Nummer 50.
Zondag 22 Juni 1890.
13e Jaargang
Pi
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Boekhouden.
De kamer waar het spookte,
ANTOON ÏIELEN
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
IV
Uit het Engelsch.
KASBOEK
JOURNAAL.
200
30
670
1000
500
300
800
Cts.
Gld.
97
97
20
20
2794
40
Credit
Cts.
800
400
250
600
97
20
2147
647
20
20
700 700
2794,40 2794,40
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per pos! door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels J 0,G0 daarbo/eu 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolf Sïeiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
(Vervolg van No. 46.)
Een boek, bij elke zaak (schoenmakerij of
looierij) behoorendeis het journaal of ook
dagboek, memoriaal en prima-nota genoemd,
en het kasboek. In het koopmans-systeem
wordt elk dezer twee boeken afzonderlijk
gehouden; om het den looier en schoenmaker
voor zijne dagelijksche aanteekeningen zoo
gemakkelijk mogelijk te maken, hebben wij
ze tot één boek vereenigd. Een verder
voordeel hiervan is, dat bij dit journaal debet
en credit afzondelijke kolommen hebben,
zoodat het mogelijk is met behulp daarvan
de maandehjksche proefbalans op te maken,
terwijl ook de inventaris kan gemaakt wor
den zonder dat men het grootboek noodig
heeft.
De voordeelen dezer methode zullen iemand,
die op de hoogte van 't boekhouden is, on-
middelijk in 't oog springen maar om het
iedereen duidelijk te maken zullen wij de
beschrijving der boeken nog iets verder
uitbreiden.
De benaming der boeken in de praktijk
is nogal verschillend. Zooals wij boven ge
zien hebben, wordt het door ons „journaal"
genoemde boek, ook dagboek, prima-nota
en memoriaal geheetenmaar het doel is
hetzelfde. Men kan het noemen zooals men
verkiest, maar 't blijft bestemd om de eerste
boeking van schuld en vordering (debet en
credit) op te nemen.
Tot het eenvoudig boekhouden belmoren
4 boeken en weljournaal, kasboek, groot
boek en inventaris-boek. Daar, volgens ons
systeem, journaal en kasboek zijn vereenigd
en bovendien de gegevens voor balans en
inventaris er in voorkomen, hebben wij maar
twee boeken noodignamelijk journaal en
grootboek. Het in ons vorig artikel be
schrevene kuipenboek, even als bet wissel-
register en het magazijnboek, zijn slechts
hulpboeken, die afhangen van de inrichting
der zaak, waarvoor zij moeten dienen.
Laat ons nu zien hoe de boekiugen in
het journaal en kasboek moeten geschieden.
Zoodra wij den vroeger besproken inven
taris gereed hebben, geeft dit aanleiding tot
boeking in het journaal en kasboek, omdat
wij de personen aan wien wij blijkens in
ventaris iets schuldig zijn, voor hunne vor
dering moeten goedschrijvenen hen, die
blijkens inventaris iets aan ons schuldig zijn,
voor het bedrag moeten belasten. Daar
schuld en vordering in het journaal bij el
kander worden gebracht is het noodig, ze
door een nadere aanduiding te onderscheiden
Dit geschiedt door de woorden debet en
O
credit; dat wil zeggen Is iemand ons iets
schuldig dan wordt dit aangeduid met de
bet" en onder die rubriek in het journaal
ingeschreven zijn wij daarentegen iets aan
anderen schuldig dan wordt dit aangeduid
met //credit" en daaronder gebracht.
Het bij het journaal te houden kasboek
levert eene controle over inkomsten en uit
gaven; 'tis daarom ook verdeeld in twee ru
brieken, aangeduid met debet en credit.
De debet-kolom is bestemd om alle in
komsten, de credit-kolom om alle uitgaven
op te nemen.
De op het schema tusschen de kolommen
voor kasboek en voor journaal openblijvende
ruimte dient voor inschrijving van de af
zonderlijke posten. De datum wordt boven,
niet vóór den post geschreven.
De kolom voor het journaal dient tot
inschrijving van de bladzijde van het groot
boek.
Posten, die contant gekocht of verkocht
en dadelijk betaald wordeu en dus geen
schuld of vordering daarstellen, moeten enkel
op het kasboek gebracht worden; goederen
die verkocht of gekocht worden en over
welker bedrag men onmiddellijk disponeert,
moeten in debet en credit van het journaal
worden gebracht.
