Advertentiën. TH. A. VAN DELFT, Breimachine, gebreide goederen Laatste Berichten. Handelsberichten. WAALWIJK, Kousen, Sokken, Onderbroeken Borstrokken, Onderlijfjes, J achtvesten Vrouwen Kinderrokken Kinderkleedjes Tricot Jaquetten enz. enz. VOLKSLIED. Op den verjaardag der koningin. Vereenigde zitting der beide kamers. ALLE SOORTEN ter niet kon voldoen, daar de lantaarn, dien hij bij zich droeg, niet van rood glas was voorzien middelerwijl had de conducteur de dame gevonden en haar nog juist uit haar benarde positie verlost, toen de trein uit Arn hem voorbijstoomde. Ten prooi aan de he vigste pijn werd de dame in een coupé ge dragen en naar Nijmegen vervoerd, waar zij in het R. C. ziekenhuis werd opgenomen en geconstateerd werd, dat zij haar dijbeen had gebroken. Een woord van lof mag zeker den con ducteur voor zijn moedig gedrag en energiek optreden niet onthouden worden. Onder de slachtoffers van de op 4 dezer te Delft werkzame zakkenrollers, behoort ook de hoofdcommissaris van politie te Am sterdam, de heer Steenkamp, wien een horloge werd ontroofd. Uit Groesbeek wordt van 8 December gemeld Gisteren had alhier op den beruchten Stek- kenberg nog eens eene ouderwetsche snijpartij plaats. De politiedie aan de plaats des onheils aanwezig wasvermocht hier niets tegen; maar, dank zij het krachtig en bezadigd optreden van onzen burgemeester, den heer Ottenhoff, werd er een eind aan den twist gemaakt. De dolken werden door de justitie in beslag genomen. De bekomen wonden waren zóó erg, dat de gemeentedokter spoe dig ontboden moest worden. Heden zijn de getuigen reeds gehoord en is van de zaak proces-verhaal opgemaakt. De heer J. Knoppers W.Czn., te Franeker heeft de hand geslagen aan de noodzake lijk geworden wijziging van een paar onzer meestbekende volksliederen„Wien. Neer- landsch bloed" en „De koning leev'" uit vrees, dat ze als onbruikbaar werden ver drongen om plaats te maken voor een vlot tende zee van gelegenheidsdichten, van welke allicht geen enkel een volkslied in de goede beteekenis des woords zou kunnen worden. Hij heeft daarbij naar hij schrijft den oorspronkelijken tekst zooveel mogelijk be houden, maar toch gemeend de zoo vaak gewraakte regels „van vreemde smetten vrij," „met onbeklemde borst" en waar eens ons graf op staat" door anderen te moeten ver vangen. Hij hoopt naar wij meenen niet zonder grond dat de hier volgende ver zen goedgunstig mogen worden ontvangen, en dit weldra blijke uit het feit, dat geheel het Nederlandsche volk, als tot hiertoe, bij officieele gelegenheden zijne gevoelens voor vaderland en Oranje vertolke door dezelfde woorden Wien Neérlandsch bloed door d'adren vloeit, Van welken stand hij zij, Wie voor zijn volk in liefde gloeit, Verhef den zang, als wij. Diens borst ontstijg een jubeltoon, Bezield door broedermin, Die schraag met mannenmoed den troon Van Neêrlands koningin (bis.) De Godheid op haar hemeltroon, Bezongen en vereerd, Houdt gunstig ook naar onzen toon Het heilig oor gekeerd Zij geeft het eerst, na 't zalig koor, Dat hooger snaren spant, Het rond en hartig lied gehoor Voor koningin en land. (bis.) Bescherm, o God bewaak den grond, Waarop onze adem gaat, De plek, waar onze wieg op stond, Waar eens ons sterfuur slaat. Wij smeeken van uw vaderhand, Met vromen kinderzin, Behoud voor 't lieve vaderland, Voor land en koningin (bis.) Dring' luid, van uit ons feestgedruisch, Die beê uw hemel in Steun Wilhelmina, steun haar huis, En ons haar huisgezin Doe nog ons laatst, ons jongst gezang, Dien eigen wensch gestand Bewaar de koninginne lang En 't lieve vaderland (bis.) De koningin De koningin Zoo klinken stem en snaren Regeere Neêrland als vorstin Een lange reeks van jaren Dat ze onze liefde waardig zij, Dat zingen ja dit bidden wij. 