Nummer 94 Donderdag 27 November 1890. 13e Jaargang.
mm WILLE!! II!
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Bekendmaking-.
ANTOON TIELEN,
Zijne Majesteit
FEUILLETON.
De laatste levensuren des
Konings.
- :-;.
UITGEVER:
Waalwijk.
IS OVERLEDEN.
Dit korte bericht ontvingen wij
Zondagnamiddag ten 1 ure en wij
haastten ons de treurmare per
bulletin in onze gemeente alge
meen bekend te maken.
Ten ongeveer half drie kregen
wij een tweede telegram, dat wij
29 Naar het Hoogduitsch.
uitgever
onmiddellijk bij onzen
aanplakten.
't Was van den volgenden in
houd
„Blijkens ofïicieele bulletins nam
's konings toestand Zaterdagavond
plotseling eene ongunstige wen
ding tengevolge van het ontstaan
van uraemie.
Dr. Roessingh uit Deventer
die telegrafisch ontboden was, heeft
met dr. Vlaanderen te vergeefs
alles aangewend tot verbetering
van den toestand.
Zondagochtend ten 5.45 is Z.
M. zacht en kalm ontslapen."
Koning Willem III, onder wiens
regeering Nederland een tijdperk
van rust, vrede en welvaart heeft
mogen beleven als slechts zelden
aan een volk te beurt valt, is dus
heengegaan en met hem de laat
ste mannelijke telg uit het huis
van Oranje, waarmede de belan
gen van ons vaderland ruim drie
eeuwen ten nauwste verbonden
waren.
In Willem III verliezen wij een
goed, rechtvaardig en wijs koning,
wiens nagedachtenis bij zijn volk
in hooge eere zal blijven.
Laten wij ons, deelende inden
rouw, die de vorstelijke familie en
het vaderland trefteendrachtig
scharen om den troon van onze
jeugdige koningin
WILHELMIN A
en de populaire vorstin steunen
die vooreerst in haren naam het
bewind zal voeren.
en kiplraalsclie Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden J 1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 17 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per re
De Burgemeester der gemeente Waalwijk,
Gelet op de aanschrijving van 'sKonings
Commissaris in deze provincie van 24 dezer,
Brengt bij deze ter kennis van de ingeze
tenen dezer gemeente den inhoud van de
buitengewone Nederlanasche Staats - Courant
van Zondag 23 November 1890.
„Het overlijden van Zijne Majesteit
den Koning:
„Zijne Majesteit de Koning is heden
morgen te 5 uren 45 minuten zacht en
kalm ontslapen. Dr. Roessingh heeft bij
zijne aankomst op het Koninklijk Paleis
te circa half twee het bestaan van urae-
mie bij Zijne Majesteit den Koning
insgelijks geconstateerd.
Alle door de beide geneesheeren aan
gewende pogingen om verbetering in den
toestand te brengen, hebben helaas, niet
mogen baten.
's Gravenhage, 23 November 1890."
Waalwijk, 25 November 1890.
De Burgemeester voornoemd.
„Aan wie behoort die sjaal?" vroeg hij. Geen
antwoord. „Het is een prachtige sjaalvoegde
hij er bij, „en wanneer niemand de eigenares er
van is moet gij haar maar omslaan, mevrouw
von Heiberg."
De gravin trad niet naar voren om haar sjaal
op te vorderenzij zag hoe de graaf die de we
duwe, die met een koket lachje naar hem opzag,
omsloeg.
„Men kan wel zien, dat ge niet bijzonder er
varen zijt in de modes, om niet eens te weten
hoe men een sjaal draagt 1" zeide zij lachend.
„Onze overgrootmoeders droegen die zoo recht
over de schouders, wij doen dat echter op onze
eigen manier."
Hierop sloeg zij het gaas zoo bevallig over het
hoofd en de schouders, dat de graaf vol bewon
dering riep
„Dat staat prachtig, de dames weten toch altijd
wat schilderachtig is."
