Nummer 100. Donderdag 17 December 1891. 14e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TXELEN, UITGEVER: Waalwijk. Liiiigstmfsrlie Courant, Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maandenyi.OO. Franco per post door liet geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 17 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Volgens toezegging laten wij hier volgen uittreksels uit de redevoeringen van de heeren Bahlmann en Mutsaers over de arbeidswet, voor zoover de Langstraatsche industrie be treft, en van het antwoord des ministers. De heer Bahlmann Mijnheer de voorzitter. Het ligt minsschien aan den kring waarin ik mij beweeg, of wellicht aan de personen welke ik spreek, maar ik heb in de laatste 2 jaren niemand ontmoet, die met de werking van de nieuwe arbeidswet was ingenomen. De gezinnen der arbeiders zijn ontevreden over de mindere verdiensten; de ondernemers klagen over onnoodige belemmeringende geestelijkheid beklaagt er zich over dat de straatslij perij toeneemt; de kantonrechters klagen over onduidelijkheid van de wet; en de burgemeesters, ja ook die klagen er over dat de wet hun vele beslommeringen geeft, zonder verbetering te brengen in den toestand der arbeidende bevolking. Maar lex dura attamen scripta, de wet bestaat en moet dus uitgevoerd worden. Ik zou den minister echter wel willen vragen, of liever ik zou den wensch, een wensch van velen in den lande, willen uitspreken, dat de minister van zijn macht gebruik moge maken om de wet zoo mild mogelijk toe te passen. Er zijn er natuurlijk, die treuren over het aftreden van den vorigen minister van justitie, maar als afgevaardigde van Tilburg, een in dustrieel district, sluit ik mij daarbij niet aan en hoop ik dat de minister vele zaken onge daan zal maken, die door zijn voorganger in het leven zijn geroepen. Nu wil ik wel bekennen dat ik nooit een groot bewonderaar van de arbeidswet ben geweest, eene wet die niet door de regeering werd voorgesteld en verdedigd, maar eigenlijk in de tweede kamer bij de openbare discussie gemaakt is geworden. Ieder die hier toen lid was, weet hoe dat gegaan is, en daaraan is het toe te schrijven dat de wet zoo ondui delijk is, en niet wat wij noemen „aus einem Gusz" is. Zeer ongelukkig bijv. acht ik de samenkoppeling van jongens van 12 tot 16 jaar met vrouwen, een draad die door de geheele wet heenloopt. In een adem worden dezelfde bepalingen voor die jongens en vrouwen van toepassing verklaard. Er is on gelukkig genoeg veel te veel generaliseerd. Maar de minister heeft tijdens de behandeling der wet de bevoegdheid gekregen om ten opzichte van de artt. 4 en 5, door dispen sation de toepassing er van mogelijk te maken en men heeft dan ook gekregen twee alge- meene maatregelen van inwendig bestuur of, zooals men tegenwoordig zegtkoninklijke besluiten. Wij hebben zoo een besluit van 9 December 1889 (Staatsblad no. 176),waarbij aan verschillende takken van vrouwelijken arbeid, verlof wordt verleend om langer dan tot 7 uur te werken, de termijn van de wet. Nu zou ik gaarne wenschen dat de regee ring verder ging. Er is indertijd van ver schillende zijden gerequestreerd geworden, doch het schijnt dat de vroegere minister van justitie van plan geweest is het daarheen te drijven om zooveel mogelijk de vrouwen geheel uit de tabrieken te weren, anders begrijp ik niet hoe hij aan verschillende re- questranten heeft geweigerd om vrouwen tot 8 uur te laten werken, eene weigering waardoor bijv. de bekende vlasspinnerij van Dumonceau te Groningen op den aussterbe état staat. De twee categorieën van arbeidsters, die ik wenschen zou dat anders behandeld zouden worden, zijn die der bleekerijen en der schoenmakerijen. Als de minister nu niet generaliseeren wil over het geheele land, dan begrijp ik niet waarom hij de bepaling