Nummer 22. Zondag 16 Maart 1890 13e Jaargang De blinde Gravin Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, Staatkundig overzicht. FEUILLETON UITGEVER: Waalwijk. 33 Emilie Heinrich's. en Langslraalsclie niiranf, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,00. Frauco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 1 7 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 'iinaal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Wij zien het oogenblik reeds naderen, waarop over niets anders zal worden gespro ken, dan over de internationale arbeidscon- lerentie le Berlijn deels ingevolge de groote belangstelling, die het grootsche plan van Duitschlands heerscher allerwegen (zelfs in Frankrijk) wordt toegedragen, deels omdat er niets anders is om over te spreken 't is of de politiek zoo langzaam aan weer begint in te dommelen de wrijving ontbreekt in verschillende parlementen en na den over vloed van het politiek nieuws der laatste dagen, zal een tijd van ontbering, zooals die waarschijnlijk te wachten is en zich zelfs nu reeds doet gevoelen, dubbel moeilijk te door staan zijn. 't Is met al de incidenten in de verschil lende parlementen gunstig afgeloopen 't is te gauw gegaan, nauw had men zich neer gezet tot politieke beschouwingen of de te legraaf meldde kort en bondig dat „alles reeds weer in orde was" en de kroniekschrijver kon zijn politieke overwegingen veilig in de prullemand werpen. Zoo is 't gegaan met de kabinetscrisis in Frankrijk, met de kanselierscrisis in Duitsch- land, met het incident Crispi-Biancheri in Italie's kamer, met de crisis in Servie's ka binet en eindelijk ook met de kabinetscrisis in Hongarije, want het kabinet-Szapary is nu kant en klaarde premier neemt ook de portefeuille van binnenlandsche zaken en tot minister van landbouw is gekozen graaf An dreas Bethlen, terwijl de andere ministers hun portefeuilles behouden. Men ziet dus, dat in de politiek van Hon garije geen verandering zal komen. De aanneming van het regeer ings-voorstel- Smith inzake het rapport der Paruell-Times- commissie, heeft een einde gemaakt aan deze onverkwikkelijke discussie in het lagerhuis en dit kan zich dus na een maand zoek ge maakt hebben, waarin men eigenlijk bitter DOOR 'Zijt gij over mij tevreden, Nanette?" vroeg de gravin met een flauw lachje. „Ja, lieve gravin, gij hebt mijne verwach ting overtroffen. Wat denkt gij nu voor morgen te besluiten „Ik weet het niet. Ziet ge dan niet, dat ik een arme gevange ben, en dat deze blinde vrouw aan een rots van graniet gelijk is, waartegen mijn tegenstand onmachtig verpletterd wordt?" „Uw toestand is waarlijk niet aangenaam; als gij op het kasteel blijft, gravin, zult gij u goed schiks, kwaadschiks naar de verloving moeten voegen." „O, mijn God, wie redt mij uit dezen treurigen toestand fluisterde Ilildegard in wanhoop. „Moeder, moedei", hadtgij eenig vermoeden van het lijden van uw kind 1" „Zij zoude oordeelen even als de gravin zeide Nanette kalm„de ouderdom kan het lijden der jeugd niet meer begrijpen en houdt een schit terende verzorging voor de hoogste bron van ge luk. Wat wilt gij daartegen beginnen, daar de blinde besloten heeft uw tegenstand door alle mogelijke middelen te vernietigen Dat zij haar wil weet door te drijven, weten wij allen zeer goed. Morgen zult gij in tegenwoordigheid van een schitterend gezelschap den moed niet hebben de verloving te verijdelen, lieve gravin I" „Dan zal ik sterven, Nanette," sprak de gravin op zulk een vasten toon, dat de kamenier er niet weinig door verrast werd. „God zal barmharti ger zijn dan de menschen en mij den dood niet moeilijk maken.,, „Hm, dat laat zich zeker zeer gemakkelijk zeg gen," zeide Nanette-; „men sterft echter niet zoo spoedig, als mijn waarde gravin zich dat voor stelt. Liever heimelijk weg uit dit nest en dat nog heden." „Maar waarheen, Nanette," waarheen „Wel het liefst naar de pastorie, daar wachten weinig heeft uitgevoerd, gaan bezig houden met de dringende aangelegenheden. Zooals men weetbedoelde