Nummer 26 Zondag 30 Maart 1890. 13e Jaargang. De blinde Gravin Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN Bekendmaking. Het nieuwe tijdperk. FEUILLETON. Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. Wilhelm II, de jeugdige Duitsche keizer, heeft zich van prins Bismarck losgemaakt hij constateert dit in een aan den groot hertog van Saxen-Weimar gezonden tele gram: //Het is mij zoo droéf te moede als hadde ik andermaal mijn grootvader verloren/' zegt hij, //en nu met volle kracht vooruit!" Deze enkele woorden bepalen den geheelen toestand. Wilhelm II wilde handelen, Bis marck belette hem dit. Na vele. aarzelingen heeft de keizer besloten den hinderpaal uit den weg te ruimen. Hij heeft gevoeld, dat, hetgeen hij giug doen, iets buitengewoon stoutmoedigs was, want in zijne gedachte waagde hij zelfs zijnen troon in den strijd dien hij ging aanbinden met zijn machtigen tegenstander. Maar hij is jong en dapper en is met kracht den aanval begonnen. Bismarck is gevallen als een eik onder de bijlslagen; 't land heeft zich weinig aan getrokken van zijn val en thans is de keizer vrij om de hervormingen uit te voeren waarvan zijn geest overloopt. In Frankrijk heeft men veel gesproken over //kranigheid;" zeker bezit de keizer die in groote mate en zeker heeft hein geen moed ontbroken. Hij heeft in alle opzichten een staatkun- 37 Emilie Heinrich's. cligen veldslag van den eersten rang gewon nen. In zijne dépêche naar Weimar zegt hij zelf, dat hij er zijn ondergang bij kon halen auch wenn ich zu Grunde gehen sollte ongetwijfeld vreesde hij, dat het volk zijn gedrag zoude veroordeelen en het volk is rustig gebleven. Thans staat de keizer niet meer tegenover zijn kanselier maar tegenover Bismarck tegenover den man, die niets meer is en die van de nederige kroon der Hohenzollern de eerste keizerskroon van Europa gemaakt heeft. Deze man kan voor den keizer geeü vreem deling, geen overwonneling blijven. Dit is onmogelijk. Als de keizer zijn titel hoort uitspreken moet hij tot zich zelve zeggen, dat hij dien aan Bismarck verschuldigd is. Alle verzoening is onmogelijk geweest tusschen den vorst en den kanselier; de eerste wilde vrij zijn om naar eigen verkiezing te handelen, de tweede eischte hetzelfde recht voor zich. Beider machtige eerzucht is in botsing gekomen en de slag is geleverd. T Volk heeft er slechts kennis van gekre gen toen alles afgeloopen was en 't heeft zich bij den uitshig nedergelegd. Na den strijd moet de vrede komen. En die zal komen, hoewel misschien niet on middellijk. In 't hart van den overwonnene moet de storm nog loeier.. Maar de tijd die alle driften tot bedaren brengt, zal ook langzamerhand zijnen invloed uitoefenen @n dan zal Wilhelm II, die niet van zijn kan selier maar zeer veel van Bismarck houdt, wel het middel weten te vinden om weder de hand te drukken, die de keizerskroon op het hoofd zijns grootvaders heeft geplaatst. Bismarck verlaat Berlijn om er niet meer terug te keeren, zegt hij. De keizer zal dus naar Eriedrichsruhe gaan. De blinde scheen onrustig te worden; zij richtte hare van licht beroofde oogen op den assessor en tastte in drift om zich heen. „De eigenlijke moordenaar; wij willen hem bij zijp waren naavn Thedoor Wieprecht, noemen, ging naar Amerika, waar hij den naam Thedoor Rappart aannam, en met de dochter van een Duitscher, Wilkens genaamd, in 't huwelijk trad, die hij intusschen, volgens zijn gewoonte, insge lijks zeer spoedig verliet. Deze vrouw gelijkt sprekend op de in het park Lörach vermoord ge vonden vreemdelinge." //Nun mit vollem Dampf vcnan." En nu met volle kracht vooruit! De haven is niet meer geblokeerd, de zee is vrij, de keizer staat aan het roer van het staatsschip en hij geeft het teeken van vertrek. In zijne gedachte begint er voor Duitschland een nieuw tijdperk. Het tijdperk van Bismarck is voorbij, wij treden dat van Wilhelm II in. Wat zal dat nieuwe tijdvak