Nummer 102, Donderdag 25 December 1890. 13e Jaargang. wmBMmt, Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. NIEUWJAAR. Bekendmaking. ANTOON TIELEN, Zaterdagavond. Nationale Militie. FEUILLETON. Maandag 12 Januari 1891, Staatkundig overzicht. UITGEVER: Waalwijk. >Zij, die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers gratis. Even als vorige jaren, stellen wij in het No., dat op DONDERDAG 1 JANUARI a. s. zal verschijnen, voor belanghebbenden weder de gelegen heid open hunne HEILWENSCHEN te doen plaatsentegen betaling van 30 cent. Het volgend nummer dezer Cou rant verschijnt e Naar het Hoogduitsch. De Echo van het Zuiden, Waalwybschr en Langstraalschc Courant, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00. Franco per post door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regel» 0,60 daarboven 8 cent per regeJ groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. INSCHRIJVING Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk, Gezien artikel 19 der wet betrekkelijk de nationale militie van den 19 Augustus 1861, staatsblad No. 72, Noodigen de mannelijk ingezetenen, ge boren in het jaar 1872 uit, om met over legging van een extract-geboorteakte, zoo zij elders zijn geboren, zich ter inschrijving voor de nationale militie aan te melden ter secretarie der gemeente, tusschen den 1 en 31 Januari e. k.; terwijl voorts wordt mede gedeeld, dat voor die inschrijving meer be- 35 «Ik zal evenveel medelijden met u hebben, als gij met mij gehad hebt. Ga uit mijn oogen en faat mij u nooit wederzien."' „Gij hebt mij toch gezegd, dat ge mij lief hadt." //Ze'ide ik dat?4 antwoordde zij bitter. ;,Dan neem ik dat woord terug. Ik heb u niet meer lief; gij zijt wreed jegens mij geweest. Laat mij voorbij, ik heb u niets meer te zeggen." Haai* oogen schitterden en haar gelaat gloeide alsof zij koorts hadzij verliet liet vertrek, den graaf wanhopig achterlatende. „Zij is de edelste, hooghartigste vrouw, die ik ooit gezien lieb," dacht hij. „Hoe blind ben ik geweest. Ik wil trachten haar te winnen; dat zal mijn levensdoel zijn. Ik zal boete doen voor mijn dwaas verleden." De graaf wachtte te vergeefs op liare terug komst. Hij wist niet wat te doen; eindelijk begaf hij zich naar de kamer van den advocaat en vroeg opnieuw zijr. tusschenkomtt. Deze slaagde echter evenmin. Op de stelligste wijze weigerde zij haren man weder te zien. Te vergeefs smeekte haar vader voor hem. Zij bleef onverbiddelijk. Den graaf bleef niets anders over dan naar Frankenstein terug te keeren. Hoe verlaten kwam het hem voor, ofschoon er nog vele gasten ver toefden; allen waren hem geheel onverschillig geworden, en nu moest hij zijn plichten als gast heer vervullen, een vroolijk gelaat toonenVoor het eerst van zijn leven gevoelde hij zich diep ongelukkig. Allés droeg daartoe bij. Zijn ont moeting met During, de toorn van Reinhold en nu het ergste van alles, de weigering van zijne vrouw om hem te zien. Toen hij terugkwam was het nieuws, wie het schot gelóst had, reeds bekend; men wist ook dat het zijne vrouw had gegolden. Van alle kan ten wenschte men hem met den goeden afloop geluk, hij werd met duizend vragen over Elfriede bestormd': of zij geschrikt was, of zij spoedig te rugkwam, hoe'het haar vader ging enz., alles weinig geschikt om zijne stemming te verbeteren. paaldelijk zitting zal worden gehouden ten raadhuize alhier, op des voormiddags van 1012 uur. Wordende hierbij, ter voldoening aan ar tikel 15 van het koninklijk besluit van den 17 December 1861 Staatsblad no. 127, nog medegedeeld eenige bepalingen, vastgesteld bij het Ille hoofdstuk der militiewet, op- zichtens de inschrijving voor de militie, luidende Art. 15. Jaarlijks worden voor de- militie ingeschreven alle mannelijke ingezetenen, die op den'1 Januari van het jaar hun 19e jaar waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden: In. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28 Juli 1850 (Staatsblad no. 44); 3o. hij, die, geen ouders ot voogd hebbende, gedurende de laatste, aan het in de eerste zin snede van dit artikel vermelde tijdstip vooraf gaande, achttien maanden in Nederland verblijf hield 3o. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was. al is zijn voogd geen ingezeten mits hij binnen het rijk verblijf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreem deling, behoorende tot eenen staat, waar de Ne derlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. Art. 16. De inschrijving geschiedt: lo. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of. is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2o. van een'gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente, waar hij woont; 3o. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont; 4o. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland ge woond heeft. Hij vermeed Reinhold hij durfde of wilde hem niet zeggen hoe Elfriede hem ontvangen had. Onder voorwendsel van dringende bezig heden, verwijderde hij zich uit den gezelschaps kring en begaf zich naar zijn kamer; hij had behoefte alleen te wezen met zijn verdriet. Wat Elfriede op het bal gebeurd was, werd nu zijn deel. De genegenheid voor zijne vrouw, eerst goede kameraadschap, daarna vriendschap was onbewust tot liefde gerijpt en openbaarde zich nu in een hartstochtelijk verlangen naar het voorwerp zijner liefde. Geheel tegenovergesteld was de uitwerking 'van beider hartstocht. Elfriede maakte zij be schroomd zij durfde het geheim harer liefde zelfs niet aan de vogels in de lucht vertrouwen bovenal mocht hij, die er het voorwerp van was, den toestand van haar gemoed niet gissen met vrouwelijke .schuchterheid had zij haar bitter zoet geheim in haar binnenste bewaard. Graaf Erich daarentegen moest aan zijn gevoel lucht geven wilde zij nem niet zien, een brief zou zij toch aannemen. En Elfriede ontving een tweeden brief van hem. Welk een verschil met den eersten, dien zij als meisje ontving. Zoo koud en gedwongen als deze was, zoo hartstochtelijkonsamenhangend en hartelijk was de brief van haren man. Zij had hem lief, niettegenstaande al zijne gebre ken, omdat zij zijne goede eigenschappen, die in den laatsten tijd meer waren uitgekomen, had leeren waardeeren, misschien ook omdat zij die als 't ware te voorschijn had geroepen. Zij kende Erich beter dan hij haar. Toen zij den brief gelezen had, wist zij dat hij haar lief had met die liefde, waarnaar zij vroeger zoo vu rig had verlangd. Zuchtend, met betraande oogen, legde zij aien voor zich neder. „O.Erick, haat gij vroeger zoo tot mij gesproken, hoe ge lukkig zou dit mij gemaakt hebben. Nu is het te laat, alles is voorbij." En toch, wie in haar hart had kunnen lezen zou gezien hebben, dat de briefschrijver snaren had aangeroerd, die troostrijk in haar verslagen gemoed weerkonken. De graaf wachtte te vergeefs op tijding van Elfriede. Hij kon het eindelijk niet langer uit houden. Hij zocht Reinhold op en vertelde hem, Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschreven lo. de in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2o. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoun van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten 3o. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's rijks overzeesche bezit tingen of koloniën woont. Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden in geschreven, is •verplicht- zich daartoe bij burge meester en wethouders aan te geven tusschen den 1 en 31 Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beide overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19 jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste, inge zeten wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij burge meester en wethouders der gemeente, waar de inschrijving volgens art. 16, moet geschieden. Daarbij gelden de bepalingen der 2e zinsnede van art. 18. Zijne inschrijving geschiedt in het register van het jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd be hoort. Burgemeester en wethouders voornoemd. Den Franschen senaat kan waarlijk het verwijt niet treffen, dat hij den slakkengang gaal. Zaterdag heeft hij in den looppas vijf budgetten afgehandeld en zelfs een zesde ter hand genomen. Eeredienst, justitie, binnen land, koloniën en oorlog handelde men af, en met marine heeft men een aanvang ge maald. En dan willen sommigen den senaat nog wel afschaffen, omdat hij wel eens een spaak in 't wiel steekt De Spaansche regeering heeft zich bereid verklaard tegemoet te komen aan de wen- schen uit de Antillen en de koloniale tarie ven, zoomede de invoerrechten uit Amerika, hoeveel 'them kostte, met zijn gewone openhar tigheid alles, wat tusschen hem en Elfrieae was voorgevallen. Hij vroeg ten slotte of Reinhold naar haar wilde toegaan en zijn voorspraak zijn. Een oogenblik later trok hij zijn verzoek weder in; de gedachte dat zij Reinhold zou aanhooren terwijl zij weigerde hem te zier., maakte hem ijverzuchtig. „Waarom zoudt gij ook meer invloed op haar hebben dan ik vroeg hij. //Omdat ik de edele zijde van haar karakter kenzooals gij dievrees ik, nooit zult leeren begrijpen. Ik wil ten minste beproeven wat ik doen kan „Zeg haar dan," viel de graaf hem op geheel veranderden toon in de rede, „dat ik blind was voor haar schoonheid, haar goedheid, haar trouw, dat ik eerst nu dit alles erken; zeg haar, dat ik haar nu innig liefheb; zeg haar, dat, wanneer zij mij vergeven wil, het voortaan mijn levenstaak zal wezen mijn vroeger gedrag bij haar goed te maken." Reinhold beloofde het en hield woord. Hem wees Elfriede niet af. Hij verschrikte toen hij de verandering zag, die in zoo weinige dagen met haar had plaats