Smith's voor stel dank te betuigen aan het rechtvaardig en onpartijdig oordeel der rechters en de opneming te gelasten van het rapport in het journaal der kamer. Met de minderheid stemden lord Churchill (het „enfant terrible" van zijn partij) benevens nog drie unionisten. In de Fransche begrootings-commissie is tot president gekozen Jules Roche en tot vice presidenten Perier en Proust, allen op portunisten en dus kan het kabinet in zijn geheel tevreden zijn en de minister van fi nancien gerust, evenals over de samenstelling der commissie, die, zooals men weet, voor 2/3 uit der begrooting gunstig gestemden bestaat. De redevoering, waarmede Jules Roche bezit heeft genomen van den presidentszetel, was eveneens zeer geruststellend en hoogst loffelijk voor den minister van financien „wiens voorstellen men slechts heeft goed te keuren om te komen tot een goede finan- cieele politiek, overeenkomstig de wenschen der natie." De internationale conferentie betreffende de arbeiders-bescherming zal heden Zater- middag ten twee uur te Berlijn worden ge opend, maar natuurlijk zal er nog weinig afgehandeld worden, hoogstens zullen enkele commissies worden benoemd. De vertegen woordigers van de verschillende natiën zijn nu met naam en qualiteit bekend, ook Spanje heeft zijn drie gedelegeerden benoemd en de afgevaardigden van Frankrijk, Italië en Belgie zijn op weg naar Berlijn. John Gorst is benoemd als eerste gedelegeerden van Engeland. Nog steeds is het te Lissabon aan het gisten. In verband daarmede staat het onge twijfeld, dat de regeering zich genoodzaakt heeft gezien den gemeenteraad te ontbinden, dezen, tot de nieuwe verkiezing heeft plaats gehad vervangende door eene zoogenaamde municipale commissie. De ontbonden ver wij den storm af. Gij laat een brief voor de ge nadige tante achter en vraagt om vergiffenis." „O, gij verleidster!zuchtte Hildegard. „Indien ik maar een anderen uitweg wist Ziekte kan mij niet beschermen, hue akelig en afgemat ik mij ook gevoel. Laat mij alleen Na nette, ik wil over alles nadenken." De kamenier legde Hilda de kussens terecht, haalde een lichte aeken, die zij over de slanke, fijne gestalte uitspreidde en verliet toen zachtjes de kamer. Buiten ontmoette zij een bediende, om haar bij de gravin te ontbieden. Er was een pakket boeken en brieven van Wildenfels aan gekomen, dat de blinde zonder verdere gewetens bezwaren door Laurette had laten openen en doorzoeken; voor Nanette was er ook een brief bij met verscheiden poststempels. Juffrouw Nanette schijnt er een gewichtige briefwisseling op na te houden," zeide Laurette ondeugend, „ik geloof zelfs uit Amerika." „Uit Amerika?" herhaalde de gravin opmerk zaam. „Van mijn bi-oeder," antwoordde Nanette kortaf, „naar ik hoop, een geoorloofde correspondentie grafelijke genade!" Zij pakte de boeken en brieven bij elkaar en verliet de kamer. „Een onbeschaamd schepsel," zeide de blinde met minachting; „zij zal zoo spoedig mogelijk het kasteel uit. Ik wil het schepsel niet langer bij de gravin dulden; haar invloed zal reeds verder felijk genoeg gewerkt hebben. Roep haar terug, Laurette 1" De kamenier snelde heendoch zij vond de voorkamer gesloten en al haar kloppen was te vergeefs. Nanette wastoen zij haar meesteres slapende vond, in het park gegaan, om daar den brief van haar broeder te lezen en den ouden jager Claus te ontmoeten." De brief uit Amerika luidde aldus: „Lieve zuster! Als gij dezen brief suit lezen, ben ik reeds op weg naar Europa. Het is ons beidenmijnheer en mij slecht gegaan. Uitge plunderd en bijna vermoord heb ik nauwelijks liet geld voor den overtocht naar Duitschland kunnen verkrijgen en kom als 't ware als bede laar terug, waarom gij mij zeker niet minder vriendelijk ontvangen zult. Laat ik u alles, hoe het gekomen is, vertellen. „Mijn heer, de baron von Könnering, leerde in gadering ging uiteen onder protest met de verklaring, dat men voor geweld moest wij ken. Ook de studenten hebben van den gouverneur eene waarschuwing gekregen. Zij laten