geven? Niemand kan dit weten. De keizer is nog niet genoeg bekend om zich aan voor spellingen dienaangaande te kunnen wagen. Dit is in de Pruisische geschiedenis de derde maal, dat een man van buitengewone energie zich meester maakt van het roer des staats: Eredrik II had met zijn vader een strijd door te staan, wel eenigszins overeen komende met dien, waarvan wij nu getuigen zijn geweest. Wij weten wat hij, koning geworden, ge daan heeft. Den tweeden keer was het Bismarck, die na zijnen strijd tegen het volk, het keizer rijk schiep. Thans komt Wilhelm II op het tooneel. Men zegt van hem juist wat men van Bismarck zeide: //dat hij een denkbeeld per dag heeft, dat hij wonderbare gezichtspunten opent aan hen die naar hem luisteren, dat zijn geest steeds koortsachtig werkzaam is" enz. Menschen, die aldus geschapen zijn, hebben niet het lot der gewone stervelingen: r/$iö gehen zu Grunde," zij gaan ten gronde, zooals Wilhelm II zich uitdrukte, of zij komen tot roem. In Spanje schijnt weer iets te broeien, althans de Essercito Espanol maakt een on derhoud openbaar, hetwelk haar redacteur De Echo van het Zuiden, Waalwpsclie en Langstraulsehc Courant, D';t blad verschijnt Woensdag cn Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden/l.OO. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels J 0,00 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen loor het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat op heden bij hen is ingekomen een \erzoek van Johannes Petrus Botermans, om tegen 1 Mei a.s. vergun ning te erlangen tot verkoop van sterken drank in 't klein in het locaal, aanwezig in de Westzijde van het huis, staande binnen deze gemeente in wijk B. no. 74, thans bewoond door Jacobus de Ruijter. Burg. en Weth. voornoemd. Waalwijk, 29 Maart 1890. DOOR De assessor haalde, met een donkeren blik van minachting op de gravin, de schouders op. „Het doet mij leed, mevrouw de gravin, in dit feval uw wil niet te kunnen gehoorzamen en u ovenal te moeten verzoeken, de wonderbare ont dekking die zeker de hooge gasten belang zal inboezemen en waarop ook ik mijn geheele leven trotscli zal zijn, rustig aan te hooren." Zonder een woord van de door ontroering spra- kelooz dame af te wachten, ging de assessor met eene vaste stem voort: „De moordenaar staat in zooverre met de ongelukkige gezelschapsjuffrouw in betrekking, dat hij tien of twaalf jaren gele den met haar verloofd was en op den bruilofts dag zich lafhartig uit de voeten maakte, waar schijnlijk, dewijl de omstandigheden zijner bruid niet zoo schitterend bleken te zijn als hij bij zijn 'eigen verwarden toestand van zaken noodig achtte. .Uit dien tijd nu dagteekent de gevonden trouw ring, met het naamcijfer M. T., dien de Nemesis hem liet behouden, om hem daaruit later de straf- keten te smeden, daar het in elk geval verblin ding of overmoed was een zoodanigen ring bij zijn terugkeer in het vaderland niet liever in den oceaan te werpen. «Hoe kan een ambtenaar van 't gerecht zich zulke sprookjes op den mouw laten spelden?" vroeg de gravin spotachtig en ongeduldig, terwijl graaf Weilburg ongeloovig de schouders optrok en ongemerkt onder het gezelschap trachtte te verdwijnen. „Dat zeide ik eerst ook tot mij zelve, mevrouw de gravin 1" ging de assessor voort, „ofschoon in zulke dingen maar al te dikwijls de schijn be driegt, waar een gerechtelijk ambtenaar, moediger dan alle andere menschen, door heen slaan moet, om tot de kern der waarheid te komen. „Ah,* wendde hij zich met een vriendelijken lach tot de gasten, „mijnheer de graaf Von Weilburg, ik verzoek u dringend hier te blijven; de zaak wordt nog buitengewoon interessant." De gravin overviel een hevige schrik; door het ademloos luisterend gezelschap ging een kreet van verrassing, graaf Weilburg drukte de lippen vast op elkaar en wendde zich onwillekeurig naar de deur. De blik van den assessor, die doorborend op hem