BUITENLAND.
Frankrijk.
Spanje.
Engeland.
Duitschland.
Oostenrijk.
Italië.
Rumenie.
Bulgarije.
heid, de heer Vielte openlijk, dat men ons
daarmede maar wat aan den praat zoekt te
houden. De Italianenjacht wordt in Frankrijk
met nieuwen lust hervatde Fransche pers
overlaadt onzen eersten minister met alle
mogelijke beleedigingen, en allerlei boosaar
dige leugens doen er in de Parijsche pers
ten onzen nadeele de ronde.
De werkstakingen beheerschen in Frankrijk
op 't oogenblik alles. Gelukkig kan het einde
der grève van de aardwerkers tegemoet ge
zien wordendaar zij zich hebben bereid
verklaard, met de uitspraak van een scheids
gerecht uit leden van den gemeenteraad
genoegen te nemen. Er bestaat dus kans,
dat die quaestie spoedig opgelost zal zijn.
De arbeidsbeurs te Parijs is weder open
gesteld alleen de vergaderzaal blijft nog
gesloten. De National deelt mede, dat in
dit lokaal meer dan 2000 revolvers zijn ge
vonden en dat de leiders der werkstakingen
die in den morgen van de begrafenis van
generaal Eudes wilden halentoen zij de
deuren gesloten en de lokalen door soldaten
bezet vonden.
Een bijna voltooid huis is Woensdag
avond te Havre ingestort. Vijftien metselaars
en timmerlieden werden onder het puin be
dolven.
Verscheidene menschen waaronder ook
een paar politie-agenten, snelden onmiddel
lijk ter hulpmaar juist toen zij een der
slachtoffers uit het puin hadden gehaald
stortte het nog staande gedeelte van het
huis in, waardoor zij op hun beurt bedolven
werden.
Met behulp van de brandweer en een
compagnie soldatendie verscheidene uren
met grooten ijver werkten, werden de onge-
lukkigen weder te voorschijn gebracht. Een
hunner, een winkelier die het eerst ter hulp
snelde, was dood en verscheidene anderen
zijn ernstig gewond.
Men wijt het ongeluk aan de slechte bouw
materialen welke voor het huis werden
gebruikt.
Het bureau van den Parijschen gemeente
raad heeftnaar aanleiding van de gebeur
tenissen bij de begrafenis van Eudes, een
communiqué aan de bladen gezonden van
den volgenden inhoud
„Het bureau van den gemeenteraad is ge
troffen geworden door de houding der poli
tie op den dag van 8 Augustus en door
de zeer ernstige feitendoor de dagbladen
medegedeeld.
„Terwijl verscheidene leden van hun voor
nemen hebben doen blijken om, bij de her
vatting der zittingen, den prefect van politie
te interpelleeren heeft het bureau gemeend,
dat de quaestie in haar geheel behoort te
blijven tot het oogenblik, waarop het con
tradictoir debat kan plaats hebben.
„Het is niettemin zijn plicht om, in af
wachting dat de verantwoordelijkheid daar
voor wordt vastgesteldde daden van ge
weldenarij ten krachtigste af te keuren, welke
zoo terecht de bevolking van Parijs zoo pijn
lijk hebben aangedaan."
Ook van het standpunt van het gemeen
tebestuur zelf schijnt deze blaam wel wat
voorbarig.
ST. JEAN D'ANGÉLY, 18 Aug. Boulan-
ger is hier gearriveerd en door een groote
volksmenigte deels uitgejouwd, deels toege
juicht; toen hij op het Kerkplein aankwam
werden plotseling vijf revolverschoten op
hem gelost zonder hem te treffen. Een boer
werd in den hals gewond en ook een der
paarden, welke voor het rijtuig van Boulanger
gespannen warenontving een der kogels.
