Nummer 94. Zondag 25 November 1888. lle Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
FEUILLETON.
ANTOON TIELEN,
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk.
31
E. Werner.
en Langstraatsclie Courant
it blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels 0,60 daarho en 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Bij gelegenheid van de blokkade derOos-
stelijke kust van Afrika, welke hij zonder
moeite heeft verkregen, heelt men op nieuw
de diplomatieke macht van vorst Von Bis
marck kunnen constateeren. Die man, doet
in Europa al wat hij wil; hij sluit en ontbindt
bondgenootschappen naar zijn welbehagen.
Zijne ambtgenooten van de grootste Euro-
peesche staten beschouwen zijne goedkeuring
als een succeszijne vriendschap als eene
der kostbaarste weldaden, zijn toorn als een
onheil. Niemand kan zijne vijandschap weer
staan. Allen aan wie hij den oorlog heeft
verklaard, zijn verdwenen of hebben zich
moeten onderwerpen uitgenomen de paus.
Met een enkel woord zou hij binnen de vier
en twintig uren het staatkundig aanschijn van
ons vasteland geheel kunnen wijzigen. Den
vrede der wereld houdt hij in zijne hand.
Dikwijls ziet de courantlezer met bevreem
ding, met hoeveel bereidwilligheid zelfs de
sterkste gouvernementen zich leenen tot zijne
combinaties.
De reden hiervan is dat die regeeringen
de gevaren kennen, welke hun de toorn van
dien zoo machtigen man zou kunnen berok
kenen. Hij heeft slechts te Weenen en te
Rome de opmerking behoeven te maken, dat
de strijdmacht van Oostenrijk en Italië on
voldoende waren en dadelijk heeft men
maatregelen genomen om ze te vermeerderen.
Toen keizer Wilhelm naar Weenen is ge
gaan heeft hij geen decoratie geschonken
aan graaf Taaffe, chef van het Oostenrijksche
kabinet, omdat men te Berlijn niet tevreden
was over de anti-Duitsche staatkunde van
dezen „vermomden Slaat" en graaf Taaffe
die reeds zoo lang aan aan de regeering is,
voelt dat zijne dagen geteld zijn.
't Is reeds meer gezegd en 't is waar, prins
Bismarck zou in korten tijd Oostenrijk kun
nen vernietigen. Misschien zou het daarvoor
*elfs niet noodig zijn het met zijn soldaten te
beoorloogen,de staatkundige werking alleen zou
DOOR
//Met haar verloofd Wel zoo
„Dat nieuwtje schijnt u niet te verassen zeide
Leo, wien deze onverschilligheid min of meer
ergerde.
„Neen, dat doet 't ook niet/ hernam Walde-
mar koel. «-Ik weet dat ge altijd aan uwe nicht
gehecht zijt geweest en begrijp dat noch uwe
moeder, noch graaf Morynski iets tegen die ver
bintenis heeft. Ik wensch u geluk, Leo.*
Deze greep met oprechte hartelijkheid de hem
toegestoken hand. t Was hem toch wel eenigs
zins pijnlijk gevallen, dit onderwerp op het ta
pijt te brengen hij gevoelde zich niet geheel op
zijn gemak tegenover zijn broeder, met wiens
genegenheid hij en Wanda zulk een overmoedig
spel hadden gespeeld, en de kalmte, waarmede
Waldemar dit nieuws vernam, was hem werke
lijk een groote verlichting. De vorstin daaren
tegen, die eigenlijk niet veel gewicht meer aan
de zaak zelve hechtte, maar toch begreep, dat
men er zich niet te veel en te lang in moest ver
diepen, haastte zich een andere wending aan het
gesprek te geven.
„Ge zult Wanda en haar vader vandaag nog
ontmoeten," zeide zij als ter loop9. //We zien el
kaar natuurlijk veel. Rakowicz ligt zoo dicht in
de buurt; ge zult het nu ook leeren kennen.
Maar wat zegt ge in de eerste plaats van uw
Wilicza Ge hebt eeen woord gehouden Te C.
hadt ge ons beloofd al het volgend jaar te zul
len overkomen, en nu zijn er vier volle jaren
verloopen, eer we u te zien krijgen."
„Ik had altijd dat plan, maar verschoof steeds
de uitvoering.7 Hij trad op het groote, middelste
venster toe en zag naar buiten. „Ge hebt gelijk
Wilicza is mij bijna vreemd geworden. Ik zal
eerstdaags het geheele terrein in alle hoeken moe
ten doorkruisen om er mij weer eenigszins thuis
voldoende zijn. In Oostenrijk zijn 10 millioen
Duitschers reeds zeer ontevreden met hun
lot; 't zou den kanselier niet moeilijk vallen
deze ontevredenheid tot opstand te doen over
slaan. Evenmin zou 't hem veel moeite
kosten Rusland tegen Oostenrijk handelend
te laten optreden. In een woord, men heeft
te Berlijn slechts te willen en de Oostenrijksch-
Hongaarsche monarchie is verloren.