rusttebond hem echter vast aan zijne plaats, cn krampachtig greep hij naar de leuning van een stoel. „De verlatene was het spoor van den trouwe- loozen echtgenoot overal gevolgd tot over den oceaan, waar zij eindelijk, door zijne moordende hand getroffenin vreemden grond voor goed moest uitrusten van haar treurigen tocht. Langen tijd voor dit droevig uiteinde had Thedoor Rap part alias Wieprecht, kennis met graaf Weilburg gemaakt Aller oogen wendden zich. bij deze woorden naar den graaf, die somber lachende het hoofd schudde en met bewonderenswaardige gevatheid zeide „Inderdaad, thans schijnt de geschiedenis ook voor mij interessant te worden, ofschoon ik van zulk een vriend niets weet.' De blinde gravin scheen reeds lang een derge lijke ontknooping voorzien te hebbenhaastig stond zij thans op en zeide met van drift bevende stem „Ik ben deze vertooning moede, mijnheer, volg mij in mijn kabinet, daar moogt gij uw kinder achtige geschiedenis ten einde brengen." „Het schijnt in elk geval het beste te zijn deze geschiedenis in het kabinet der gravin te behan delen," riep graaf Weilburg spotachtig lachend; „ik ben gaarne bereid de genadige gravin bij dit belangrijk verhaal gezelschap te houden." „Zeer verplicht, mijnheer de graaf!" antwoordde de asseesor met onverstoorbare bedaardheid„ik muet er echter sterk op aandringen voor het ge heele hooge gezelschap een verhaal, welks belang- l MM—p— rijkheid van minuut tot minuut grooter zal wor den, ten einde te brengen; ik verzoek daarom de gravin Von Lörach en ook graaf Von Weilburg zeer onderdanig het voorname gezelschap niet van dit genoegen te berooven." „Wij verzoeken er zeer dringend om, mevrouw de gravin/ voegde een generaalsvrouw uit een oud geslacht er met trotsche waardigheid bij; het geheele hooge gezelschap boog eenparig. Ofschoon de blinde niet in staat was deze toe stemmende buiging te zien, gevoelde zij haar toch instinctmatig en zag zich gedwongen bonne mine a mauvais jeu te maken, en de heerschappij over zich zelve, over hare innerlijke verontwaardiging, die haar het bloed naar het gelaat deed stijgen nog verder te bewaren. Graaf Weilburg beet zich de lippen aan't bloe den en draaide onrustig zijn diamanten ring rond, die aan den kleinen vinger zijner linkerhand fon kelde, terwijl de assessor altijd vriendelijk lachende voortging „Ik was gekomen tot de kennismaking van Theo- door Rappart, alias Wieprecht, met mijnheer den graaf v. Weilburg, uit welke kennismaking een innige vriendschap werd geboren, naar hetgeen ik aannemen moet, Intusschen deed een zekere baron von Könnering een pleizierreis door Ame rika en leerde insgelijks den graaf kennen voor dezen schijnt hij eene geheime lastgeving meege bracht te 'hebben; kortom, graaf Weilburg besloot zijne bezittingen aldaar te verkoopen en, van rijke wissels voorzien, naar Duitschland te reizen. Dat mijnheer de graaf goed overgekomen is, be wijst zijne tegenwoordigheid in dit salon. Er ger ging het den armen baron v. Könnering, die met zijn knecht heimelijk door struikroovers over vallen en vermoord werd." „Rechtvaardige hemel riep de gravin ontsteld uit. „Spreekt gij de waarheid, mijnheer de as- sesor „De volle waarheid, mevrouw de gravin I Boosaardige tongen beweren zelfs, dat deze Rap part, alias Wieprecht, de moordenaar is geweest; onmogelijk is het niet, omdat men later ook het lijk van een man gevonden heeft, waarin men stellig graaf Felix Weilburg wil herkend heb ben." De gravin hield zich wankelend aan haren stoel vasthaar gelaat werd aschgrauw. De oogen van graaf Weilburg schenen vuur te spuwen en met bloed beloopen te zijn. Het geheele gezel met generaal Da van gehad heeft en waarin deze laatste zeide, dat het leger, naar hij meent, is gekomen aan de uiterste grens zijner lankmoedigheid en het burgerlijk ele ment aan de uiterste grens zijner misbruiken en dat hij op het leger rekent om daaraan een einde te maken. Eene