Beiden verlieten daarop de kamer en de gra
vin besloot ze te volgen. Zij hield zich slechts
eenige oogenblikken op om een groote donkere
sjaal van haar kamer te halen, die haar gelaat
in tijd van nood kon verbergen. „Wie zal mij
herkennenwanneer ik zoo alleen ronddwaal
En wanneer men mij herkent, wie bekommert
zich dan nog om mij
Een onbestemd gevoel dreef haar uog eenmaal
naar de kamer van den zieken overste. Zij klopte
aan, niemand antwoordde. Zacht opende zij de
deur, Reinhold was op de sofa ingeslapen. Zij
verwijderde zich weer even stil als zij gekomen
was, liet was haar aangenaamdat haar vriend
haar niet gezien had. Haar hart klopte hevig en
haar wangen gloeiden koortsachtig. Zij ging het
achterpoortje uit en zag weldra in de verte de
schemering van een wit kleed en een zilverach-
tigen sluierde hare 1 Het was een prachtige
avond. Op iederen anderen tijd zou zij opge-
togen geweest zijn van bewondering nu lette
zij er zelfs niet op. De aarde scheen donker te
wordenofschoon de zon nog aan den hemel
troonde. Het was op dat tijdstip van den avond,
dat de duisternis zoo snel en plotseling invalt.
Wanneer zij er aan dacht dat haar man dezen
sluier niet herkend had Zoolang zij op Erau-
kenstein woonde had zij dien gedragen; niemand
der bedienden zou een oogenblik getwijfeld heb
ben aan wie hij toebehoorde, en haar eigen man
wist dit niet.
Dit gedeelte van het park was zoo dicht be
groeid, dat zij den graaf geheel onbemerkt vol
gen kon nu en dan kon zij een woord opvan
gen van hun gesprekhet was echter nooit over
haar.
Zij stonden aan den oever der rivier. Zij zag
hoe eenige stralen der ondergaande zon op het
witte kleed en den zilveren sluier vielen. Zij zag
hoe mevrouw von Heiberg haar kleine blanke
hand uitstrekte en vroolijk uitriep
„Zie eens, graaf, mijn hand is rood gekleurd!"
Zij spraken dus niet over haar.
„Heb ik u nu wel te veel van dit prachtige
tooneel verteld?" zei de graaf in geestdrift. „Ge
zult op het oogenblik, dat de zon het water
schijnt aan te raken, een prachtig rooden glans
zien, in de volgende oogenblikken is alles don
ker
Zwijgend beschouwden zij het indrukwekken
de tooneel, terwijl de donkere gestalte nog steeds
bewegingloos achter hen stond. Op dit oogen
blik geschiedde het juist zooals de graaf voor
speld had, eerst een goudgekleurde gloedtoen
plotselinge duisternis. «-
Zij trad onhoorbaar eenige schreden nader en
was'slechts door eenige boomen van hen geschei
den. Hier kon zij elk woord verstaan. Zij spra
ken slechts van het ondergaan der zon, de plot
seling ingevallen duisternis en van iemand, die
de sclioone weduwe voor haar huwelijk had ge
kend en liefgehad.
„Iioe lang zou dat onzinnig fluisteren nog
voortduren vroeg de jonge ongelukkige vrouw
zich af Hoe lang zou zij nog in de avondlucht
moeten slaan, terwijl liefde en waanzinnige ijver
zucht in haar hart om den voorrang streden
hoe lang nog? Het was bijna onverdragelijk.
Er moest een einde aan komendaar hoorde zij
't Was Zondagmorgen, kwart voor zessen dat
de koning ontsliep.
Een paar dagen te voren had zich eene stoornis
in de urine-afvoer voorgedaan en deze begon
zicli Zaterdag te herhalen.
Bericht daarvan werd gezonden naar den Haag,
waar oen buitengewoon nummer der „Staats
courant" werd uitgegeven bevattende het vol
gende bulletin
„In den toestand des konings is plotseling een
zeer ongunstige wending gekomen. Nadat de
koning gedurende de twee laatste dagen zeer on
rustig was geweest, hebben zich Zaterdagavond
verschijnselen van uraemie voorgedaan, die den
toestand des konings hoogst zorgelijk maken. In
afwachting van de komst van prof. Rosenstein
en Vincknuijzenheeft hare majesteit dr. Roes
singh uit Deventer ontboden om mij in deze
ernstige omstandigheden ter zijde te staan.
22 November.
De Hofarts J. VLAANDEREN.
