dat de houding
der pers tegenover Frankrijk anders alles be
halve gunstig is.
De Times zegt in een hoofdartikeldat
het spook des oorlogs opgeroepen wordt
omdat er geld noodig is en de wapening van
Frankrijk de beste is. Het is toch al zeer
onwaarschijnlijk dat Duitschland en Oosten
rijk een oorlog ondernemen willen.
In de Italiaansche kamer is een motie in
gekomen tot het indienen van een voorstel
vanwege de regeering, betreffende de noo-
dige maatregelen tot versterking der voor
naamste zeehavens als: Napels, Palermo, Mes
sina, Livorno, Genua en Venetie en dat wel
niet later dan in November a. s., na de
vacantie.
Op voorstel van den minister van oorlog
zal deze motie worden behandeld vóór de
discussie over de begrooting.
gij te zeggen hebt.
Zij bracht hem door het portaal naar de biblio
theek, die tegenover de ontvangkamer gelegen
was. Aan het plafond hing een groote kroon,
waarop twaalf brandende waskaarsen een helder
licht verspreidden.
Een groot boogvenster besloeg bijna eerie ge
heele zijde van het vertrek. Aan den tegenover
liggenden wand bevond zich de haard, waarin
natuurlijk een groot vuur brandde.
L)e twee overige wanden waren bedekt met
boekenkasten, welke eene uitgelezen bibliotheek
bevatten.
Aan het andere einde der kamer was eene gla
zen deur, toegang gevende tot een terras.
Deze kamer zag er wel naar uit, om Lilly's
lievelingsverblijf te worden. Zij had last gege
ven, het tegelijk met het salon te doen verlich
ten en verwarmen en 't was waarschijnlijk dat
zij plan had er een gedeelte van den avond door
te brengen. Brown sloot daarom de deur af,
terwijl zij Ralph een teeken gaf plaats te nemen.
Hij bedankte echter en gaf er de voorkeur aan
met den hoed in de hand te blijven staan.
„Ik herinner mij uwer thans zeer goed," zeide
Brown alsof zij ergens aandacht, „nu gij spreekt
van dien platenwinkel. Gij zijt dat jong mensch
dat de jonge dame, die ik bij mij had, wilde
achtervolgen. Ja, ja, thans herinner ik het mij.
Wat wilt gij hier? Waarom zijt gij ons naar
Schotland gevolgd? Waarom zijt gij naar de
bergheiden gekomen
„Ik ben gekomen, mevrouw," riep Ralph bleek
en ten hoogste ontroerd, „om de jonge dame te
spreken, die toen bij u was. '"t Is dringend noo
dig dat ik ze zie."
„Dat geloof ik niet," antwoordde Brown ern
stig. „Vooreerst zou ik gaarne weten hoe gij er
zeker van kunt zijn dat zij hier is."
„Ik heb u op uwe gansche reis van Londen
naar hier gevolgd," schreeuwde Ralph. „Ik zag
het kaartje door haar aan den platen handelaar
gegeven met uwen naam er op. Tweemaal ging
In Turkije begint men den toestand in
Belgarije minder slecht te beschouwen dan
vroegerwant overal heerscht rust en de be-
bevoiking toont gehecht te zijn aan prins
Ferdinand.
De czaar gaf den minister van oorlog be
vel dat de aangevangen versterkingswerken
met nog grooter spoed voltooid moeten wor
den. Men schrijft dezen maatregel toe
aan de redevoering van Tisza die men als
door Von Bismarck geïnspireerd beschouwt.
De min. van openb. werken schreef de di
rectie der oosterlijnen aan, onverwijld voor
stellen in te dienen om den internationalen
dienst zoodanig te verleggen, dat den reizigers
de moeite bespaard wordt het paspoort te ne
men, wat den weg over den Elzas bemoeilijkt.
De directie der spoorwegmaatschappij ad
verteert thans dat alle direct doorloopende
coupés naar Zwitserland, Oostenrijk en Italië
andere routes zullen volgen ter vermijding
der Elzas.
Het galadiner, Woensdagavond door
den Russischen gezant' baron Mohrenheim ten
eere van den president Carnot gegeven, was
buitengewoon schitterend. De bijzondere
onderscheiding door den gezant den hoog
waardigheidsbekleders der republiek betoond,
wordt hier beschouwd als eene poging om
een tegenhanger te geven, tegenover de ver
koelde houding jegens Oostenrijk, wegens de
rede van graaf Tisza. Generaal Boulanger
was uitgenoodigd, doch is niet verschenen.
Tot heden betaalde de bank 55 millioen
terug op biljetten van 500 francs. Zeventig
stuks werden als valsch geweigerd. De anar
chist Lucas werd Woensdagavond ten huize
van een vriend gearresteerd. Hij was zoo
danig aan de knie, pols en tong gewond, dat
zijne opneming in de infirmerie noodzakelijk
was. De politie vond onderscheidene com-
promitteerende brieven bij hem, de meeste
in de Duitsche taal.
Boulanger heeft een brief met betuigin
gen van deelneming gericht tot den burge
meester van Duinkerken, inzake de vreeselijke
ik naar uwe woning, en den tweeden keer ver
nam ik dat gij afgereisd waart. Ik spoedde mij
naar het Noorder station en toen ik aaar kwam
was de avondsneltrein weg. Toen ging ik naar
mijn hotel. Ik had geen geld genoeg meer voor
eene zoo verre reis, en konde daarom niet met
den ochtendtrein vertrekken. Ik moest een sie
raad verkoopen, dat ik kort geleden van mijn
vader gekregen had, en daar ik den ganschen
dag nog voor mij had, voor ik kon vertrekken,
begaf ik mij weder in de nabijheid uwer woning.
In een winkel, niet ver van daar, won ik inlich
tingen in omtrent mrs. World, die mij werd af
geschilderd als eene eenigszins overspannene oude
uame excuseer mij, mejuffrouw, maar men gaf
mij eene zeer nauwkeurige beschrijving van u.
En zoo kwam ik te weten dat gij miss World
zijt. en dat Lilly hier den naam draagt van mrs.
Brown. Vierentwintig uren na u reisde ik naaj
Edimburg. Heden namiddag kwam ik te In-
verness en in het vreemderegister van het hotf>l,
waar ik mijn intrek nam, vond ik de namen
van miss World en mrs. Brown. Een bediende
zeide mij dat gij hier woont en een rijtuig bracht
mij herwaarts. Ik weet dat Lilly hier in huis
is, mevrouw, en ik moet ze spreken."
Mrs. Brown lachte somber, toen haar de heele
vergissing van Ralph duidelijk werd.
Zij begreep gemakkelijk dat de winkelier, bij
wien Ralph narichten had ingewonnen, de na
men van mrs Brown en miss World verwisseld
had en dat Ralph haar heel natuurlijk voor de
eenigszins overspannene oude dame hield, die
hem was afgeschilderd.
„Gij gelooft dus niet, dat ik mrs. Brown ben/
zeide zij.
„Neen, mevrouw, zeide Ralph kort. Ik heb
eene eenigszins oude dame, u zelve, en eene
jonge: Lilly, den ganschen weg van Londen af tot
hier onder de namen van miss World en mrs.
Brown achtervolgd. Gij zijt niet mrs. Brown,
en deze verlang ik te spreken."
(Wordt vervolgd.)