namelijk den Engelschen consul niet met rust, op wien zij vertoornd zijn wegens een fijnhatelijk briefjedoor dezen tot het corps gericht en waarin den heeren studen ten zeer geestig de les werd gelezen over hun onridderlijk molesteeren van Engelsche dames op straat. In plaats van met eene geestigheid te ant woorden, wreken ze dit nu flauwelijk op den consul. De gouverneur heeft hun .doen weten, dat, wanneer die gekheden niet op- hondeiihij geweld zal gebruiken. Koningen zegt het spreekwoord hooren zelden de waarheid. Verdienstelijk dus wie ze hun eens doet hooren. Aan den Russischen czar overkwam dezer dagen dit zeldzaam geval. En de verdienste van hem de waarheid te hebben doen hoo ren komt toe aan eene vrouw, de kloeke Maria Tsehbrikova. Een paar dagen geleden werd bericht, dat de czar een „dreigbrief" had ontvangen van eene vrouw, die tot straf daarvoor werd in hechtenis genomen. Welnu, die dreigbrief wordt thans door the Times openbaar gemaakt en blijkt te wezen een zeer bezadigd, maar tevens zeer flink stuk, een document van de grootste beteekenis. De schrijfster, Maria Tsehbrikova, is eene dame van omstreeks 50 jaren, die naam heeft in letterkundige kringen door hare geschrif ten over de rechten der vrouw en onderwijs- quaesties. Haar brief is in zooverre een „dreigbrief", als zij den czar „bedreigt" met de natuurlijke gevolgen zijner daden. Het schrijvén is een krachtig protest tegen de wijze, waarop Rusland tegenwoordig wordt geregeerd de gestrengheid, waarmee iedere uiting der vrije gedachte wordt onderdrukt; het zenden van tallooze enkel maar verdach ten maar naar Siberiede mishandelingen, waaraan de politieke gevangenen onder welke zelfs léjarigen zijn en ook de Chicago na lange zwerf-en kruistochten eindelijk dien graaf v. Weilburg kennen, dien hij als een speld gezocht heeft. Deze verkocht door zijn toedoen zijne kleine bezitting en ontving van baron von Könnex'ing nog aanzienlijke wissels, ik geloof op Bremen of Amsterdam, om als een echte graaf in Duitschland te kunnen optreden. Voor zoover ik vernam, zoude hij daar een rijke erfgename trouwen en zijn oud geslacht weder in vroegeren luister herstellen. „Deze Weilburg," zoo luidde de brief verder, „had een vi-iend, Rappart genaamd, (ten minste hij noemde zich zoo, mij beviel hij echter niet), die zijn geheele verti'ouwen bezat, (lij vergezelde den graaf naar New-York, dewijl deze zonder hem niet leven kon en hem volstrekt mede naar Duitschland wilde hebben. Wij kozen een anderen weg en zouden elkaar in New-York weder ontmoeten om dan misschien te zamen de reis naar Europa te ondernemen, waartoe de baron ten laatste nog besloot; doch hij gaf, zoo als hij tot mij zeide, in elk geval den graaf eenige aanbevelingsbrieven mede. Niet ver van de stad Pittsburg werden wij middenin de wildernis des nachts door eenige bandieten overvallen en uitgeplunderd. Mijn meester en ik bleven voor dood op de plaats liggen. Toen de dag aanbrak, vonden ons eenige rei zigers en deze namen ons mede naar Pittsburg. Ik kwam weer bijde slag had mij slechts mijne bezinning doen verliezenbaron Könnering ech ter stierf in mijne armen. Even te voren kwam hij weer tot zijne kennis, om mij te vragen, of ik een der roovers wel herkend had. Toen ik dit ontkende, zeide hij met een zwakke stem „Het was RappartAls gij er het leven af brengt, neem dan alles wat hij mij nog overge laten heeft en reis naar Duitschland naar het kas teel Lürach aan den Rijn zoek daar Weilburg." Meer konde hij niet uitbrengen en spoedig daarop stierf hij. Ik liet hem begraven en deed toen hetgeen hij mij bevolen had. Veel hadden de roo vers hem niet gelaten; eenige kleinoodiën en een kleine tasch met photografieën, waaronder ook die van graaf Weilburg, dat was alles. Ik ver kocht alles wat eenige waarde had, behalve de photografieën, en zal dadelijk na het schrijven van dezen brief, die u mijne terugkomst zal mel den, Amerika verlaten. Vaarwel, tot zoolang dat u wederziet Uw broeder Jozef Huber." zoogenaamd mindere standen