van art. 5 niet te baat neemt, die hem de gelegenheid geeft om voor bepaalde gemeenten van ons land uitzonderingen te maken; alin. 2 van art. 5 zegt toch„Voor bepaalde bedrijven kan door Ons, bij algemeenen maatregel van in wendig bestuur, worden vergund hetzij in het algemeen, hetzij ten opzichte van bepaalde gemeenten, den arbeid van personen beneden zestien jaren en van vrouwen op andere dan de in het vorige lid bepaalde uren te doen aanvangen en te doen eindigen onder zoo danige waarden" enz. Zoover ik weet hebben wij nu nog geen koninklijk besluit, waarbij aan bepaalde ge meenten eene uitzondering wordt toegelaten. Ik zie niet in waarom van deze bepaling geen gebruik gemaakt wordt. Waarom is zij dan voorgeschreven Nu zou ik den minister gaarne willen wijzen enz Nu kom ik tot de tweede categorie, en hier moet ik, de kamer zal het mij hoop ik niet euvel duiden, u lastig vallen met een citaat, maar ik doe het, omdat dit citaat een ju weeltje is; het is uil eene verklaring van den heer J. van den Berg, fabrikant in leerwaren te Baardwijk (pag. 851 der Nijmeegsche ver- hooren.) Daarin wordt er op gewezen, dat de vrouwen te Waalwijk en in de geheele Langstraat geen zwaar werk doen; zij ver richten hoofdzakelijk het stikwerk aan die deelen van het lederwerk, die noodig zijn voor het voetbekleedsel. Dal stikken geschiedt machinaal en moet aan vrouwenhanden toe vertrouwd worden, omdat men voor dat werk geen mannen en jeugdige personen kan ge bruiken. De heer Van den Berg nu is als getuige verschenen voor de staatscommissie en heeft daar verklaard, dat de arbeidswet zeer on gunstig werkte; daarom had hij besloten, op verzoek van vele belanghebbenden in de Langstraat, er een artikel over te schrijven, dat opgenomen is in een van de locale bladen, maar waarvan ik niet weet dat het is over genomen door de groote bladen. Dat artikel nu bevat zooveel gezonden zin en kennis en is met zoo groote degelijkheid geschreven, dat ik het nuttig acht om het onder de aan dacht der kamer te brengen. Het luidt als volgt „Ter aanvulling van het bericht omtrent de voorloopige bespreking, door de meester knechts van schoenfabrieken in de I angstraat gehouden, over de gevolgen van de toepas sing der arbeidswet, ontvangen wij van be voegde zijde nog het navolgende „Minder juist is het, dat de schoenmakerij te Waalwijk en te Baardwijk veelal door vrouwelijke werklieden gedreven wordt. Alleen het stikken van de samenstellende deelen van het bovengedeelte geschiedt door vrouwen, wat met uitzondering van eene enkele daartoe ingerichte fabriek te Bezooien, door de vrouwen en meisjes te huis wordt verricht. Het is naar aanleiding van bekeuringen, dèAr waar eene vrouw of dochter des huizes na 7 uur des avonds hare stikmachine in werking hield, dat eene beweging onder de werklieden over den nadeeligen invloed dezer wet zich heeft geopenbaard. „Wat is hier het geval De vrouw heeft met haar huishouden en hare kinderen dik werf overdag weinig tijd en gelegenheid om door eenigen arbeid hare welvaart te ver meerderen. Zoo lang de kinderen over den vloer zijn, wordt zij daarin dikwijls bemoeie- lijkt. Zij verricht dus bij voorkeur hare huis houdelijke bezigheden voor deze naar bed gaan. Daarna kan zij nog rustig een paar uren wat uitvoeren, en die gelegenheid wordt gretig aangegrepen, want die arbeid wordt evenals al het werk in de Langstraat, zoo goed betaald, dat men in die dorpen geen armoede kent, tenzij als gevolgen van eigen schuld. „Met welk recht vragen de belangheb benden wordt ons verboden te doen, wat elke burgerjuffrouw of dame ongestoord kan verrichten, namelijk het gebruik maken van de naai- of stikmachine des avonds als de' kinderen naar bed zijn Er bestaat hier geen schijn of schaduw van dwang; het is louter vrije verkiezing, die de vrouwen haren