Nadat deze tijding des Zaterdagsavonds
van Het Loo was ontvangen begon de toestand
er daar gaandeweg zorgwekkender uit te zien.
Dr. Roessingh begaf zich onverwijld na het
ontvangen van het beriaht per rijtuig op weg,
terwijl hem van het Loo insgelijks een rijtuig
werd tegemoet gezonden. Halverwege ontmoetten
deze rijtuigen elkander en stapte dr. Roessingh
over, die te half twee op het paleis aankwam.
plotseling haar naam haar me'sjesnaam
„Elfriede Scharff!" Wat zeide hij? Vertelde de
graaf hoe hij gedwongen was geworden een vrouw,
die hij niet liefhad, te huwen? Zeide hij, dat,
ofschoon hij haar niet liefhad en hij haar dit
gezegd had, zijTzich toch voor hem interesseerde?
Lachte hij, omdat zij hem bekend had, dat zij
ijverzuchtig was
„Ik kan het niet langer verdragen dacht zij.
Haar tanden klapperden en zij deed nog een
stap voorwaarts.
In hetzelfde oogenblik knalde een schot
hierop volgde een ouderdrukte uitroep.
Een vreeselijke angst overviel haar. Zij wend
de zich om tot vluchten; nu het gevaar van
ontdekking daar was, scheen zij eerst tot het volle
besef te komen van wat zij gedaan had. Zij
moest vluchten vbor niets ter wereld wilde zij
dat men haar hier aantrof. Zij wilde voortsnellen
maar zij kon niet; het was alsof zij lood aan de
voeten liad. Haar voorhoofd gloeide, de vreeselijke
opgewondenheid, de waanzin der liefde en ijver
zucht waren te veel voor haar geweest; haar
geheele gestalte sidderde en toen zag zij plotseling,
als in een droom, het bleeke toornige gelaat van
haar echtgenoot voor haar, terwijl hij met ijzeren
greep haar arm vasthield.
Een oogenblik keken man en vrouw elkander
r an. Het gelaat van den graaf was doodsbleek
en uit zijn oogen sprak een onverholen ontzetting.
Elfriede keek hem als versteend aan.
„Wat is er?« bracht zij eindelijk met moeite
uit.
„Ongelukkige. Wat hebt gij gedaan
Zij week terug alsof hij haar geslagen had, haar
lippen bewogen zich tot spreken; zij kon echter
geen woord uitbrengen.
„Gij zijt schuldig," herhaalde de graaf, „beken
het maar. Gij zijt mevrouw von Heiberg gevolgd
om ons te bespieden, te beluisteren. Spreek dan
toch 1"
„Moge de hemel het mij vergevon, ja, ik deed
datl* steunde zij.
„Hier op deze plaats moet gij blijven. Ik kom
dadelijk terug. Ik moet u hier kunnen weder-
vinden, hier, waar gij rondsluipt om uw man en
uw gast te beluisteren! GrooteGod.dat een spion
mijn naam draagt 1 En ik, die in der laats ten
tijd geen vrouw zoo hoog stelde als u
Hier vond hij de koningin, trouwe gade tot op
het laatste oogenblik, aan de sponde des konings
Dokter Roessingh onderzocht den hoogen lijder,
die geheel bewusteloos lagconstateerde als een
gevolg van het ziekteverschijnsel bloedvergiftiging
en verklaarde dat het einde nabij was.
Toch kon dit nog wel eenige uren duren ea
toen te vier uren in den morgen zich geen on-
middelijke verandering in 's konings toestand
bleek voor te doen, besloot de koningin, wakens-
moedezich eenige uren ter rust te begeven
haren gemaal toevertrouwende aan de beproefde
zorgen van zijn trouwen kamerdienaar Van den
Bosch.
Ook de geneesheeren verwijderden zieh van het
ziekbed en begaven zich naar een aangrezend
vertrek, van waar dr. Roessingh af en aan liep,
om naar den lijder te zien,
Zonder dat er eenige merkbare verandering in
's konings toestand kwam ging de tijd voorbij
Van den Bosch bespiedde met angstige blikken
het gelaat zijns meesters.
Eensklaps begon dit te vertrekken.