't Is feest, 't is feestGod dankGod lof We erkennen 's hemels zegen Uit stad en vlek, uit hut eu hof, Klimt lof en dank Hem tegen En, schalt een zang of vloeit een traan, God heeft het evengoed verstaan. 's Lands moeder leev'de regentes Elk bidt met heilig beven God zegen voorbeeld, wenk en les, Die zij haar kind zal geven Onbreekbaar zij onze eendrachtsband Dat zingt en bidt het vaderland. In de Gids van deze maand wordt door prof. J. T. Buijs in enkele bladzijden eene korte en welsprekende hulde gebrachte aan de nagedachtenis van wijlen koning Willem III. De schrijver herinnert er aan hoe bij 'skonings troonsbestijging in 1849 bij zeer velen de vrees bestonddat de jonge vorst weinig ingenomen zou zijn met de kort te voren door zijn vader bezworen grondwet en dat het gemis aan overeenstemming tusschen de denkbeelden van vorst en die van volk vroeger of later tot gevaarlijke botsingen zou kunnen aanleiding geven. Eene vrees, welke reeds terstond werd teruggedrongen door s konings ruiterlijke verklaring bij zijn aan vaarden van de regeering en bij zijne plech tigs inhuldiging op 12 Mei 1819, maar die toch bij velen bleef bestaan in afwachting van daden, welke op die woorden het zegel moesten drukken. En die daden hebben voldingend bewezen, dat s konings woorden meer dan woorden waren geweest. Waar nog eenige achterdocht bestond, moest die welhaast verdwijnen, en „zoo volkomen, dat het thans jonge geslacht zich misschien over niets zoozeer verwondert als over het feit, dat zulk eene beduchtheid ooit heeft kunnen bestaan." »Het Nederlandsche volk" zegt prof. Buijs verder „heeft deze koninklijke trouw beloond met het beste, dat het geven kon d. w. z.: met een trouwin alle opzichten aan de zijne gelijk. De koning was zeker van zijn volk, zooals dat volk zeker was van hem Door nooit zijn gelaat te plooien naar de stemming van de menigte, in welker midden hij zich ophield, heeft zijn optreden in het openbaar meer dan eens aan die stem ming afbreuk gedaanmaar nooit aan de trouw, waarmede zijn volk hem aanhing. En misschien dat meer dan een zijner medesou- vereinen, hier te lande getuige van het geheel ongedvyongen verkeer tusschen koning en volk, zich wel eens naijverig de vraag gesteld zal hebben: vanwaar het toch komen mocht, dat onze vorst als een natuurlijk recht over een veel grootere plaats in het hart zijns volks beschikte, dan anderen, met een leven van onverpoosde toewijding aan het welzijn hunner onderdanen, hadden kunnen veroveren. Als eind-indruk van zijne beschouwingen zegt de hoogleeraar het volgende „Eene regeering, tegelijk zoo langdurig en zoo volkomen ongestoord als die voor Willem III was weggelegd, is „schrijft de hoog leeraar," zeldzaam genoeg. Zeker hebben ook aan die regeering de dagen van sterk opge zweepte politieke hartstochten niet ontbroken, maar gelukkiger dan de eerste koning van zijn geslacht, zijn die stormen over zijn hoofd heengegaan, zonder aan zijn populariteit de minste afbreuk te doen. En toch: is in die laatste levensjaren, welke hij in bijna volko men afzondering van de wereld doorbracht zijne gedachte soms naar het verledene te ruggeweken, wie weet of hij er wel niet eens toe gekomen is aan dien eersten koning èn de stormen van zijn leven èn de wisseling van zijn fortuin èn zelfs zijne verzwakte