Het lot van Italië heeft prins Bismarck
insgelijks in zijne sterke hand. Als iemand
ter wereld in staat is den paus zijne tijdelijke
macht, of ten minste Rome, terug te geven,
dan is hij het.
De paus weet dit wel en het Quirinaal
eveneens. Als dit met 's kanseliers staatkunde
strookte, kon hij de katholieke beweging ten
gunste van 's pausen tijdelijke macht steunen
en aanmoedigen en Italië zou onmiddellijk
op zijne grondvesten sidderen.
Dagelijks vraagt de wereld zich af of wij
geen oorlog zullen hebben tusschen Frankrijk
en Duitschland, dit laatste met Italië en Oos
tenrijk tot bondgenooten Ook deze ge
beurlijkheid hangt af van den wil des kan
seliers.
Prins Bismarck zou den sultan kunnen
veroordeelen. Welke bescherming zou Dene
marken vinden, als hij den ondergang van dat
land zwoer.
Wanneer men denkt aan de staatkundige
catastrofen, welke Duitschland, of hij die
het bestuurt in Europa kan teweegbren
gen, begrijpt men den aanzienlijken invloed,
die van daaruit wordt uitgeoefend op de
buitenlandsche aangelegenheden van het
vasteland en deze invloed wordt nog
veel beter begrepen en veel meer gevreesd
in de diplomatieke wereld dan onder het
publiek.
Gelukkig is Duitschland vredelievend. Als
't zich wapentevenals trouwens iedereen
dan is dit niet met het doel"om oorlog te
voeren, maar om zijn verheven standpunt"te
bewaren. Het wil zooals Moltke gezegd
heeftbij machte zijn om den vrede op te
leggen, te bevelen en te leiden.
Bij den tegenwoordigen staat van zaken
te gaan voelen.*
De vorstin hief liet hoofd op. „Het geheele
terrein Ik geloof niet dat ge er veel belangrijks
zult aantreffen, behalve in de bosschen, die voor
u als jager een bijzondere bekoorlijkheid hebben.
Van Wilicza zelf zal de administrateur u overi
gens op de hoogte brengen hebt ge al van
hem vernomen, aat hij voor zijne betrekking be
dankt heeft?" Zij deed deze vraag als in het
voorbijgaan, en niets verried de spanning, waar
mede zij het antwoord afwachtte.
„Ja wel", zeide Waldemar, verstrooid uit het
venster kijkende. „Hij gaat met het voorjaar
heen-"
„'t Spijt mij voor uen dit des te meer daar
ik waarschijnlijk de zijdelingsche oorzaak ben
dat gii een geschikt beambte verliest. Frank zal
in verschillende opzichten moeilijk te vervangen
zijn. Als beheerder van uw goederen wel is
waar, is hij een voorbeeld voor alle anderen.
Maar de landheer zelf moet afwezig zijn hij
duldt ongelukkig geen andere autoriteit 'nevens
zich: het werkvolk klaagt dikwijls bitter over
zijüe strengheid en onverbiddelijkheid en ook
ik heb de bewijzen daarvan gehad, Ik heb hem
soms ernstig moeten herinneren, dat het kasteel
en de vorstin Baratowska niet onder zijne heer
schappij staan en na een van deze tooneêlen vroeg
hij zijn ontslag, 'tIs nu alleen de vraag, Wal
demar, aan welke zijde gij u schaart? Ik geloof
dat de administrateur niet ongeneigd zou zijn
om te blijven, als gij hem vergunning gaal't,
evenals vroeger onbeperkt gebied te voeren. Ik
onderwerp mij natuurlijk aan uwe beslissing."
De jonge Nordeck maakte een afwerende be
weging. „Ik ben eerst sedert gisteren avond hier
en kan onmogelijk zoo schielijk over de omstan
digheden oordeelen. Maar als Frank verkiest
heen te gaan, zal ik hem niet terughouden, en
als oneenigheden met het kasteel hem inderdaad
daartoe aanleiding hebben gegeven zult ge toch
niet denken, hoop ik, dat ilc mijne moeder tegen
over den administrateur in het ongelijk zal stellen?