De moordenaar werd gearresteerd en met
moeite verhinderde de politie, dat het ver
plan gehad hem tegemoet te gaan, maar ook zij
hield haar schreden in. 't Wa9 alsof zich reeds
in dit eerste oogenblik een onafzienbare kloof
tnsschen beiden opende, alsof alles, wat er ooit
vijandigs en vreemds tusschen hen had gelegen
weer uit het verleden opdoemde; dat zwijgen,
dat terugtrekken, duurde 't slechts eene seconde,
sprak duidelijker dan woorden; het getuigde dat
zich noch in het hart van de moeder, noch in dat
van den zoon een enkele stem verhief. De vorstin
kwam het eerst haar onwillekeurigen tegenzin
te boven, en //Ik dank u, mijn zoon, dat ge hier
zijt gekomen," klonk van hare lippen, terwijl ze
hem de hand toestak.
Waldemar kwam langzaam naderbijslechts
een oogenblik nam hij de hem aangeboden hand
in de zijne en liet haar daarop weer los. Van
een omhelzing was bij geen van beiden sprake.
Het voorkomen der vorstin was ondanks het
diepe rouwgewaad indrukwekkend schoon, zooals
zij daar in den helderen zonneschijn stond, maar
dit scheen niet den minsten indruk op den jongen
man te maken, hoewel hij den blik onafgewend
op haar gevestigd hield. Zijne moeder zag ook
hem vast in het gelaat, maar zij zocht hier te
vergeefs naar een enkelen trekdie van haar
afkomstig was of ten minste aan haar herinnerde.
Niets straalde haar hieruit tegemoet dan de
sprekende gelijkenis met den mandien ze tot
in het graf haatte trek voor trek was haar
zoon het evenbeeld zijns vaders.
„Ik verlangde reeds naar uw komst," ging de
vorstin voort, terwijl zij zich op de sofa neder
zette en hem met een beweging van de hand
de plaats aan hare zijde aanwees. Niettemin
bleef Waldemar staan.
„Wilt ge niet gaan zitten?" De vraag klonk
kalm, maar liet geen weigering toe en herinnerde
den jongen Nordeck, dat hij toch niet kon blijven
staan, zoolang zijn bezoek auurde. Hij rukte een
woede volk zelf recht verschafte. De paar
den werden daarna ontspannen en Boulanger
in triomf naar zijn bureau gedragen.
De merinosfabrieken der firma's Sancho
en Bresca en Villanova en Julpru staan stil
doordien de arbeiders het werk gestaakt
hebben. Er zijn ongeveer 1000 huishoudens
zonder verdiensten.
Naar de Times uit Durban verneemt
schijnt het einde der onlusten in Zoeloe-land
ophanden. De opstandelingen zijn ontmoe
digd. De Transvaalsche regeering werkt
krachtig mede met de Britsche overheid om
de rust te herstellen.
Te Kaapstad dreigde eene ministerieele
crisis uit te barstennaar aanleiding der
quaestie van het tolverbond, hetwelk heet
mislukt te zijn.
O'Rellyafgevaardigde van Roscommon,
is door de rechtbank van Boyte tot vier
maanden gevangenisstraf veroordeeld, wegens
het houden van een opruiende redevoering.
Bij de oefeningen der Engelsche vloot
blijkt meer en meer dat niet alleen de schepen
maar ook de forten in ellendigen staat ver-
keeren en het is zeker onder dien indruk
dat het lagerhuis bij tweede lezing de wet
tot versterking der verdedigingsmiddelen heeft
aangenomen.
In het lagerhuis werd door W. Isaacson
medegedeeld dat hij in de najaarszitting de
aandacht, vestigen zal op den verplichten
gewapenden dienst van Britsche onderdanen
in Nederlandsch-Indie.
De schadedoor de overstroomingen in
Pruisisch Silezie aangerichtis aanzienlijk
en het verlies van menschenlevens moet
grooter zijn dan eerst bericht werd; maar
hoe groot het isweet men nog niet zeker.
In den omtrek van Lauban worden nog 19
personen vermist. Het water is hooger dan
het nog in deze eeuw geweest isen de
schade is erger dan die der groote overstroo
ming van 1804.