po pulariteit te benijden. Immers, die wisselingen en die stormen waren wat de gescheurde vlag voor den krijgsman is; de openbaring van een wel ruw en moeitevol, maar dan toch hoogst belangwekkend leven; een leven, dat aan rusteloozen arbeid zijne waarde en aan groot- sche aandoeningen zijne wijding ontleende. En hij, die nazaat? Eene gelegenheid om de militaire deugden, erfelijk in zijn geslacht, voor de wereld bloot te leggen, had hem ontbroken; voor eene zuiver persoonlijke re geering was hem van den aanvang af de weg afgesneden geweest, en om, naar het ideaal, in onzen tijd voor den constitutioneelen koning weggelegd, zich geheel te vereenzelvigen met de denkbeelden en de adspiratièn van zijn tijd en van zijn volk, ten einde den machtigen maatschappelijken invloed over welken h-'j beschikken kon, aan het leiden van die denk beelden en het bevredigen van die neigingen dienstbaar te maken, daartoe waren andere eigenschappen noodig dan de natuur hem geschonken had. Misschien zal de verzuch ting hem dan wel eens over de lippen zijn gekomen, dat zijn leven, zoo eentonig zonnig, toch ten slotte een eenzaam leven is geweest. „Maar wat aan het verledene moge ont broken hebben, ook nog in de laatste heldere oogenblikken welke het leven hem gunde kon hij met berusting op de toekomst het oog vestigen. Immers, hij wist, dat het ver bond, twee en veertig jaren tusschen hem en zijn volk gehandhaafd, een verbond was ge weest van ongerepte trouw en loyauteit; hij wist, dat zulk een verbond aan kracht en innigheid wint, naar gelang de persoon, aan wien de trouw verpand is, zwakker zijn mocht, en hij wist dus ook, dat, wat de toekomst mocht brengen, zijn volk aan de erfgenaam van zijn kroon in dubbele mate zou geven wat het aan hem zeiven gegeven had: eerlijke en trouwe aanhankelijkheid in dagen van vreugd en van smart. En steunende op die wetenschap het laatstemaar ook het hoogste loon van een eerlijk man heeft hij het hoofd vredig kunnen neerleggen.» De voorzitter benoemt eene commissie, die H. M. de koningin-regentes in het gebouw zal ontvangen en uitleiden. De ministers, hoofden van ministerieele departementen en de kanselier der orden veree nigen zich met de leden van den raad van state te een ure in de vergaderzaal. H. M. de koningin-regentes, kort daarna in het gebouw der tweede kamer aangekomen, wordt in de vergaderzaal binnengeleid en neemt plaats. De voorzitter zegt Mevrouw „Met diepen weemoed heet ik Uwe Majesteit opnieuw welkom. „Nauwelijks toch was Uwe Majesteit uit deze vergadering teruggekeerd aan het ziek bed van uwen gemaal of de treurmare weer klonk „Z. M. Willem III is de eeuwige rust ingegaan." „Ik zal thans niet herhalen wat onze zoo betreurde koning voor Nederland geweest is, wat ons vaderland in hem verloren heeft. Liever zal ik wijzen op den kostbaren schat, dien Z. M. aan Nederland heeft nagelaten in onze beminde koningin Wilhelmina met Uwe Majesteit als leidsvrouw. Het Neder landsche volk ziet in zijne jeugdige koningin het beeld eener schoone toekomst, omdat het overtuigd is, dat hare vorming en opvoeding bij Uwe Majesteit als regentes en voogdes volkomen veilig en in beste handen zijn. De volksvertegenwoordiging deelt ten volle die overtuiging, welke zij reeds vroeger in wet- tehjken vorm heeft uitgesproken; als haar voorzitter neem ik de vrijheid Uwe Majesteit eerbiedig te verzoeken den in de Grondwet voorgeschreven eed als koningin-regentes ge durende de minderjarigheid van koningin Wilhelmina in mijne handen te willen afleggen. Hare