dépêche uit Madrid aan le Temps meldt, dat verscheidene generaals hun steun aan generaal Davan geven en hem hiermede verontschuldigen, dat hij als generaal en als senaatslid heelt gehandeld. De ministers hebben herhaaldelijk raad gehouden en tot krachtig handelen besloten; zij zullen geene aansporingen tot militaire tuchteloosheid en eene inmenging van militairen in de staat kunde dulden. De besproken nieuwe Iersche landwet door de regeering bij het lagerhuis aanhangig ge- ma .kt, is bestemd om verdere uitbreiding te geven aan de bekende lord Ashbourne's Act. Een Engelsch crediet wordt ten bedrage van 33,000,000 p. st. verleend, om de Iersche pachters in staat te stellen eigenaar der door hen bewoonde boerderijen te worden. Het voorstel is zeer ingewikkeld, doch wordt het best opgehelderd door een voorbeeld, dat mi nister Balfour bij de toelichting van zijn ontwerp zelf aanhaalde. „Ondeistel, dat een pachter aan brutopacht (dat is met inbegrip van belastingen, die hij later van de pacht som mag aftrekken) 100 p. st. 'sjaars betaalt. Hij kan dan eigenaar worden tegen den koopprijs van 17 maal de pacht van één jaar of 1700 p. st. en betaalt zijn pacht aan den staat, doch betaalt voor het voorschot 4 percent, totaal 68 p. st. Maar voor de eerste 5 jaren moet hij 80 p.st. in plaats van 68 p. st. betalen en de aldus gevormde som van 60 p. st. wordt een assurantiefonds voor slechte jaren." De Ieren zijn met het ontwerp weinig in genomen. Zij klagen er over, dat de eige naars in menig geval, twintig in plaats van 17 jaren koopprijs zullen krijgen, een veel te hooge som voor dezen tijd en dat de schap zat als door ontzetting getroffen, „Gij liegt," schreeuwde de graaf met heesche stem, „of gij behoort in het gekkenhuisMen zal wél doen, zich van dezen man meester te maken." Haastig wilde hij heengaan. „Halt, blijf op uw plaats!" donderde de asses sor, terwijl hij op hem toetrad en hem met ge weld terugbracht. Beziet deze portretten, heeren en dames I" ging hij koelbloedig voort, terwijl hij twee beeltenissen ronddeelde. „Dit stelt Theo- door Wieprecht, alias Rappart, voor, den voor- maligen verloofde van de ongelukkige, die thans onschuldig in den kerker smacht, den echtgenoot van de in het park van Lörach vermoorde vrouw, en deze beeltenis stelt den waren graaf Felix Weilburg voor!" Een zachte kreet van verrassing klonk in het rond, toen men in het eerste portret, niettegen staande de verandering, die tien jaren en behen dige toiletkunsten aan het origineel hadden te weeggebracht, den aanwezigen graat Weilburg herkende; ofschoon deze zich alle mogelijke moeite gaf om een fiere bedaardheid aan den dug te leg gen, ten einde de krankzinnigheid des assessors te bevestigen. Ofschoon het tweede portret niet in 't minst op hein geleek, gaf hij het spel toch niet verloren, omdat niemand, zooals hij meende, de echtheid van het laatste konde bewijzen, en de assessor dus, ofschoon niet van zijn verstand beroofd, toch bedrogen kon zijn. „Ik bid u, mevrouw de gravin, door uw bevel dit stuitend tooneel, dat inderdaad de grenzen van 't geoorloofde overschrijdt, te willen doen eindi gen," sprak graaf Weilburg met indrukwekkende kalmte. „De assessor heeft reeds door zijne ge heele verschijning genoegzaam bewezen, welke geschiedenis men van hem te wachten heeft." „Ja, ja, mijn waarde graaf, gij hebt gelijk/ riep de blinde, zich haastig oprichtend, terwijl zij naar de schel greep; „ik zul dezen waanzinnigen verteller, die zich inet den mantel der wet zoekt te bedekken, dadelijk de hem toekomende plaats laten aanwijzen." „Vermoei u niet onnoodig, mevrouw de gravin/ sprak de assessor koeltjes, „op dit geval ben ik voorbereid en genoegzaam beschermd geen uwer dienstboden zal de vermetelheid hebben mij op die wijze te naderen.* Als verlamd viel de gravin in haar stoel ach terover. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1890 | | pagina 1