De vorstin haalde verruimd adem', ze had toch
eenige zorg omtrent Frank gekoesterd Haar zoon
moest niet eerder met hem in onderhandeling
treden, dan nadat hij met hare oogen had leeren
zien en op goede gronden tegen zijn beambte
vermag niemand iets tegen Duitschland, noch
Ruslandnoch Frankrijk. Zelfs al sloten
deze twee mogendheden zich aan een, dan
zouden zij toch behalve Duitschland ook nog
Oostenrijk en Italië tegen zich hebben. De
groote verdienste van den kanselier is hierin
gelegen, dat hij voor zijn land in Europa een
zoo buitengewoon gunstigen toestand heeft in
't leven geroepen. Dit is het werk van zijn
diplomatiek genie.
En dit werk geeft ons de verklaring van
deze twee gezegden die elkander schijnen
uit te sluiten en die toch elkander zoo goed
aanvullen, het eene, door den kanselier zelf
uitgesproken: „de keizer wil den vrede"
het andere door maarschalk van Moltke: „Ik
begroet den dageraad van de roemrijke re
geering uwer majesteit."
De roem der regeering van Wilhelm II
zal, in de gedachte van prins Von Bismarck,
bestaan, niet in veroveringenen oorlogsdaden,
maar in de handhaving der opperheerschappij
van Duitschland in Europa.
Een heele tijd heeft Frankrijk deze opper
heerschappij gevoerd. Rusland heeft haar
willen bemachtigen, maar is niet geslaagd.
Thans behoort zij aan Duitschland. Haar te
behoudendat is het doel.
Zooals men weet, was in de laatste dagen
in de Europeesche pers een minder vrede
lievende stemming waar te nemen of juister
een meer pessimistische stemming veroor
zaakt door de geruchten dat Rusland we
der aan 't versterken ging van zijn troepen
aan zijn oostgrens en daartoe de leening van
500 millioen frs. wilde sluiten.
Van groot belang was het geruchtdat
ook Duitschland weder nieuwe kredieten
voor militaire doeleinden zou bestemmen.
Reeds zou een voorstel dienaangaande in den
bondsraad zijn ingediend maar uit de laatste
berichten blijktdat men zich heeft bang
gemaakt voor nietsdaar het voorstel de
was ingenomenbij zijne gewone vrijmoedigheid
en den driftigen aard van den jongen landheer,
die geen tegenspraak kon verdragen, kon het
niet missen of er moet een botsing komen en
zie, daar bracht dat onverwacht en ongepast be
zoek van den vorigen avond al hare plannen in
de war. Intusschen bleek haar uit Waldemar's
geheele houding, dat er gedurende den korten
tijd, dien hij daar doorbracht, geen zaken van
eenig belang behandeld warenhij scheen het
gaan of blijven van den administratenr van wei
nig gewicht te achten en bezat genoeg gevoel
van betamelijkheid, om zich evenals vroeger en
zonder nader onderzoek aan de zijde zijner moe
der te scharen.
„Ik wist dat ik wel op u kon rekenen/ ver
klaarde zij, zeer bevredigd door deze eerste sa
menkomst. Alles ging immers naar wensch
„Maar daar beginnen wij al in het eerste uur
over dat vervelend punt, de beambten, te spreken
alsof ons niets anders en beters wachtte. Ik
wilde o, zijt gij daar, Bronislaw!„ dus wendde
zij zich tot haar broeder, die met zijne dochter
aan den arm binnentrad.
Ook Waldemar had zich bij deze laatste woor
den omgekeerd. Een oogenblik scheen hij getrof
fen zoo vreemd was hem de verschijning, die
daar zoo statig en trotsch tegenover hem stond.
Hij had slechts hot zestienjarige meisjein al hare
ontluikende bekoorlijkheid gekend die persoon
was hem geheel vreemd. „In de toekomst belooft
ze een schoon meisje te worden," had de vorstin
Baratowski vau hare nicht gezegd. Waarschijn
lijk had zij niet kunnen voorzien, in welk een
uitgebreiden zin hare woorden bewaarheid zou
den worden. Wel is waar bestond Wanda's schoon
heid niet in regelmatige lijnen en trekken. Het
Slavische type trad hierin te veel op den voor-
grond^ en hare wezenstrekken waren ver van
net Grieksch of Romeinsch ideaal verwijderd;
maar niettemin had dat altijd nog eenigszins
bleeke gelaat een wegsleepende bekoorlijkheid,
waaraan niemand weerstand kon bieden. Het
gitzwarte haar, in tegenstelling met de lieer-
schende mode zeer eenvoudig opgemaakt, werd
hierdoor juist in zijn weelderigen rijkdom zicht
baar, maar de grootste schoonheid der jonge gra
vin waren de donkere oogen met hun voentigen
gewone jaarlijks toegestane credieten be
doelt.