Vooral in den omtrek van Greiffenberg is
groote verwoesting aangericht. Velen hebben
daar elk jaar een deel van hun oogst verloren
en elk jaar honderden marken waterkeeringen
moeten betalen. Nooit heeft men dien lieden
iets gegeven, omdat zij te bescheiden waren
om veel beweging van hun ongeluk te maken.
Maar thans nu de geheele oogstrogge, tarwe,
haver, gerstaardappelen, rapen, kool, hooi
alles verloren iszijn zij tot wanhoop
gebracht, en lijden groot gebrek. Zij hebben
niets te eten dan onrijpe aardappelen, die
door het water worden aangespoeld.
De minister Herrfurth reist het tooneel der
overstrooming rond, om keizer Wilhelm nauw
keurig bericht te geven van den toestand
aldaar.
Een leidekker te Berlijn was onlangs
bezig op het dak van een nieuw huis, toen
zijn elf-jarig zoontje hem koffie en brood
kwam brengen. Hij was nog niet gereed en
liet den knaap bij zich op het dak komen
terwijl hij, aan den rand, bij de goot, voort-
werkte met een touw dat aan een schoor
steen was vastgebonden om het lijf. Daar
zag de knaap op eens dat de knoop van het
touw om den schoorsteen losliet.*Hij sprong
op, en kon het nog juist tijdig genoeg grijpen,
om te verhinderen dat zijn vader naar be
neden viel.
Terwijl nu de leidekker met één hand aan
den rand van de goot vastgeklemd hing, riep
de knaap uit alle macht om hulp. Een met
selaar kwam toesnellen en hielp den leidek
ker weer op het dak trekken.
Het was treffend, de dankbaarheid van den
stoel naderbij en zette zich tegenover zijne moeder.
De plaats naast haar bleef ledig.
De demonstratie was duidelijk genoeg een
oogenblik perste de vorstin de lippen opeen,
maar overigens bleef haar gelaat onveranderd.
Waldemar werd nu evenzeer door het volle dag
licht beschenen. Hij droeg ook thans een soort
van jachtkostuum, dat ditmaal wel is waar geen
sporen van de jacht vertoonde, maar evenmin
bijzondere zorg verried en hemelsbreed verschilde
van een elegant rijgewaad. In de linkerhand,
evenmin als de rechter met een handschoen be
kleed, hield hij zijn ronden hoed en zijne zweep.
Zijne laarzen getuigden van den rit, twee uren
achtereen door het stolde ruiter had het niet
noodig geacht ze af te slaan, eer hij binnentrad,
en de manier waarop hij ging zitten bewees dui
delijk, dat hij zich in een salon volkomen vreemd
gevoelde. De moeder zag dit alles met een en
kelen blik, maar zij zag ook den trots en de
weerbarstigheid, waarmede haar zoon zich ge
wapend had. Ze straalden hem de oogen uit
hare taak was niet licht dat gevoelde zij.
„We zijn van elkander vervreemd, Waldemar,"
begon zij, „en ik kan bij dit eerste weerzien niet
van u verlangen, dat gij mij terstond als een
zoon omhelst. Van uwe kindsheid af heb ik u
aan vreemde handen moeten overlaten. Men heeft
uwe moeder nooit toegestaan, zich bij 'u van
hare plichten te kwijten en van hare rechten ge
bruik te maken."
„Ik heb bij oom Witold alles gehad wat ik
noodig had," antwoordde Waldemar norsch. En
in elk geval voelde ik mij bij hem meer thuis
dan ik 'tooitin de woning van vorst Baratowski
zou geworden zijn." Hij legde een bittere klank
op dien naam, wat de vorstin niet ontging.
„Vorst. Baratowski is dood," zeide zij ernstig.
„Ge ziet zijne weduwe voor u."
Waldemar sloeg de oogen op. Eerst thans
vader te zien, die zoo door zijn zoontje van
een doodelijken val was gered.
