Nummer 32. Zondag 20 April 1890. 13e Jaargang De kamer waar het spookte, Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, FEUILLETON. UITGEVER: Waalwijk. Afschaffing van invoerrechten. "Reeds meermalen is er in ons blad op gewezen, wat een hopeloos werk het is, onder de tegenwoordige omstandigheden vooraf tot nutteloosheid gedoemde pogingen in 't werk te stellentot het verkrijgen van bescher mende rechten voor de lederindustrie. Men is zelfs verder gegaan en heeft de meening geuit, dat niet heffing van invoerrechten maar integendeel gclieele afschaffing er van het eenige middel is, dat verbetering kan brengen in den economischen toestand van gansch Europa. Deze meening was blijkbaar ook die van het 2e kamerlid Van Kerkwijk, die den mi nister van buitenlandsche zaken verzocht onzen gezanten in het buitenland op te dragen, de voordeelen van het vrijhandel stelsel te betoogenteneinde het zoover t^ brengen, dat de beschermende rechten in andere landen werden afgeschaft. Dit denkbeeld, dat nog kort geleden alge meen als tot het rijk der pia vota behoorcnde werd beschouwd, schijnt, tengevolge van de groote veranderingenwelke den laatsteii tijd in Duitschland op staatkundig terreiii hebben plaats gehad, kans te krijgen oji verwezenlijking. Daar te lande toch hebben de tegenstan ders van het protectionisme tien jaren lang geduldig volgehoudendat het economisch stelsel van prins Bismarcktot uitwerksel hebbende verhooging van den prijs der voor werpen, die door de arbeidende klasse ver-j bruikt worden, eenmaal ten val zou komen onder de toejuichingen des volks. Die dag nadert. De laatste verkiezingen hebben aan de protectionistische theorieën een harden slag toegebracht en thans ver oordeelt de keizer ze zelf bij de inwijding zijner sociale staatkunde. Uit het Engelsch. Wat wil Wilhelm II Het lot van den werkman verlichtende waarde van zijn werkloon verhoogenhem, //voor zoover de concurrentie het toelaat'' de middelen ver schaffen om in een zekeren welstand te leven. En wat doet het protectionisme Juist het tegendeel het vermindert de waarde van het werkloonhet maakt het brood het vleeschde petroleumde koffiede huishuurhet linnenin één woord alles duurder, wat een volkshuishouden noodig heeft. Gedurende geruimen tijd zijn zij die profiteerden van het stelsel Bismarck, die voordeel hadden bij de rechten op graan op het vee, bij de belasting op den alcohol en de suiker met behulp van den kanselier er in geslaagd de openbare meening om den tuin te leiden. Zij maakten het volk wijs dat de buitenlander het half milliard betaal de, dat de Duitsche inkomende rechten op brengen. Zij betoogden aan de burgers, dat het half milliard, dat de staat uit de inko mende rechten trok en dat de vreemdeling betaaldedoor hen zei ven zou moeten zijn betaald geworden, als de vrijhandels theorieën gehandhaafd waren gebleven. In 't kort, sedert 1879 tot in de laatste dagen toe, heeft men heel behendig het publiek in dwaling kunnen houden omtrent de uit werkselen van //de bescherming van de na tionale industrie en landbouw"; maar thans is het uit. Een feit heeft zich voorgedaan, dat kan beschouwd worden ds het voorspel van het instorten van het protectionismedat onder volle muziek zal plaats hebben. Een volbloed protectionist, de leider der onafhankelijke conservatieven in het parle ment, de baron Von Zedlitz-Neukirchge heim opperregeeringsraad bij het ministerie steenen trap komten zegt plotseling met een allerliefst glimlachje: „U moet bepaald hier in dit mooie oude slot een spook hebben, of eene geheime trap, of iets anders geheimzinnigs! Ga nu, wat ik u bidden mag, den romantischen indruk niet bederven door t<: vertellen dat gij mij geen enkel verhaal vol ijselijkheden er van kunt opdisschen, of dat er liier'te middernacht geene spoken rondwaren." van