Wat nu daarvan waar isvalt moeielijk
te bepalen zelfs de grootste kredieten zijn
verzocht en toegestaan 'met de traditioneele
verzekeringdat men aan geen oorlogsplan
nen denktde aangevraagde sommen niets
buitengewoons zijn enz. enz. Zoo bereidt men
er het publiek een weinig op voor en begint
dan uit te wijden over noodige en gedwon
gen verbeteringen (zooals nu de officieuse
„Kölnische" reeds doet.)
De Engelsche groote persis zeer zwart-
gallig gezind de Standard voorop; zelfs
acht genoemd blad een oorlog tusschen Rus
land en de beide centrale mogendheden on
vermijdelijk.
De ukase aangaande de Russische leening
wordt binnen enkele dagen verwacht en de
inschrijving wordt 6 December a.s. geopend,
terwijl nu reeds geruchten in omloop zijn
dat aan het Russische ministerie van oorlog
ijverig gewerkt wordt voor de mobilisatie
van het leger tegen het laatst van Januari
1889.
Gelijktijdig met al de schrikbarende
hopen wij ongegronde berichten doet een
mededeeling van het Vaticaan de ronde in
de Europeesche pers dat de paus binnen
kort een encycliek zal richten tot de groote
mogendheden, haar een algemeene ontwape
ning voorstellende.
In theorie is 's pausen idee zeker zeer
prijzenswaardig maar of het wel ooit verwe
zenlijkt zal worden in de praktijk valt zeer
te betwijfelen.
Toen keizer Wilhelm II van Duitschland
de regeering aanvaardde werd zooals men
weet druk gesproken over zijn politieke
gezindheid en men dacht dat hij meer de
conservatieve gevoelens zijns grootvaders
deelde dan de meer liberale beginselen van
zijn vader. Uit verschillende regeeringsdaden
meenden de bladen der vrijzinnige partij, dat
zij zich gelukkig vergist hadden, maar het
tegendeel is hun gedurende de laatste weken
gebleken en 's keizers woorden tot den burge
glans en de lange, zwarte wimpers die deze over
schaduwden. Nu lag er wel is waar een andere
uitdrukking in, dart van kinderlijken moedwil
en kinderlijke scherts. Hetzij die donkere, diepe
oogen peinzend voor zich uitstaarden of van harts-
tochtelijkeng loed schitterden, raadselachtig en ge
vaarlijk bleven ze altijd. Als men onder den in
vloed daarvan kwam, voelde men dat zij redde
loos medesleepen, onweerstaanbaar kluisteren
konden, en freule Morynski had die macht reeds
te dikwijls beproefd, om niet te weten hoever
zij zich uitstrekte.
„Ge hebt geheel Wilicza met uw onverwachte
komst verrast, Waldemar," zeide de graaf, „en
nu treft ge terstond gasten in uw huis aan.' Wij
hadden eigenlijk reeds van morgen willen ver
trekken, maar toen we uw aankomst vernamen,
wilden we u toch nog eerst even begroeten."
„Ja zeker, neef Waldemar betuigde Wanda,
terwijl ze hem met een vriendelijk lachje en
uiterst bevallig en ongedwongen de hand toestak.
Nordeck maakte een statige en afgemeten bui
ging voor zijne schoone nicht. Hij scheen de aan
geboden hand niet opgemerkt rn de beminnelijke
begroeting niet gehoord te hebben, want zonder
haar zelfs met eene syllabe te beantwoorden,
wendde hij zich tot Morynski
„Ik wil toch niet hopen dat ik u verjaag. Ik
ben voorhands ook slechts de gast mijner moe
der en wij verkeeren dus in hetzelfde geval."
Dit beleefde gezegde, dat hij niet van zijn neef
verwacht had, scheen een aangenamen indruk op
den graal te maken en hij beantwoordde het
welwillend. Wanda daarentegen bleef zwijgend
en met saamgeklemde lippen staan. Ze had goed
gevonden haar nee! met al de ongedwongenheid
van een vrouw van de wereld tegemoet te tre
den en hem edelmoedig een pijnlijke herinnering
te besparen, door deze zelve te ignoreeren, en
r.u moest ze ondervinden, dat die ongedwongen
heid niet op prijs gesteld, die edelmoedigheid
over het hoofd gezien werd. De blik, die zoo
koel en onverschillig over haar heengleed, strekte
haar ten bewijze, dat Waldemar zijne genegen
heid van vroeger vergeten, maar de beleediging
van vroeger niet vergeven had en dat hij zich
thans wreekte.
(Wordt vervolgd.)