Wij laten hierachter een schema volgen
18
Met eenen boosaardigen blik ziet hij haar aan,
maar Florence, die vol verachting hare oogen
van hem afwendt, bespeurt het niet. Werkelijk
stijgt haar het bloed naar het gelaat bij zijne
woorden, doch zij verwaardigt hem niet met een
antwoord, en als zij in de eetzaal zijn gekomen,
laat zij vrij duidelijk merken, dat zij met opzet
zoo ver mogelijk van hem gaat zitten.
Er is eene onheilspellende uitdrukking in zijne
oogen als hij dezen opzettelijken hoon bespeurt.
Het is September geworden. In de laatste veer
tien dagen heeft Florence er krachtig op aange
drongen om heen te gaan, maar Dora wilde hier
van volstrekt niets hooren, en Florence, die be
grijpt dat het wel wat zelfzuchtig zou zijn als
zij een eind maakte aan de zalige uren, die Dora
met haren geliefde zooals Florence vermoedt
doorbrengt, zucht en geelt toe, en brengt hare
eigen wenschen ten offer op het altaar der vriend
schap.
Het is vijf uur. De heeren zijn er in dien
morgen met'het geweer op uit gegaan. Nu komen
zij zoo langzamerhand naar huis, sommige alleen,
andere twee aan twee. Onder de eersten, die te-
rugkeeren, zijn sir Adrian en zijn neef Arthur
Dynecourt, die elkaar toevallig niet ver van het
kasteel ontmoet hebben en nu samen terugwan-
delen.
Den vorigen dag heeft miss Delmaine zich aan
het diner iets laten ontvallen over eenen gouden
armband, die zij het liefst draagt. Zij vertelde
dat zij dien had verloren wanneer of waar
kon zij niet zeggen. Het verlies speet haar ont
zettend, en zij had lachende verklaard, dat hij,
die haar dien armband terugbracht, elke belooning,
die hij maar wenschte, van haar kon ontvangen.
Een paar heeren hadden onmiddellijk gezworen
dat zij hun leven aan het zoeken van den arm
band zouden wijden, maar Adrian had niets ge
zegd. Niettemin had hij den ganschen nacht en
den geheelen dag aan den armband en de beloo
ning gedacht. En hij kan zich ru niet weerhou
den om er over te spreken met den man, dien hij
als zijnen medeminnaar beschouwt.
«Het is een gek iets met dien armband van
miss Delmaine/ laat hij zich schijnbaar achteloos
ontvallen.
«Heel gek. Ik denk dat hare kamenier hem
wel ergens heeft neergelegd en het zich niet
herinnert."
„Dat kan toch haast niet. Eenen armband laat
men toch maar niet zoo slingeren. Zij heelt hem
zeker ergens verloren."
„Dat is ook mogelijk. Die Indische armbanden
zitten meestal vrij los om den pols."
„Maar waar dan? Ik heb overal laten zoeken,
en hij is nergens te vinden."
„Misschien is hij vandaag wel gevonden."
.luist op dit oogenblik komt de oude toren in
het gezient, met de ronde muren, waar zich de
klimop omheen slingert, en de smalle spleten
daar in de hoogte, die de plaats aanwijzen van
de kamer, waar het spookt.
Wat is de reden dat Arthur Dynecourt, als hij
maar even dezen ouden toren ziet, zo.» bleek
wordt? Zijne oogen glinsteren, en hij klemt de
lippen vast op elkander.
„Herinnert gij n nog," zegt hij, terwijl hij zich
tot zijnen neef keert met het gebaar van iemand,
die eensklaps op eenen inval komt, „herinnert gij
u dien dag nog, toen wij de spookkamer zijn
gaan zien? Miss Delmaine was er toen ook bij
niet waar?'
„ja en vol verwachting ziet de ander hem
aan.
„Kan zij hem da&r soms verloren hebben?"
vraagt Arthur. „Dat zou nog al gek zijn, lie?
Eene griezelige plaats om iets le verliezen."
„Het is vreemd, dat ik er al niet vroeger aan
heb gedacht," antwoordt Adrian, op wien deze
Januari 1890.
Debet
Gld.
500
Cts.
Credit
Gld.
Cts.
1
Aan contanten blijkens inventaris.
1
Groot
boek,
folio.
Debiteuren blijkens inventaris.
A. A. te A.
B. B. te B.
C. C. te C.
D. D. te D.
Crediteuren blijkens inventaris.
E. E. te E.
E. E. te E.
G. G. te G.
I. I. te I.
Boekhandelaar K. voor nieuwe kan
toorbehoeften.
L. L. te L., per expediteurs G. Co
3 rol gemerkt M. 10/12 6 hui
den, gez. B,-A. zoolleer 162 pd.,
a 60 cts.
dezelfde
Traite per 2/4 order W. T. en Zn.
W. T, en Zn. reraisen per 2/4 p. L.
4
9
9
10
N. N. te N.
Voor op magazijn gekocht schoeisel.