bloot staan; de tyrannie der talrijke ambtenaren, enz. „Kondet gij, sire," zegt zij o. a., „evenals de koning uit het sprookje, onzichtbaar door steden en dorpen gaan, om te zien welk een leven het Russische volk leidt, dan zoudt gij zijn ellende aanschouwen; dan zoudt gij zien hoe de overheid soldaten samenroept ora boeren en arbeiders dood te schieten. Gij zoudt zien, dat de orde bewaard door dui zenden soldaten, een heirleger van ambte- tenaren en een menigte spionnen, die orde, in welker naam ieder woord van protest wordt onderdruktvolstrekt geen orde is, maar eer een toestand van regeeringloos- heid." En verder„Eene regeering, die zich ver dedigt door middelen, welke indruischen tegen het rechtsgevoel, alsballingschap op administratief gezag, spionneeren, geeselen, ophangen en bloedvergieten, leert zelve aan de revolutionnairen het beginsel, dat het doel de middelen heiligt en drijft zelfs de vreedzamen tot verzet. „Vrijheid, sire, is de eerste behoefte voor een volk, en vroeg of laat zal het uur komen, dat het geduld der burgers is uitgeput, en zij hunne stem verheffen. Dan zal uw gezag moeten wijken. „Tot uwe redding is het noodzakelijk, dat gij terugkeert tot de hervormingen, waarmee uw vader begonnen is. Vrijheid van spreken, onschendbaarheid der personen, vrijheid van vergadering, openbaarheid van alle rechts gedingen, onderwijs voor allen, afschaffing van hetj willekeurig administratief gezag en het bijeenroepen van de „Zemski Sobor" (volksvertegenwoordiging) daarin is red ding. „Een woord van u en wij zullen in Rus land eene vreedzame omwenteling beleven, welke een lichtende bladzijde in onze ge schiedenis zal zijn. Maar wilt gij een duistere vlek blijven in de geschiedenis van uw land, dan zult gij de vervloekingen der nakome lingen niet hooren, maar uwe kinderen zul len ze vernemen en ervaren welk een treu- Het laat zich denken, dat Nanette narhet lezen van dezen brief in een buitengewone opgewon denheid geraakte. Zij erkende zeer goea 't ge wicht dezer berichten, waarom het haar voor alles er om te doen was den brief naar de pas torie te kriigen. Onder voorwendsel van eene wandeling te doen, hetgeen niemand op het kas teel haar weigeren konde, wilde zij naar Rothen- see gaan om den gewichtigen brief zelf in han den der juffrouw te geven. Haastig keerde zij naar het kasteel terug om van hare gravin ver lof tot hare wandeling te verkrijgen, zonder haar de reden er van mede te deelen. In den corridor, die naar hare kamer voerde, ontmoette zij Laurette. „Gij schijnt uwe meesteres als een gevangene te behandelen, juffrouw Nanette," sprak zij spot tende, „ik ben reeds twee kéer voor de gesloteu deur geweest om u bij mevrouw de gx'avin te ontbieden." „Ik zal terstond komen," antwoordde Nanette bedaard, terwijl zij de deur opende. De giavin sliep nog altijd, waarom de kamenier zich haastte om het bevel der blinde gravin op te volgen. „Gij schijnt in den dienst der gravin de meeste res te spelen," sprak de blinde haar op gebieden den toon aan „ik kan zoo iets niet dulden en daarom beveel ik u uw koffer te pakken en het kasteel op staanden voet te verlaten. Yoor de bediening der gravin zal ik zorg dragen." „Vergeef mij, mevrouwde gravin," antwoordde Nanette onbeschi'oomddat klinkt als een bevel, hetgeen ik toch slechts van mijne gravin kan aannemen." „Ik alleen beveel op dit kasteel," sprak ze ont wijkend, „en ben ook niet gewoon een bevel te herhalen. Wie mij gehoorzaamheid weigert, wordt door dwangmiddelen tot andere inzichten gebracht. Overigensvoegde zij er met minachting bij „zoudt gij wel doen oogenblikkelijk te gehoor zamen, aaar ik u anders wel eens aan het gerecht kon overleveren om die mooi'denaarster gezelschap te gaan huuden." „Mevrouw de gravin, dat gaat te ver!" riep Nanette gloeiend van toorn. „Verwijder u," beval de gravin met een lichte beweging harer hand; „met zulk een sehepsel als gij zijt heb ik reeds te lang gesproken. Ga heen 1" (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1890 | | pagina 1