Nummer 5,
Donderdag 15 Januari 1891.
14e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
Het Beulszwaafd uit Damascus
ANTOON HELEN,
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk.
De onderteekening der
Congo-akte
Detlef von Liliencron.
De Echo van het Zuiden,
en LangsMsche Contant,
D't blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprij:- per 3 maanden 1,00.
Franco per post door liet geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Advertentiën 1—7 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb
land worden alleen aangnornen ioor bet advertentiebureau van
Adolf Stklnek, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Nederland heeft de Congo-akte ondertee
kend.
Men kent de zaak: onder voorwendsel, dal
de onafhankelijke Congo-staat geld noodig
heeft om den slavenhandel te bestrijden
verlangt die staat zich te onttrekken aan de
hem bij de akte zijner erkenning opgelegde
voorwaarde, dat daar in de eerste twintig
jaren geen invoerrechten zouden worden ge
heven. De betrokken mogendheden hebben
er zich toe laten vinden om daarin toe te
stemmen, en zich bereid verklaard haar vroe
ger besluit te vernietigen. Nederland alleen
bood tegenstand; het verklaarde zich bereid
mede te werken tot de voorgenomen maat
regelen tegen den slavenhandel, en dus de
akte, die daarop betrekking heelt, mede te
onderteekenen, doch niet om te bewilligen in
de heffing van invoerrechten.
Daarvoor waren grondige redenen.
Geen enkel land heelt zoo groot handels
belang bij den Congo als Nederland; onze
handel moet meer dan die van eenige andere
mogendheid het kind van de rekening worden,
wanneer er invoerrechten worden geheven.
Nederland had dus recht van spreken, veel
meer dan eenige andere mogendheid, ook
dan Belgie, welks handel met den Congo-
staat onbeduidend is, vergeleken bij don onzen.
Er is echter nog iets anders zegt de Kamper
Ct. Achter den ijver voor de invoerrechten
zitten blijkbaar geheime bedoelingen. De
uitgebreidheid van onzen handel aan den
Congo, die reeds van oude dagteekening is,
was sinds lang Belgie een doorn in het oog.
Alle pogingen om ons daar te verdringen
zijn machtelooszoolang het beginsel van
vrijen handel gehandhaafd blijft. Maar de
heffing van invoerrechten zal dat gemakke
lijker maken. Niets toch zal den Congo-
staat beletten om oogluikend de goederen
uit Belgie v-rij binnen te laten, en die uit
andere andere landen bij invoer te belasten.
De rechten zullen geheven worden door Bel-
DOOR
IV.
Vier weken waren er sedert vervlogen. Een
heete Junidag deed de stad Hamburg en omstre
ken versmachten. Alles zocht schaduw ook
Titus Althaus, die in den tuin eener herberg
nabij het stadje Wedel, niet ver van Hamburg-
Altona, een glas bier zat te drinkeu.
Na een half uur verscheen in dezen tuin ook
Lina Blunck. Zij trippelde haastig voort, en
vertraagde eerst haren stap toen zij Titus gewaar
werd. Een donkere blos deed haar lieve ge
zichtje gloeien, en uit hare groote feeënoogen
straalde een zonnetje van geluk, van eindelijk
bevredigd verlangen.
Zij hadden elkaar in die vier weken, sedert
dien avond te Billerhude, niet teruggezien. Titus
had elke toenadering afgewezen. Eindelijk ech
ter, nadat zij hem letterlijk gesmeekt had, hem
voor de laatste maal nog eens te mogen spreken,
had hij zich laten vermurwen en er in toegestemd
haar op het stille middaguur in dezen eenzamen
hof te ontmoeten.
Het was een zware strijd geweest, dien Titus
in deze vier weken met zichzelven had gestreden.
Telkens weder drong alles hem met geweld naai
de kleine Lina terug maar telkens ook weder
deed de herinnering van dat stuitende tooneel
bij die danspartij zijne verlangend uitgestoken
armen langs zijne zijde zinken. Onduldbaar bleef
hem die herinnering. Hoe vernederend voor
eenen man, door eene vrouw zóó behandeld te
worden en dat nog wel in het publiek, ten
aanschouwen van honderd oogenlEn welk een
karakter in dat kleine dingHoe jaloersch, hoe
driftig, hoe heltig 1
Maar ook het meisje had heel wat doorstaan.
Biter, bitter rouwde haar hare overijling want
uit het marmeren hartje, dat zij tot dusver aan
de mannen had getoondwas eene al warmer,
gische beambten en niemand zal kunnen
controleeren of alles eerlijk toegaat.