Dezer dagen verscheen voor de recht
bank te Frankfort een echtpaar, dat echt
scheiding verlangde. Toen hun de reden
werd gevraagd, waarom zij zich wilden laten
scheiden, verklaarde de man kortweg „Wij
mogen elkander niet lijden." De vrouw be
vestigde deze verklaring. „Verleden jaar
waren wij ook hier", voegde zij er bij en
vroegen toen reeds echtscheiding aantoen
heette het dat wij nog eens jaar moesten
wachten en werden wij met die boodschap
heengezonden. Nu is de tijd omen wij
kunnen elkaar nog minder uitstaan."
„Ja, maar ge moet met een grondige
reden komen, want op deze verklaring wordt
geen echtscheiding uitgesproken «Mijn
man heeft mij wel eens een oorveeg gegeven
merkte de vrouw op. „Eén is niet genoeg,
er moet sprake zijn van voortdurende mis
handeling." Daarmede werden zijzonder
hun doel te bereiken, weggestuurd en zullen
hei: nu wel met voortdurende mishandeling
herproeven.
Dezer dagen verbreidde zich in de stad
Solingen met bliksemsnelheid het gerucht, dat
twee roofdieren uit een menagerie op de markt
waren losgebroken Het was de waarheid.
Twee luipaards waren hun kooien ontsnapt
en trachtten onder vervaarlijk gebrul nu ook
een uitgang uit de tent te vinden. Ge
lukkig was er voldoende hulp bij de hand
de uitgangen werden gebarricadeerd en de
wilde dieren ten slotte weder gevangen. In-
tusschen had dit voorval onder de overige
dieren der menagerie een heillooze verwar
ring aangericht. Alles liep in de kooien door
elkander en het geraas was verschrikkelijk,
vooral toen de dieren uit hun kooien het
moesten aanzien dat een der luipaards een
vrij in de tent rondloopenden aap greep en
verslondterwijl de tweede hem dien buit
afhandig trachtte te maken en de beide
roofdieren ten slotte in een hevig gevecht
geraakten.
Alles was te wijten aan een oppasser, die
ontslagen was en, om zich daarover te wreken
de kooi had opengezet.
BERLIJN, 13 Aug. Naar men verneemt,
is graaf Moltkeop zijn verzoek, bij een
uiterst waardeerend eigenhandig schrijven
van den keizei ontslagen van de functiün
van chef van den generalen staf, en tot
voorzitter der commissie voor de landsver
dediging benoemd. Graaf Waldersee is be
noemd tot chef van den generalen staf.
Het direct verkeer is geopend op de spoor
lijn Weenen—Konstantinopel. Zaterdagmid
dag is de trein met verschillende autoriteiten
uit Weenen vertrokken, 's avonds kwam hij
te Belgrado aanterwijl hij Zondag om elf
uur voormiddag te Sofia is aangekomen en
Maandag te acht uur te Konstantinopel
moest zijn. Dit feit is van groot politiek en
diplomatiek belang door de gebeurtenissen
der laatste dagen, als de in bezitneming van
de Rumelische lijn Vakarel—Bellova vier
en veertig kilometer lang, door de Bulgaarsche
regeering. Door dit feit constateert de Bul
gaarsche regeering de vereeniging van Bul
garije met Oost-Rumelië, ondanks de oppo
sitie der mogendhedenmet Rusland en
Turkije aan het hoofd. Het is niet onmo
gelijk, dat de sultan den internationalen trein
den doortocht verbiedt op de lijn Vakarel
Bellova en vorst Ferdinand van Bulgarije
daarentegen de passage zal willen vrijhouden.
Een belangrijke gebeurtenis dus, een inwijding
die, wie weetin de geschiedenis misschien
een groote plaats zal innemen en de Ooster-
sche quaestie wel eens in een andere phase
zou kunnen brengen.
De trein zette Maandagmorgen de reis
naar Kanstantinopel voort.
scheen hij op te merken dat zij in den rouw was.
„Dat doet mij leed om uwentwil"antwoordde
htt koel.
Zijne moeder maakte een afkeurend gebaar.