tijd doet benuttigen. Hier zijn geen schouwbur gen of andere uitspannings-gelegenheden, waar de vrouwen den tijd kunnen doorbrengen. Het bijwonen van sommige avondvermake lijkheden in de steden is dikwijls veel ver moeiender, ook wegens den langeren duur, dan het verrichten van een paar uren raai- of stikwerk, geregeld naar eigen verkiezing en eigen kracht. Men vindt dien dwang in eigen woning onbestaanbaar met gepaste denk beelden over vrijheid, en verlangt opheffing daarvan. Daarin ligt de grond van de ont stane beweging. „De werkman in deze streek deelt de be grippen over beperking van zijne vrijheid langs sociaal-democratischen weg niet. Van normalen arbeidsdag wil hij niets hooren. In het eene seizoen zal hij veel kunnen en wil len arbeiden; in een ander seizoen neemt hij er meer zijn gemak van. Thans steekt de schoenmaker in de fabriek zijne lamp even min aan als de pekdraadtrekker aan zijnen werkstoel te huis en hij zou het beneden zich achten haar te ontsteken voor dag en nacht weder even lang zijn. Hij slentert dan bij voor keur zoo lang mogelijk in polders en akkers: vischt en jaagt als hij kan zonder akte teelt wat moesgroenten of wat aardappelen voor of achter zijne woning; maar in den winter, als er buiten niets te halen is, werkt hij veel, tegen Paschen soms zeer laat in den avond, en bij die levenswijze vaart hij wel. „Doet de vrije man in andere levensom standigheden zoo veel anders Werken de advocaat, de journalist, de geleerde, de leden van het parlement in en buiten Nederland ook een bepaald aantal uren daags het ge heele jaar door Zijn zij niet vrij in de be schikking over hunnen tijd Moet dan overal, ook daar waar de verhouding tusschen pa troons en werklieden niets te wenschen over laat, waar de werkkrachten niet zijn of wor den misbruikt, door hinderlijke wetsbepalingen in het leven en in de vrijheid der arbeidende bevolking worden ingegrepen In deze wel varende streek ducht de werkman niets zoo zeer als het voortgaan op den weg, waarop men in zijn belang reeds te ver is gegaan. „Men richte kamers van arbeid op, waar geschillen tusschen werkman en patroon wor den uitgemaakt en haar werk zal in de Langstraat zeer gering zijn; maar men ga niet verder in de beperking der persoonlijke vrijheid. Heeft de arbeider recht op bescher ming, op vrijheid zeker niet minder, en op dat recht, hem door de Grondwet gewaai- borgd, beroept hij zich nu reeds. Dat de Staat ingrijpe, daar waar de werkman on machtig is om den zelfzuchtigen patroon rede te doen verstaan, maar dat hij zich verder onthoude, daar waar zijn ingrijpen de belan gen van de arbeiders evenzeer schaadt als die van de nijverheid, daar waar patroon en werkman met en over elkander tevreden zijn. De wet scheert alle takken van nijverheid in het geheele land over ééne kam; dat kan niet anders; maar dat generaliseeren is ner gens zoo gevaarlijk als op dit gebied. Toe standen als van sommige Amsterdamsche en Leidsche bakkersknechts kunnen en mogen niet worden vergeleken met de zeer gunstige levensomstandigheden, waaronder de Lang straatsche werkman verkeert. Het begint tijd te worden, dat de medaille, waarvan slechts de eene zijde voortdurend den volke wordt voorgehouden, ook eens aan de keerzijde wordt vertoond, en bij al het schetteren over eenen normalen arbeidsdag maakt de zich thans openbarende uiting van gezond verstand der Langstraatsche werklieden een aangena- men indruk." Dus, mijnheer de voorzitterIk herhaal wat ik zoo even heb gezegdik hoop dat de regeering gebruik zal maken van de faculteit haar door de wet gegeven ten opzichte van bepaalde gemeenten, en voor de geheele Langstraat eene uitzondering zal maken ten aanzien van het staken van den arbeid om 7 uur 's avonds." De heer Mutsaers „Mijnheer de voorzit ter Ik was na de uitnemende redevoering van