Het zal blijken, dat de heffing van invoer
rechten onzen bloeienden handel, die nog
voor zoo groote uitbreiding vatbaar is, ver
nietigt. De overtuiging daarvan is in ons
land bijna algemeen, en daarom werd het
toegejuicht, dat onze regeering stand hie'd
tegenover de pressie, die van buiten op haar
werd uitgeoefend.
Dit was zoo ongeveer de eenige flinke
daad; die men van dit kabinet gezien heeft.
En thans laat op eenmaal de regeering
haar verzet varen, en buigt zij het hoofd.
Wat thans gebeurd is, werpt een smaad
op Nederland. De houding, die wij eerst
aannamen, moest eerbied afdwingen, wat thans
gebeurd is, geeft ons aan de algemeene ver-
ach.ing prijs.
Wij vertrouwen, dat de vertegenwoordiging
van de regeering met de grootste gestrengheid
verantwoording vragen zal. Als die verant
woording niet op afdoende wijze gegeven kan
worden, dan behoort er een scherp votum
van afkeuring te vallen. De begane fout is
te erg, dan dat er eenige consideratie van
politieleen of van wat aard ook, zou kunnen
worden gebruikt.
üe eerste maand van het eerste jaar van
het laatste decennium onzer eeuw, zet zich
voor de groote republiek goed in. De politiek
is in Parijs bevroren, lazen wij dezer dagen
in een Duitsch blad, en waarlijk, dat is eene
bewering, waarvoor zoo oogenschijnlijk heel
wat te zeggen valt en als in Parijs, waar
men anders om nieuws nooit verlegen zit,
het nieuws zoo schraaltjes is, dat men waar
lijk aan een bevriezing van de politiek kan
gaan denken, hoe moet het er dan elders
uitzien?
Er pakt in het moderue Babel letterlijk
niets meer, zelfs de verkiezing van Jules
Ferry, den Tonkinees, tot lid van den senaat
en het daarop volgende stortbad, hem heel
liefderijk door de Matin toegediend, heeft
den Parijzenaars slechts voorbijgaand een
paar etmalen kunnen bezighouden, spoedig
was men weer in zijn geparalyseerden slaa-
verzonken. En toch zijn de regelen, waar
mede wij dit kort overzicht van den dag
aanvangen, de waarheid: het jaar 1891 is
voor de Fransche republiek onder de beste
vooruitzichten aangevangen. Eerst de uitslag
der senaatsverkiezingen Zondag 11. en Zater
dag daarop het welslagen der leening vr.n
Sö^/s millioen, die maar eventjes lö^ma-al
volteekend is en wel ten bedrage van 14}/%
milliard. De eerste storting was bepaald op
141 millioen en Zaterdagavond was reeds 2
milliard 340 millioen verstrekt. Voor de leening
van 1886 ten bedrage van 500 millioen, was
voor 10 millaid geteekend.
In Frankrijk schijnt men dus aan dubbeltjes
vooreerst nogwel geen gebrek te zullen krijgen
en als men nu weet, dat bij 't soldaatje spe
len en 't oorlog voeren de dubbeltjes-quaestie
ook al een zeer groote rol speelt zooal niet
de hoofdrol, dan kan men best begrijpen
dat men in Italië en Duitschland een beetje
jaloersch worden op zoo'n rijken buurman.
Bij deze leening is gebleken, dat men de be
schikbare Fransche kapitalen op meer dan
zeven milliard kan schatten. Zonder de door
kapitalisten bij particuliere banken a deposito
geplaatste gelden, de drie milliard, die aan
de spaarbanken zijn toevertrouwd en de 400
millioen crediet der rekening-couranthouders
bij de Banque de France mede te rekenen
hadden de zeven groote kredietinstellingen
te Parijs in de maand Octocer van het af-
geloopen jaar volgens haar balansen van de
maand September 908 millioen francs be
schikbaar. Het is dus voor het oogenblik
alles rozengeur en maneschijn in Frankrijk.
In schril contrast is deze financieele toe
stand met dien van Italië. In Piemont is
men 3936017 lires (francs) aan de banken
van leening schuldig, in Ligurie 4339420, in
Lombardije 5858473. in Venetie 10691971
in Ombrie 390417, in de Marchen 538613,
al gloeiender wordende bron van liefde ontspro
ten, Titus, met zijnen ernst, met zijne beslist
heid, me.akte haar deemoedig. En van dag tot
dag kreeg zij hem al meer en meer lief en ver
langde naar hem.
Nu zaten zij in het prieel. Titus bedwong zijn
bloed, dat onstuimig dreigde te worden. Hij
bleef gelijkmatig koel en kalm. Zij praatten
over dit en dat, tot het meisje er eindelijk uit
wierp
//Als dot teen niet gebeurd was te Billerhude,
zou je mij dan getrouwd hebben
//Neen", antwoordde Titus beslist.