31
Saldo der cassa.
Saldo van het journaal
Debet
Gld.
onderstelling blijkbaar indruk maakt. „Wel, dat
komt ook zoowat uit met den tijd waarop zij
hem verloren heeft. Hoe meer ik er over denk,
des te meer begin ik te gelooven dat het daar
moet geweest zijn."
„Neen maar, beste kerel, maak je gevolgtrek
kingen nu niet al te haastig! Het is, wel be
schouwd, alles behalve waarschijnlijk."
„Nu, in elk geval, ik kan eens gaan zien,"
verklaart Adrian, die op zijn stuk blijft staan.
Is het een uitstel van executie, waartoe het
weinigje menschelijk gevoel dat hij bezit hem
drijft? Deinst Arthur Dynecourt terug voor de
misdaad die hij wil volvoeren, en brengt dit hem
er toe, sir Adrian af te houden van zijn voorne
men om den armband te gaan zoeken in de kamer,
waar het spookt? Met al de kracht zijner wel
sprekendheid tracht hij hem te overtuigen, dat de
armband daar niet verloren kan zijn; te ver
geefs. Zijne veronderstelling heeft diepen indruk
op sir Adrian gemaakt, en al geeft deze ten slotte
toe dat het zeer goed een vergeefsche tocht kan
zijn, hij voegt er tevens bij, dat hij het licht kan
probeeren. Wie weet of die armband daar niet
is! En dit vage vermoeden drijft hem voort naar
zijn onzalig lot.
„Nu, als je er met alle geweld heen wilt gaan,
dan wasch ik mijne handen in onschuld," zegt
Dynecourt op luchtigen toon, terwijl hij eindelijk
het strijden opgeeft. „Maar, wat er moge gebeuren,
je weet dat ik je den raad gaf om er niet heen
te gaan."
Als Arthur deze laatste woorden zegt, vliegt
er een duivelsche glimlach over zijne bleeke
trekken, en in zijne oogen flikkert een onheil
spellende glans. Maar s;r Adrian bespeurt er niets
van. Hij staart naar zijn huis, dat zich daar
grootsch verheft in het rosse licht der wegster
vende zon. Hij staart ook naar den ouden toren
en naar dat hoogste gedeelte, naar die kamer,
waar het spookt. Duidelijk onderscheidt hij die
lange, smalle spleten, die tot vensters dienen.
Wat zou iemana, die daar opgesloten was, wei
nig van de groote, woelige buitenwereld kunnen
bespeuren I
„Ja ik zal er aan denken," zegt hij schertsend.
„Als de schimmen mijner voorvaderen mij als
hun offer opeischen en mij daar voor eeuwig op
sluiten, zal ik mij je woorden en je raad herin
neren."
„Maar, zonder gekheid, je bent toch niet van
plan er heen te gaan?" vraagt Arthur schijnbaar
achteloos, terwijl hij zijnen neef met de meeste
oplettendheid gadeslaat. „Het is een lieele pel
grimstocht naar det griezelige hol en het leidt
tot niets."
„Nu, als je er naar van wordt, dan moet je
het er maar voor houden dat ik er niet ben
heengegaan," zegt Adrian lachend.
„Zeker, is dat veel beter!" herneemt Arthur,
die nog altijd geen oog van zijnen neef'afwendt.
„Ik wist wel, dat je dat dwaze plan zou laten
varen."
Terwijl hij deze woorden zegt, zijn zij bij den
ingang van het kasteel gekomen en nemen in de
vestibule afscheid van elkander. Lachende en een
vroolijk wijsje fluitende, gaat sir Adrian de lange
gang door.
Als hij eenen hoek om is, volgt Arthur hem
snel, niet met het doel om hem in te halen, maar
om hem in het oog te houden. Ilij loopt op zijne
teenen, alsof hij bang is om gezien te worden.
Geen bediende is er te bekennen. Niemand komt
sir Adrian tegen. Het is alles doodstil. Het lijkt
wel alsof het gansche kasteel in eenen diepen
slaap is verzonken. In een der bovenvertrekken
zitten de dames haar kopje thee te slurpen en
dezen en genen op hare beminnelijke wijze te
bebabbelen en bekladden. De bedienden worden
in de benedenvertrekken door hunne bezigheden
in beslag genomen.
Arthur bespiedt sir Adrian nauwlettend, en
ziet hoe hij de groote, breede trap opgaat. En
als hij dit gezien heeft, ijlt hij, als door schuldige
vrees voortgezweept, verscheidene gangen door,
totdat hij den corridor bij de bediendenka
mers bereikt heeft.
Wordt vervolgd.