Een pijnlijke uitdrukking teekende zich op het
gelaat.
Haastig riep Van den Bosch de beide genees
heeren. Toen dezen aan het ziekbek kwamen
steeg van de lippen van den stervenden een dof
gerochel een zucht Koning Willem de Derde
was niet meer.
Verslagen staarden de drie mannen elkander
aan de zoo lang voorziene gebeurtenis was nu
nog gekomen als een donderslag bij onbewolkteu
hemel, onverwacht, verwonderlijk schielijk,
zoodat men den tijd zeifs niet had gehad om de
koningin te waarschuwen.
Van den Bosch begaf zich naar het nabij gele
gen vertrek van freule Wichers, tikte aan de deur
en deelde haar den dood des konings mede. Freule
Wichers, stond onmiddellijk op en begaf zich
naar de vertrekken der koningin, die enkele oogen
blikken later in nachtgewaad,opgeschrikt uit een
onrustige sluimering, ae sterfkamer binnentrad.
Zwijgend wierp zij een blik op hel gelaat van
den vorst, wiens levensavond zij heeft verhelderd;
toen drukte zij de hand van den trouwen kamer
dienaar, die zijn meester tot het laatste oogenblik
was bijgebleven, daarna verliet zij, aan hare aan
doeningen ten prooi, de sterfkamer.
Ook de geneesheeren en Van den Bosch waren
diep ontroerd; graaf Dumonceau, de immer getrou
we, die jaren achtereen de geheimste gedachten
des konings heeft gekend, werd geroepen en deze
gaf onmiddellijk de noodige bevelen, om het lijk
af te leggen.
Van den Bosch en eenige lakeien trokken den
koning het doodshemd aaneen doek werd hem
om het hoofd gebonden om het openvallen van
Sidderend week zij voor hem terug. Zijn drif
tige bewegingen, de toornige blik zijner oogen,
de harde stem verschrikte haar. Zij snikte alsof
haar hart zou breken.
„In uw eigen belang raad ik u aan deze plaats
niet te verlaten I" riep hij haar toe en verwij
derde zich haastig.
Eenige oogenblikken daarna hoorde zij aan den
oever aer rivier een doffen klank van verschillende
stemmen en voetstappentoen werd alles dood
stil.
Wat beduidde dat alles? Zij had het schot ge
heel vergeten, een oogenblik was zij er van ver
schrikt, toen had zij er niet langer over nage
dacht. Er werd doer de gasten op Frankenstein
zoo dikwerf geschoten. Wat had hij bedoeld
Zulke bedreigingen, zulke woorden, die hij wel
tot een misdadigster maar niet tot zijn vrouw
had mogen spreken, had zij toch niet verdiend.
Hij had ontdekt, dat zij hem liefhad, dat zij hem
in haar ijverzucht gevolgd was, om hem te be
luisteren, maar dit alles scheen haar niet misdadig
genoeg toe, om zijn strenge woorden te recht
vaardigen.
Schuldig had hij haar genoemd. Zij had bekend
dat zij dit was. Waarom moest zij nu in haar
eigen belanghier blijven? Wat beduidde dat allesP
Eindelijk, nadat zij eenige minuten, die haar zoo
veel uren toeschenen, in de vreeselijkste onzeker
heid had doorgebracht, hoorde zij naderende
voetstappen en de stem van den graaf, die haar
bij den naam riep.
„Hier ben ik," antwoordde zij op zijn herhaal
den roep, het was nu zoo donker geworden, dat
hij haar nauwelijks kon onderscheiden.
„Ge moogt God danken,' sprak hij op ruwen
toon, „dat het u niet gelukt is; het onheil is niet
zoo groot als het had kunnen zijn.'
Verschrikt keek zij hem aan. „Ik begrijp u niet,
gij spreekt zulke ruwe, wreede woorden tot mij.'
„Ruw en wreed," herhaalde hij verachtelijk,
„was er ooit een vrouw wreeder dan gij
„Ik ben niet wreed," antwoordde zij. „Ik werd
door waanzin gedreven."
In hare stem lag zulk een oneindige treurigheid,
zulk een troostelooze vertwijfeling, dat de graaf
ondanks zijn toorn geroerd werd.
(Wordt vervolgd.)