„Zwijg, wat ik u verzoeken maggij hebt den
vorst nooit gekend en ik kan van u geen sym
pathie verwachten voor iemand, alleen omdat hij
mijn echtgenoot is geweest. Maar ik ontveins
het mij zelve niet, aat het verlies, dat mij zoo
zwaar heeft getroffen, een slagboom opheft, die
ons tot hiertoe heeft gescheiden. Gij hebt in mij
nooit anders dan de vorstin Baratowski willen
zien. Misschien herinnert ge u thans, dat ik ook
uwe moeder, de weduwe van uw vader ben?"
Bij deze laatste woorden stond Waldemar drif
tig op, zoodat zijn stoel een eind achteruitweek.
„Dat zullen we maar laten rusten, dunkt mij.
Ik ben hier gekomen om u te toonen, dat ik mij
aan geenerlei dwang onderwerpdat ik alleen
mijn eigen zin volg. Gij verlangt mij te spreken
hier ben ik. Wat wilt ge van mij
Al de ruwheid en het gebrek aan ontzagdie
den jongen man kenmerkten, openbaarden zich
in deze woorden. De toespeling op zijn vader
had hem blijkbaar diep gekwetst; maar ook de
vorstin had zich van naar zetel opgericht en
stond nu tegenover hem.
„Wat ik wil? Ik wil den toovercirkel verbre
ken, dien een mij vijandige invloed rondom u
heeft getrokken. Ik wil u herinneren, dat het
thans tijd voor u is met eigen oogen te zien en
uw ei^en oordeel te laten spieken, in plaats van
blindelings aan den leiband van anderen te loopen.
Men heeft u geleerd uwe moeder te haten dat
wist ik reeds lang. Onderzoek eerst of zij dien
haat verdient en neem dan zelf een beslissing!
Dat is 't wat ik van u wensch en verlang, mijn
zoon, indien ge mij dwingt u op zulk een vraag
te antwoorden."
Dit werd met zulk een onbeschrijfelijke be-
Ernstige klachten komen ook uit het zuiden
over het gure, ongunstige weder. Uit Rome
wordt gemeld, dat de aanhoudende regen en
de lage temperatuur den geheelen oogst heb
ben doen mislukken. Men voorziet, dat het
jaar 1888 sedert zeer langen tijd het treu
rigste zal zijn.
Uit Fenestrelle wordt aan een Italiaansch
blad gemelddat tengevolge van de lage
temperatuur, vier soldaten die met anderen
naar de bergen gezonden zijn, welke met
sneeuw bedekt waren door de koude be
vangen zijn. Zij zijn naar Fenestrelle overge
bracht waar twee der ongelukkigen zijn over
leden.
Uit Rome wordt aan een Fransch blad
medegedeeddat de minister van binnen-
landsche zaken aan buitenlandsche geestelij
ken het geven van onderwijs heeft verboden.
ROME13 Aug. De minister van oorlog
heeft in het parlement overgelegd eene de
pêche van den opperbevelhebber der troepen
in Afrika, uit welke blijkt dat Debeb te Cin-
ganetti 300 gewapende lieden bijeen had
gebracht om eenen algemeenen moord en
plundering te houden. De opperbevelhebber
zond daarop 400 Bashi-Bazoeks onder bevel
van eenen kapitein en 4 luitenantstegen
Debeb uit. Zij werden gevolgd door Ada-
magamet 200 Bashi-Bazoeks en 200 As-
saorteinen. Te Iraa vernam de kapitein dat
Debeb 470 lieden bij zich had, en met dezen
Adamaga afwachtte. Debeb had alles voor
zijne verdediging in orde gebracht. De ka
pitein rukte met een luitenant en 100 Bashi-
Bazoeks het dorp binnen, en noodzaakte de
Abessiniers een klein fort prijs te geven, dat
door de Italianen bezet werd. De Assaor-
teinen liepen echter naar den vijand over
en vielen nu met dezen de Italianen aan.