Majesteit de koningin regentes rijst op van haren zetel en legt eerst, volgens art. 43 der Grondwet den eed af bij het aanvaarden van het regentschap „Ik zweer trouw aan de koningin; ik zweer dat ik in de waarneming van het koninklijk gezag, zoolang de koningin minderjarig is, de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. „Ik zweer, dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied des rijks met al mijn ver mogen zal verdedigen en bewaren, dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle onderdanen der koningin en van elk hunner zal beschermen en tot instandhouding en bevordering van de alge meene en bijzondere welvaart alle middelen aanwenden, welke de wetten te mijner be schikking stellen, gelijk een goed en getrouw regent schuldig is te doen. „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!" Daarna spreekt de voorzitter „Het behage thans Uwe Majesteit den door de Grondwet gevorderden eed als voogdes in mijne handen te willen afleggen. H. M. de koningin-regentes doet alsnu den eed, volgens art. 34 der Grondwet, voor de aanvaarding van de voogdij en luidende aldus „Ik zweer trouw aan de koningin; ik zweer al de plichten, welke de voogdij mij oplegt, heilig te vervullen, en er mij bijzonder op te zullen toeleggen, om der koningin gehecht heid aan de Grondwet en liefde voor haar volk in te boezemen. „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!" De voorzitter zegt „Moge de Almachtige God Uwe Majesteit gezondheid, kracht en wijsheid geven om de dankbare maar moeielijke taak van regentes en voogdes te vervullen, tot geluk van onze beminde koningin Wilhelmina en tot heil van ons dierdaar vaderland." Hare Majesteit de koningin-regentes verlaat daarna, begeleid door de commissie, de ver gaderzaal. De voorzitter sluit, nadat de commissie in de zaal is teruggekeerd, de vergadering. Maandag, 8 December 1890. De heer Van Naamen van Eemnes, die den voorzitterstoel bekleedt, opent, nadat de leden zich in de vergaderzaal van de tweede kamer der staten-generaal vereenigd hebben, te half een ure de vergadering en laat door den jriffier van de eerste kamer een koninklijk besluit voorlezen van 3 Dec. 1890, no. 26, betreffende de vereenigde vergadering, waarin de koningin-weduwe de bij de artt. 43 en 34 der grondwet omschreven eeden als regentes van het koninkrijk en als voogdes van Hare Majesteit Wilhelmina, koningin der Neder landen, zal afleggen. De vergaderzaal was vóór de komst der koningin-regentes tamelijk met leden bezet. De ministers en staatsraden voegden zich later daarbij. De loges waren beschikbaar gesteld voor de ministers van staat, de leden van den hoogen raad, de rekenkamer en de secretarissen - generaal, diplomaten, allen in costuum. De zwarte kleeding van vele dames op de tribune maakte een donker aanzien. Bij de nadering van den stoet heerschte een doodsche stilte. De Wilhelmustonen van de muziek buiten drongen in de zaal door. Op de aankondiging van den ceremonie meester „De koningin-regentes!" verscheen H. M. in diepen rouw en gesluierd. De koningin-regentes zette zich neder op den stoel naast den troonzetel en lichtte haren sluier. Na de aanspraak van den president stond zij op en las met eenigzins bedekte stem eerst de regentes-, daarna de voogdij-eed. Buigende verliet zij, na de slotwoorden des voorzitters de zaal, begeleid door de com missie. De commissie van ontvangst en uitgeleide bestond uit de heeren Beelaerts, Blussé, Van Swinderen, Van Royen, Van der Kaay, Reekers, Donner, T. Mackay, Wertheira, De