En de anders zoo zachte, meedoogende, goed
hartige man sprak dit ééne woord scherp en
schamper.
Eu wederom geschiedde het, dat het meisje,
langzaam achterover leunend, zoo bleek werd als
de dood. Eerst verbleekten de lippen. De oog
leden sloten zich bijna geheel, en de vlooikleur
werd zwart en zij zag hem met zulk eenen
raoordenaarsblik aan, dat hij innerlijk er van
ontstelde. t-.
Eene minuut lang heerschte er stilzwijgen. En
gedurende dit stilzwijgen hoorde men geluiden
van buitenaf: hoe er een wagen kwam aangere
den en voor de herberg stilhield en hoe er een
venster werd opengeschoven en eene krijschende
vrouwestera riep: //Trine, Trine, waar blijf je
toch, n.eid?"
Een vogeltje in den omtrek stiet onophoudelijk
een angstig piepen uit.
Intusschen was Lina tot zichzelve gekomen.
Zij had zich bedwongen maar haar gelaat bleef
nóg aschvaal. Nu stond zij op en sprak tot liern
,/Je hebt mij vroeger dikwijls verzocht eens
met je mee te komen, om je buitenplaats te be
zien.' Toen heb ik nooit gewildmaar nu,
nu alles uit is tusschen ons nu verzoek :1c
je laat mij je woning eens zien, vóór wc voor
altijd van elkaar afscheid nemen. Dan zal ik je
niet meer lastig allen. En'- voer zij haas
tig voort #l«at mij dun met je eigen rijtuig
afhalen 1"
„Ja", antwoordde hij, rond, goed en hartelijk
„Dat is dan voor het laatstMorgen avond
om zeven uur zal ik je bij het zegemonument te
Altona in mijn rijtuig opwachten en als eene
vorstin zal ik je ontvangen in mijn huis.'
Toen viel zij hem te voet en omklemde zijne
in Toscane 3837928. in de Romagnes 6128512,
in de Abruzzen 125005, in Campanie 687480,
in Apulie 155235, in Basilicate 4399, in Ca-
labrie 123599, op Sicilië 820644 en in Sar
dinië 184429 lires, wat een totaal van
40523369 lires maakt. Daarbij dient nog
opgemerkt, dat in enkele steden slechts banken
van leening gevestigd zijn.
Een treurig licht werpen deze cijfers op de
benarde omstandigheden, waarin het grootste
deel der Italiaansche bevolking verkeert.
Trouwens ook in vele andere opzichten is het
afgeloopen jaar verre van gunstig voor Italië
geweest. Het nieuwe jaar is men echter
onder gunstiger vooruitzichten ingetreden. De
ministers hebben beloofd bezuinigingen te
zullen aanbrengen, en hun toevlucht niet tot
nieuwe belastingen te nemen. Het komt er
nu maar op aan, dat de eerste minister in
staat is zijn woord te houden.
De eene dag volgt op den andere, de eene
week op de andere zelfs, en de zaak
Parnell hangt en blijft hangen, tot groote
schade van de Iersche quaestie en tot groot
vermaak van de Engelsche regeering en haar
vriendjes. „Zuster Anna, ziet ge nog niets
komen" roepen de persmannen met wijlen
Blauwbaards edegade uit, maar er komt niets,
dat eenige opheldering brengt. Parnell is
ondertusschen voor de variatie maar weer
aan 't reizen gegaan en hij heeft natuurlijk
de vergaderde menigte weer eens een harte
lijk woordje toegesproken. Dat was bij zijn
vertrek uit Dublin naar Limerick. TeKildare
van 't zelfde laken een pak, te Monastereven
kwam 't tusschen parnellisten en patriotten
tot een kloppartijtje en te Limerick werd
Parnell weer gefêteerd.
Gladstone houdt voet bij stuk, hij wijkt
noch ter rechter noch ter linkerzijde af en
hij heeft dan ook verklaard dat hij zijn po
litiek tegenover Ierland handhaaft.
De verkiezingen van een Constituante in
het Zwitsersche kanton Tessin, schijnen al
heel kalm te zijn verloopen faute de com-
battants zeker, want men weet, dat de libe-
knieën. En toen greep zij zijne beide handen en
besproeide die met brandende tranen met den
gloeienden stroom barer liefde.