openbare werkenheeft in een conser- tieve revue eene economische studie geleverd over de uitwerkselen der protectionistische staatkunde. Daarin verklaart de heer Yon Zedlitz //dat het verwijt, dat men het protectionisme er van maakt de rijken te begunstigen ten koste van de armenniet kan ter zijde gesteld worden//. Ook hij vindt //dat het protectionisme 's keizers sociale staatkunde tegenwerkt", dat het dus den toestand van den werkman verslimmert. Hij waarschuwt de grondbezitters r/dat de graanrechten geen duurzame instelling zijn" en hij bereidt de gemoederen voor /,op een steeds aandachtiger onderzoek van de wezenlijke uitwerkselen dier rechten." Toen keizer Wilhelm aan Europa heeft voorgesteldgemeenschappelijk maatregelen te nemen ter verbetering van het lot des werk mans, heeft meu, zooals wij reeds vroe ger mededeeldenin Engeland onmiddellijk geantwoord, dat een der heilzaamste maat regelen die verscheidene staten van het vasteland konden nemen, was de opheffing van de invoerrechten op verbruiksartikelen van het volk. 't Schijnt dat dit 's keizers geest getroffen heeft. Door tot den vrij handel terug te keeren zou Duitschland alleen daardoor, de waarde van het werkloon misschien met een vijfde vermeerderen. Vleesch, brood, alles zou goedkooper wor den. Voortdurend wordt Wilhelm II in de dagbladen gewezen op de openlijke tegen spraak, die bestaat tusschen zijnen wensch om de levensvoorwaarden voor den werkman te verbeteren en de handhaving van de voor tien jaren door zijn oud-kanselier ingevoerde economische staatkunde; als nu de heer Von Zedlitz meent zich te kunnen voegen bij gastheer legt: hen, die zijner majesteits aandacht verzoeken voor deze treffende tegenspraak, dan zal dit wel daarin zijne reden hebben, dat de re- gecringsraad weet, dat de keizer reeds over tuigd is, en dat de val van het protectio nisme in Duitschland nog slechts eene zaak van eenige maanden is. Zietdaar, Nederlandsche leerlooiers, en allen die aan de leerlooierij verwante vakken uit oefent, den toestand in Duitschland geschetst, zooals hij thans is. Zou het nu niet op uwen weg liggen te trachten dien val zooveel mogelijk te ver haasten, in alle geval te bevorderen? Zou 'tnu niet beter zijn, in plaats van uwen tijd te verbeuzelen aan het op touw zetten van eene beweging in beschermenden geest, integendeel te trachten den minister van buitenlandsche zaken over te halen aan de gezanten in het buitenland den last op te dragen, door den heer Van Kerkwijk in de tweede kamer omschreven Afkeerig daarvan is de minister niet, zoo als gebleken is uit zijn antwoord aan ge noemd kamerliden waarlijk, 't zou, dunkt ons, voor ZExc. een streelende zelfvoldoening zijn later te kunnen zeggendat hij het zijne heeft bijgedragen tot algeheele ophef fing der beschermende reeten in het bui tenland. En eerst als dit geschied is, maar ook dan alleen, zal de klacht vervallen dat de Nederlandsche leerlooierij en de Nederland sche schoeneufabrieken niet naar het bui tenland kunnen uitvoeren. Hoe denken de heeren er over? Overgenomen uit het Nieuwsblad voor Nederlandsche leerlooierijen en aanverwante vakken. indruk van het verlies haars vaders. Het jaar in het buitenland was omgevlogen, en op hare te rugreis hadden zij nogmaals Parijs aangedaan waar mrs. Talbot, die besefte dat zij nu gevoeglijk haren rouwtijd als geëindigd kon beschouwen, het zwart had afgezworen en zich volkomen had overgegeven aan de meest deftige modiste die zij kon vinden. o van het Zuiden, en Langslraalsche Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per II maanden,/1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regel» f 0,60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangnomen loor het advertentiebureau van &DOLF Steinek, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. „Thee? gckheidl" antwoordt