Daardoor werd het onmogelijk, het fort te
verdedigen. De kapitein en de luitenant
werden gewond en buiten gevecht gesteld
waarop de Bashi - Bazoeks in wanorde
het fort verlieten. Het schijnt dat alle
Italiaansche officieren en Adamaga gesneuveld
zijn. De verliezen beloopen 350 man.
Een politie-verordening, betreffende het
sluiten der begraafplaatsen, gaf te Bucharest
aanleiding tot ernstige ongeregeldheden. Acht
honderd vrouwen omsingelden het politiebu
reau en na er in binnengedrongen te zijn,
doodden zij den prefect. De regeering zond
er troepen heen en heeft maatregelen ge
nomen om de aanvoerders der beweging
meester te worden.
De veiligheid laat in Bulgarije nog heel
wat te wenschen over, het roover- en ban-
dieteinvezen is daar nog in vollen bloei. De
Oostenrijkers en Grieken, die ongeveer zes
weken geleden door Bulgaarsche bandieten
van het spoorwegstation Bellova zijn weg
gevoerd, zijn nu door losgeld vrijgekomen.
De Bulgaarsche regeering heeft tegenover
dit feit een vrij onverschillige houding aan
genomen en daardoor een ernstig protest
uitgelokt van de vertegenwoordigers der
vreemde mogendheden te Sofia, waaronder
ook de Servische gezant. Dit beviel der
Bulgaarsche regeering niet bijzonder en daar
om werd bij het Servische gouvernement ge
klaagd over de houding van den gezant, wat
echter niets hielp, de regeering vond de
houding van den gezant zeer juist.
Nu weder hebben de roovers nabij het
klooster Rilo, waar prins Ferdinand en zijn
premier verblijf houden, een tweetal perso
nen ontvoerd. Het zou niet onmogelijk zijn
als men het op den prins en zijn minister
had bedoeld en het dus alleen aan een ver
gissing moet worden toegeschreven, dat de
Bulgaarsche quaestie niet op een hoogst een-
daardheidmet zulk een ongenaakbaren trots
uitgesprokendat het niet naliet indruk op Wal
demar te maken Hij gevoelde dat hij zijne
moeder beleedigd hadmaar hij gevoelde ook
dat die beleediging haar vrij onverschillig liet;
haar- beroep op zijne zelfstandigheid was echter
niet tot een doove gericht.
„Ik haat u volstrekt niet, moeder," zeide hij.
't Was de eerste maal dat hij den naam van
moeder uitsprak.
„Maar ge vertrouwt mij evenmin," antwoordde
zij. „En toch is dit het eerste wat ik van u
moet eischen. 't Zal u niet gemakkelijk vallen
dat begrijp ikvan uwe vroegste jeugd af heeft
men menig zaadje van wantrouwen in uwe ziel
gestrooid. Uw voogd heeft alles gedaan wat in
zijn vermogen was, om u van mij te vervreem
den en aan zich te doen hechten. Ik vrees maar,
dat zijne opvoeding alles behalve geschikt is ge
weest voor den eigenaar van Wilicza."
De blik, waarmede zij den jongen man mons
terde, vulde haar woorden aan ongelukkig werd
hij slechts al te goed begrepen en deed Walde
mar in drift opstuiven.
„Ik wil geen kwaad van oom Witold hooren."
barstte hij uit. „Hij is mij tot een tweeden va
der geweest, en als ik slechts hierheen ben ont
boden om aanmerkingen op hem te hooren, is
het beter dat ik hoe eer hoe liever vertrek. Wij
zullen toch nooit met elkaar overweg kunnen."
De vorstin zag in, dat zij zich vergist had met
aan hare vijandige gezindheid tegen den geliaten
voogd lucht te geven, maar 't was nu eens ge
schied. Gaf zij toe, dan zette ze tevens haar ge
heele autoriteit op het spel. Zij gevoelde, aat
ze dit in geen geval mocht doen, en toch hing
alles voor haar van Waldemar's blijven af.
(Wordt vervolgd.)