Bruyn, Gildemeester, Rooseboom, Goekoop, Kolkman en Borret. Er waren buiten niet zooveel toeschouwers op de been als gewoonlijk. Het volk onthield zich bij de begroeting van de koningin van hoorbare teekenen. ROME, 9 December. Grimaldi is benoemd tot minister van financien, in de plaats van Gioletti, minister der schatkist, die het depar tement van financiën tijdelijk beheerde. BELGRADO, 9 December. Het wordt tegengesproken, dat prins Milan verbannen is. LUXEMBURG9 December. Vóór het afleggen van den eed, bracht de groothertog hulde aan wijlen den koning, die het land gelukkig, voorspoedig en onafhankelijk maakte. De dankbaarheid van een vrij volk zóó zeide de groothertog is eene belooning voor den koning en eene les voor mij en mijnen zoon. Het volk zal de nagedachtenis des konings in eere houden. Ik ken de plich ten, welke de grondwet mij oplegt. Om die te vervullenzal ik trachten het vertrouwen der bevolking te behouden. Ik bid God, dat hij den band tusschen Luxemburg en mij zegene. Daarna legde de groothertog den eed af. BERLIJN, 9 December. Bij den Duitschen bondsraad is eene keizerlijke verordening in gekomen volgens welke, op grond van de wet op de voedingsmiddelen, het vervaardigen en verkoopen van werktuigen tot het maken van kunstmatige koffieboonen moet verboden worden. Deze aangelegenheid heeft de re geering reeds langen tijd bezig gehouden. Met het oog op de naderende conferentie tot schoolhervorming hebben de 137 hoog leeraars van al de facultei'en der Beilijnsche universiteit tot den minister van onderwijs eene verklaring gericht, waarbij zij in het belang van het academisch onderwijs er tegen opkomen, dat er op de gymnasiën aan het onderwijs, in verband met de klassieke oud heid, feitelijk afbreuk gedaan zou worden. BRUSSEL, 9 December. Verscheidene bladen vermelden een gerucht, dat de mo gendheden tot de Nederlandsche regeering eene gezamenlijke nota zouden richten naar aanleiding van het verzet der eerstgenoemde tegen het heffen van invoerrechten in den Kongo staat. GORINCHEM8 Dec. Men besteedde voor: ristarwe f9,25 a 9.50 roode dito.f 8,75 4 f 8 85witte dito f 9,20 k 1 9.40 ïnl. rogge f6,— 4 6,15 buitenl. dito f5,65 a 5,75 gerst f4,75 a 4,85, haver f3,50 3,75 beste kook- "ectolïter liJnZ8ad f—V» le qual. Kalfkoeien f230 4 300 Kalfvaarzen fl60 k 23ö Melkkoeien 1160 k 230 Hokkelmg ossen f 4 00 H/a jarige ossen f100 4 140 Guiste vaarzen f 100 4 140 J-inken, f 80 4 100 Graskalveren f 40 4 70 .Nuchtere kalv. f 10 a 20 Aangevoerd 25 varkens van 18 4 22 c. per half kilo, 187 biggen van 14 4 8 per stuk Eieren f 1.90 4 2.00 per 26 stuksT Boter 60 4 70 ct. per kilo. ROITERDAM, 8 Dec. Tarwe Vlaamsche, Zeeuwsche, Flakk en Overm De beste f 8.25 4 f 8.80 Mindere en geringe f7.75 4 5,75 Bogge. Vlaamsche, Zeeuwsche en Overmaassche de beste f6.4 6.30; dito mindere f5.75 4 4 75 nGer^o;eeuws?h' Flakk- en Overm. Winter f4._ a 5,30; mindere f0,— 4 0,— beste Zomer f4,— a 5.— mindere f0,— 4 0.—. Haver. De beste f2.40 4 3.80. Mindere f0.4 0.— Blauwe erwten. De beste f8.25 4 9.25. Mindere f0.4 0. Paardenboonen. De beste f5.75 4 6.40. Duivenboonen van f0.— 4 0.—. Bruine boonen de beste f9,50 4 11.50: Mindere f 0.4 0. Witte boonen. De beste fll.— 4 12.75. TE heeft de eer te berichten, dat hij heeft aan geschaft eene waarop naar de maat vervaardigd kunnen worden in KATOEN en WOL, als Hij beveelt zich beleefdelijk aan voor de levering^ terwijl de prijzen zoo LAAG mogelijk gesteld zijn.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1890 | | pagina 3