sir Adrian „Ik ken geen beter opknappertje dan champogner. Ik zal u ook thee laten brengen, maar volg mijnen raad en probeer het liever eens met de cham- pagner1" „O neen, dank u, ik zal mij liever met de thee houden'verklaart mrs. Taibot, terwijl zij op gratielijke wijze hare schouders laat trillen, over welke beweging hare vriendin, miss Delmaine, luidkeels lacht. „Ik zal uwen raad opvolgen, sir Adrian/ zegt zij, terwijl zij hem van onder hare lange wimpers eenen ondeugenden blik toewerpt. „En gij kunt er zeker van zijn, dat Dora ook champagner zal nemen als die komt." „Ondeugende meid!" roept mrs. Talbot, terwijl er een glimlachje om haar mond speelt. Dora Talbot lacht zeer zelden, daar zij bij ondervin ding weet, dat haar fijn gezichtje in rust mooier is. „Kom, sir Adrian," gaat zij voert, „laten wij nu uw betooverd kasteel binnengaan." De bedienden hebben inmiddels al hare bagage naar binnen gebracht, dat wil zeggen, zooveel als de beide dames in het rijtuig konden bergen, en nu stapt het tweetal met den gastheer de stoep op en de vestibule binnen. Mrs. Talbot, die wat tot adem is gekomen babbelt vroolijk en opgewekt en legt zooveel zij kan beslag op sir Adrian, terwijl Miss Del maine zonderling stil is en als onder betoovering de eigenaardige omgeving, waarin zij komt, aan staart. De laatste flauwe stralen van het licht schijnen door de gekleurde glazenen hullen de oude voorhal in een waas van mysterieuse schoonheid. De grimmige krijgers in hunne maliënkolders zullen, zoo wil het den verbaasden blik van Florence Delmaine toeschijnen aanstonds uit hunne nissen springen. Zij ontwaakt uit haren droom als zij bij de „Het spijt mij u te moeten verzekeien dat hier geene spoken zijn," antwoordde sir Ad riao lachend. „Het is de eerste keer dat ik er verlegen en be schaamd onder wordt, nu ik dat moet bekennen. Wij kunnen ons alleen beroemen op eene kamer, waar het spookt, maar over die kamer ziji: dan ook verhalen in omloop, die een mensch de haren te berge doen rijzen." „Lieve hemel hoe akelig!" roept mrs. Talbot uit met zenuwachtige huivering. Hoe heerlijk, wil je zeggen!" verbetert Miss Delmaine. „Sir Adrian, is die kamer dicht bij de mijne?" „O neen, daarvoor behoeft gij niet bang te zijn!" haast Dyneeourt zich te antwoorden. „Ik ben volstrekt niet bang/ verklaart het meisje dapper. „Ik heb altijd naar het een of ander avontuur verlangd. Ik ben mijn prozaïsch leven moede. Ik zou graag eens weten hoe de bewoners van het geestenrijk er wel uilzien." „Beste sir Adrian, verbied u haar toch eens om zoo te prateii. Het is bepaald slecht en godde loos!" smeekt Dora Talbot. „Miss Delmaine, u zult maken dat mrs. Talbot niet langer hier in huis blijft, als gij zoo voort gaat met die booze taal," zegt sir Adrian terwijl hij weer lacht. „Houd er dus alsjeblieft mee op!" „Ben je bang, Üora?" vraagt Florence vroolijk. „Blijf dan maar in mijr.e nabijheid. Ik houd mij alle booze geesten van het lijf, ik ken allerlei soort van bezweringen en tooverformulieren." „Dat weet ik bij ondervinding/ fluistert sir Adrian, zoo zachtjes dat zij alleen het kan hooren. „En als gij daarvan zelve overtuigd zijt, moest gij genadig zijn!" Schoon zij niet hooren wat hij beweertkan mrs. Talbut toch zien dat hij iets tot Florence zegt, en bespeurt zij met ecnigen wrevel den blik dien hij op hare vriendin slaat. Zij mengt zich snel in het gesprek en zegt op bedeesden toon, terwijl zij hare hand op den arm van haren Die vreeselijke kamer waar gij van spreekt, is toch, hoop ik, niet dicht bij de mijne!" „Neen, zij is zelfs in den anderen vleugel," stelt sir Adrian haar gerust. „Zij is zóó ver van dit gedeelte van het kasteel, dat iemand er in opge sloten kon worden en van honger kon sterven zonder dat men in dit gedeelte er iets van te weten kwam. Zij