Heel den nacht had de kleine Lina niet gesla
pen. Reeds vroeg in den morgen was zij opge
staan, en dien ganschen dag besteedde zij aan
haar toilet voor den avond. Om vier uur Js na
middags stoof het eerste poeder en brandden de
vlammetjes voor de friseertang. Het kostbare
bruidshemd, dat zij en hare moeder in hare ver
blinding reeds hadden aangeschaft, en dat zij he
den wilde dragen, besprenkelde zij aan den kan
ten halszoom met een paar droppels van het fijne
odeur, hetwelk haar, gelijk zoo menig ander rijk
geschenk, door Titus's vrijgevige hand was ver
eerd geworden. Toen zij gereed was, zag zij er
als een in de puntjes smaakvol en toch eenvou
dig gekleed prinsesje uit. Om zes uur nam zij
afscheid van hare moeder met eenen hartelijker
groet en kus dan zij haar anders bij het heen
gaan placht te bieden.
Ook Titus had slecht geslapen. Een onver
klaarbare onrust kwelde hem tot des avonds en
liet hem niet tot kalm nadenken komen. Wel
tienmaal doorliep hij alle zalen en kamers, liet
steeds, waar het mogelijk was, nog racer lichten
aansteken, en trof werkelijk toebereidselen als
tot de ontvangst eener koningin.
Toen hij zich tot uitgaan opmaakte, bestelde
hij een elegant rijtuig, dat hij zelden gebruikte,
om zeven uur bij het zegeraonuraent. Den tame
lijk verren weg daarheen legde hij zelf te voet
ai"; maar niettemin kwam hij veel te vroeg te
bestemder plaatse aan. Om zich den tijd te ver
drijven, wandelde hij naar eene kleine hoogte
met uitzicht aan het westelijk uiteinde der Pal-
maille, Hier zette hij zich op eene der vele ban
ken, die, in het rond, aan vele lanterfanters, maar
ook aan menigen werkloozen, broodeloozen, ho-
peloozen stakker tot rustplaats dienden. Onder
hem, op eenen steenen havendam, werkten vijt
reusachtige, naast elkunder staande stoomkranen.
Geen menschelijk wezen was daarbij zichtbaar.
Zij werktendie vijf gedrochten, als levende
schepsels, als monsterachtige vogels. Zij zwenkten
zijwaarts, en dan weder recht, als uit eigen be
weging en daar de afstand tamelijk groot was,
liet zich ook geen geratel of gesis vernemen
Titus keek toe, en het werd hem daarbij won
derlijk te moede. Dit zwijgende, regelmatige ar
beiden dier machinen leek hem thans zoo spook
achtig.
Ondertusschen was het rijtuig bij het monu
ment aangekomen en had daar gekeerd en halt
gemaakt, met de vier knikkende paardekoppen
naar Ottensén gericht.
Zelden wordt er te Hamburg-Altona een vier
span gezien, zelden eene schitterende, pronkende
equipage. Dit ligt aan de degelijkheid van den
rijkdom, die zich hier, anders, dan in andere we
reldsteden, wel in het inwendige der woningen,
maar niet zoozeer naar buiten openbaart. Er
schuilt in den llamburg-Altonaër raillionair eene
zekere bescheidenheid en schuchtere ingetogen
heid, die hem terughoudt van in het openbaar
te pronken.
Dez bescheidenheid had ook Titus geërfd, niet
tegenstaande zijn verkeeren in het high life van
andere landen. In den linker hoek van zijnen
coupé gedoken, liet hij zich liever door twee dan
door vier rossen trekken. Heden echter was het
hem misschien als de gril van eenen grand
seigneur in den zin gekomen er de vier eens
voor te doen spannen en wel de prachtige
Trakener vossen, die hij eerst voor weinige we
ken had gekocht. En toen hij nu op zijn vorste
lijk span toetrad huppelde hem, den uitsteken
den rijder, den paardenliefhebber, het hart in de
borst. De palfrenier, die hem had zien naderen,
stond reeds op zijnen post bij het portier.
Tegelijk met Titus, op de minuut af, verscheen
ook, met de gralie eener jonge hertogin, de kleine
Liria. Toen zij beiden ingestapt waren, sloeg
het span in dien gelijkmatigen, half snellen drat,
die den in het rijtuig gezetenen nauwelijks meer
den tijd laat om'de begroetingen van buiten nog
met een hoedafnemen te beantwoorden.
Koetsier en lakei zaten voorop, gelijk het den
bedienden van eenen rijken heer betaamt; recht
uit kijkend, onverschillig, hoogmoedig, zelfs iet
wat brutaal, alsof zij zeggen wildenuit den
weg daar canaljeSlechts éénmaal draaide
de koetsier zijn hoofd een weinig links en kneep
het linker oog toe en tegelijkertijd draaide
de lakei een klein weinig zijn hoofd rechts en
kneep het rechter oog toe. Daarna keken zij bei
den weder met strenge deftigheid, zonder eene
spier te vertrekken, rechtuit.
(Wordt vervolgd.)