den geachten afgevaardigde uit Tilburg, die ik gaarne geheel onderschrijf, niet voor nemens mij in deze discussie te mengen, ware het niet dat de geachte afgevaardigde uit Amsterdam, de heer Kerdijk, het deed voorkomen alsof Tilburg, een van de grootste zoo niet de grootste nijverheidsplaats in ons land, met deze wet zeer tevreden zou zijn. Daartegen acht ik mij verplicht te protes teeren. De fabrikanten onderwerpen zich aan de wet als gehoorzame zonen van Nederland, maar indien men aan honderd fabrikanten vraagt of de wet werkelijk beantwoordt aan het doeldat men zich had voorgesteld, zullen zij antwoorden dat juist ten opzichte van Tilburg het tegen deel het geval is. Ik meen ook, dat deze wet speciaal voor het werkvolk in het leven is geroepen, maar juist het werkvolk zal een stemmig verklaren, dat het zich door deze wet zeer benadeeld acht. Men zal mij tegen werpen, dat het werkvolk niet altijd beseft wat voor zijne gezondheid en zedelijke ont wikkeling noodig is, maar aan den anderen kant moet ik er op wijzen, dat zoolang de in Tilburg gevestigde industrie niet door eene beperkende wet aan banden was gelegd, het werkvolk in geene streek in ons land zoo gezond was als juist die, waarin Tilburg ge legen is. Verder heeft de heer Kerdijk er den ge- achten afgevaardigde uit Tilburg een verwijt van gemaakt, dat hij er niet op heeft gewe zen dat deze wet geene schade heeft toege bracht aan het bedrijf. Ook hiertegen moet ik protesteeren. En wanneer het fameuze koninkl. besluit van Juli 1891 in al zijne ge strengheid zou worden toegepast, zal niet al leen schade worden toegebracht aan den aard van het bedrijf, maar zal en ik durf hier over met kennis van zaken spreken menig bedrijf onmogelijk worden gemaakt. Nu weet ik wel, dat men mij alweer zal toevoegen zoo streng zullen de heeren inspecteurs en zij die met het toezicht of de uitvoering be last zijn, het besluit niet toepassen. Ik geloot ook wel, dat dit tot geruststelling kou strekken, want werd het besluit in al zijne gestrengheid toegepast, dan zou als 't ware de ondergang van menige industrieele plaats daarvan het gevolg zijn. Tot nog toe heb ik steeds gehoord, dat de heeren in specteurs met bedaardheid en naar gelang van omstaudigheden handelen en zooveel mogelijk eenstemmig optredendat zij niet in de eene inspectie dit en in de andere dat doen, maar dat zij, wat zeer verstandig en prijzenswaardig is, gezamenlijk overleg gen, hoe zij hunnen werkkring moeten afba kenen en, naar mij van wel ingelichte zijde is medegedeeld, in gewichtige zaken steeds hun hoofd, den minister van justitie, raad plegen. Wanneer dit zoo blijtt zal men niet veel hooren van stormachtige vertoogen te gen deze wet, maar wanneer dit niet ge schiedt zullen men weet dat hier niet veel voor noodig is duizenden van adressen gericht tegen de wet en vooral tegen het koninlijk besluit van Juli i891 deze kamer bereiken. Maar ik houd niet van dergelijke demonstratiënik heb liever dat ze niet noo dig zijn. Ik achtte mij, het zij nogmaals gezegd, verplicht, als hier wordt gezegdin indus trieele plaatsen en met name in Tilburg is deze wet eene aangename wet geworden terwijl ik haar bij derzelver behandeling van af deze plaats reeds een ongelukswet noemde, daartegen te protesteeren." De heer Smidt, minister van justitie. „Wanneer er iemand mocht zijn die in de meening verkeerde dat onze wetgeving eene betrekkelijk volmaakte is, hij zou na kennis neming der over deze begrooting gewisselde stukken en na hetgeen hij in deze openbare vergadering hoorde, zich wel verzekerd kun nen houden dat hij in eene schromelijke il lusie had verkeerd. Ik zal het geenszins tot mijne taak rekenen, onze wetgeving als eene volmaakte te verdedigenik weet te goed

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1891 | | pagina 1