is in den noordelijken vleugel van den ouden toren, een deel van het gebouw dat zeker in geene vijftig jaren in gebruik is geweest." „Nu voel ik mij heel wat verlicht," zegt Dora Talbot geaffecteerd. „Als wij eene week verder zijn, heb ik dien heelen toren verkend, de kamer waar het spookt incluis," verklaart Florence op uitdagenden toon. En dan glimlacht zij weer tegen Adrian, en volgt de kamenier, die haar op de breede trap voorgaat naar hare kamer. Tegen het einde der week zijn er verscheidene andere gasten gekomen, maar ongetwijfeld heeft niemand den jongen baronet zoozeer verblijd door zijne komst, als mrs. Talbot en hare nicht. Miss Delmaine, de eenige dochter en erfgename van eenen Indischen nabob, had in de afgeloopen season Londen stormenderhand veroverd, en niet alleen het moderne Babyion, maar ook het hart van Adrian Dyneeourt. Zij was ongeveer ttvee jaren geleden na den dood haars vaders in En geland gekomen, en daar zij geene nadere bloed verwanten bezat, was zij zeer vriendelijk ontvan gen door hare nicht, mrs. Talbot, die met haren echtgenoot een fraai huis in Mayfair bewoonde. Een half jaar na de komst van Florence Del maine was George Talbot bezweken aan eene hevige koortsen zijne weduwe, voor wie eene aanzienlijke lijfrente was vastgezet, had, teen de begrafenis had plaats gehad en aan al de forma liteiten der wet voldaan was, aan hare jeugdige nicht medegedeeld, dat zij van plan was een jaar lang op het vasteland te gaan reizen, en dat zij blij zou zijn, dat wil zeggen met een gekuns teld zuchtje dat zij zien ten minste iets minder ongelukkig zou voelen, indien zij, Florence, haar wilde vergezellen. Florence vond dit voorstel heerlijk. Zij was uitgeput door het oppassen van den zieke, want zij had den meesten tijd aan zijn bed gezeten, terwijl zijne vrouw klaagde of sliep, en daarenboven was zij nog steeds onder den Ook Florence legde voor het eerst den rouw af, schoon haar vader reeds twee jaren lang in het stille graf rustte, en zij besloot met hare nicht, die, hoewel beider karakter hemelsbreed verschil de nu hare eenige vriendin was, onmiddellijk naar Londen terug te keeren. Het was nog in het voorjaar, en onwillekeurig zag het meisje met buitengewone blijdschap en spanning de paar maanden tegemoet, welke zij hoopte door te brengen onder hendie zii, voor gelicht door hare vriendin, als de eerste kringen had leeren beschouwen. Dora Talbot zelve was volstrekt niet ongevoelig voor de gedachte, dat het in haar voordeel zou zijn oru een meisje van deftige geboorte en een fabuleus fortuin in „de wereld" te brengen. Zeer zeker zou er dan voor haar ook nog wel een kruimeltje afvallen, en zij zou zulke kruimeltjes met een dankbaar hart oprapen. Doch ongelukkig vestigde zij hare genegenheid op sir Adrian Dyneeourt met zijn groot oud slot en zijn vorstelijk fortuin, een „kruimpje" waarvan zij ai zeer spoedig de groote waarde ontdekte. In het eerst had zij het niet mogelijk geacht.dat Florence eenen baronet als een ernstig pretendent zou beschouwen, terwijl haar onmetelijk fortuin haar voor het allerminst aanspraak kon doen maken op eenen hertog. Maar, zooals zij later tot hare teleurstelling ontdekte, met de liefde is het zeer zonderling geschapen. En op eenen ze keren dag, geheel onverwachtwerd het haar zonneklaar dat, zoo de omstandigheden hen be gunstigden, Florence en sir Adrian wel eens voor elkander gevoelens konden beginnen te koesteren, die tot innige liefde zonden leiden. Toch nam mrs. Talbot, sterk in het geloof aan haie eigen bekoorlijkheden, de uitnoodiging van sir Adrian aan, en op het einde der seasot* zijn zij en Florence Delmaine de etrste van ettelijke gasten, die een paar maanden op het oude kasteel van Dyneeourt komen doorbrengen. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1890 | | pagina 1