gegi'epen. „Beste Elfriede, wat hebt gij geleden 1" sprak hij op een toon zoo vol medelijden, als alleen Reinhold voor haar hebben kon. //Ja, mijn geduld, is nu uitgeput. Ik kan het niet langer verdragen. Reinhold, mijn leven was toch eigenlijk slechts een langdurige kwelling. Ik kon er niet langer tegen strijden." „Arm kind I" sprak hij ernstig. //Is het gedaan met uw heldenmoed?" „In mijn leven was geen heldenmoed /Zeker wel, en in geen geringe mate. Weet ge hoe mijn opvatting over waren heldenmoed is Met grooter belangstelling dan zij tot nu toe getoond, had, keek zij naar hem op. „Zeg het mij, Reinhold „De grootste heldenmoed is die, welke de men- schen tot heiligen of martelaren maakt, die op geruimd de bezwaren, welke het leven biedt, draagt, wien het nooit aan volharding noch kracht faalt. Ik geloofde, dat gij een heldin zoudt zijn, dat gij uw kruis moedig dragen zoudt. Een tijd lang deedt gij het; nu echter hebt gij den moed opgegeven en gezegd, dat uw taak u te zwaar viel. Neem den last, dien gij neergelegd te verlagen, om de schadelijke gevolgen der Mac Kinley-wet te verzachten. De Spaansche industrieelen zijn tegen deze concessien, daar zij de concurrentie op de markten van Cuba en Porto-Rico vreezen. Te midden der rustige rust in de politiek komt op eens eene zeer opmerkelijke mede- deeling van Hongaarsche bladen levendig heid brengen. Volgens deze heeft keizer Wilhelm rechtstreeks den stoot gegeven tot de onderhandelingan tusschen Duitschland en Oostenrijk over de tol-linien. Zelfs zou de keizer het denkbeeld geopperd hebben van eene Midden-Europeesche tol-eenheid tusschen Duitschland, Oostenrijk, Italië en Frankrijk. Hiermede zou de bijzondere on derscheiding, waarmede Jules Simon tijdens de internationale conferentie tot bescherming der arbeiders behandeld werd, in verband gestaan hebben. De uitvaardiging van het Fransche tol tarief heeft dit plan verijdeld voor zooveel Frankrijk en Italië betreft Oostenrijk en Duitschland zijn dientengevolge alleen over gebleven, doch het is niet mogelijk de Oos- tenrijksche tarieven tot bescherming der nij verheid te verlagen zonder dat dit rijk daar voor eenige vergoeding erlangt. Ten einde hiertoe te geraken, is het oog op Rumenië gevallen. Bij een gemakkelijker uitvoer van Hongaarsch vee en granen naar het westen, vervallen de tot dusverre bestaande bezwaren tegen eene schikking met Rumenie, welk land thans voor Oostenrijks uitvoer zoo goed als gesloten is, doch dan voor de Oostenrijksche nijverheid geopend zoude worden. Bijna en op hetzelfde oogenblik verschij nen de Hamburger Nachrichten met een ar tikel, waarin men de hand van Bismarck meent te herkennen, hetwelk betoogt dat de ingenomenheid met het Duitsch-Oostenrijksche verbond er onder lijden zou, indien Duitsch land voor dat bondgenootschap eenen cijns moest betalen, weshalve het noodzakelijk zou wezen dat de Dnitsche regeering duidelijk hare bedoelingen deed kennen. hebt, weder op. Wankel niet in de dagen van nood blijf heldin tot aan het einde." Niemand had grooter invloed op haar dan Reinhold, en evenals altijd misten zijne woorden ook ditmaal hunne uitwerking niet. „Wat moet ik dan doen, Reinhold „Wat gij doen moet, Elfriede Doe wat uw hart u zegt: Vergeef. Word geen wraakzuchtige vrouw. Het is waar, uw man heeft u diep be- leedigd, maar gij wgfet liet immers, nooit heeft hij oprechter berouw gehad, nooit zoo zeer zijn onrecht ingezien. Wees grootmoedig, laat de wraak over aan laaghartige, kleingeestige karak ters; verhef u zelve door nem te ver: even.* //Gij weet niet, Reinhold, hoeveel verdriet hij mij gedaan heeft.'- „Ik weet het," antwoordde hij, „het moeial ijk te dragen; maar gij moet de taak, die gij op u naamt, voltooien, «U*fcpijohtcn, die liet leven u oplegt, weder'opnertreB, gij moet werken en strij den voor het goede, dat gij begonnen zijt. Vroeger heb ik u gevraagd of gij sterk genoeg waart om uw levenstaak te aanvaarden. Nu herhaal ik die vraag Zij zweeg eenige oogenblikkentoen werden haar trekken weer helder als vroeger en ant woordde zij „Ik wil alles doen, wat gij mij aanraadt, Reinhold. Ik wil mijn man vergeven. Gij zegt, dat hij mij nu liefheeft. Ik weet, dat het zoo is; maar Reinholdwij kunnen niet meer samen wonen als vroeger. Ik zou thans geen koelheid meer van hem kunnen verdragen, het zou mijn dood zijn. Is zijn liefde meer dan een tijdelijke opwelling, ontstaan door het bewustzijn hoe diep hij mij griefde en beleedigde, blijkt zij be stand tegen een proef, dan zal ik geheel voor hem leven." Hij zag haar vol bewondering in het edele gelaat en sprak toen „Gij zijt eene goede vrouw, Elfriede. Ik wenschte dat cr meer zoo op de wereld waren. Ik zal nu Erich gelukkig gaan maken door hem te zeggen, dat gij hem ontvangen wilt." (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1890 | | pagina 1