Nummer 72 Donderdag 8 September 1892. 15e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ij ANTOON TIELBN, ISKirfScS
™d- uitgever:
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
De Echo van het Zuiden,
WaaJwylscle en Liiiigslrailsclic Courant,
»an aenJJitgever. Waalwijk. Adolf Sieiwsk, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Burgemeester en wethouders van Waalw:jk
brengen ter kennis van de ingezetenen, dat,
in overleg met den gemeente-arts, de na
volgende maatregelen, met het oog op het
uitbreken der cholera te Antwerpen en el
ders, worden aanbevolen
lo. Drinkwater koken en daaraan toe
voegen 1 gram citroenzuur per liter; thee en
koffie zijn goede dranken
2o. Ook gekookt water te gebruiken voor
het wasschen van aangezicht en handen, het
spoelen van den mond en voor het reinigen
van vaat- en glaswerk;
3o. Geen gebruik maken van ongekookte
groenten of ongekookte vruchten;
4-0. Te zorgen voor reinheid van lichaam
en van kleederen;
5o. Te zorgen voor reinheid in en om
de woning en goede luchtverversching in
woon- en slaapkamer;
60. Te zorgen voor zindelijk houden en
dagelijks ontsmetten der privaten. Bijzonder
toezicht en zorg worden ten dezen opzichte
aan houders van koffiehuizen en logementen
aanbevolen
7o. Antwerpen en andere plaatsen, waar
cholera heerscht, niet dan in hooge nood
zakelijkheid te bezoeken
8c. Men behoude zijne gewoonten, maar
hoede zich voor onmatigheid in spijs of drank
en vermijde alles, wat de spijsvertering be-
moeielijken en diarrhée veroorzaken kan;
9o. Bij diarrhée en andere storingen der
spijsvertering, roepe men onmiddellijk ge
neeskundige hulp in en zorge er voor de
uitwerpselen, ook van lijders aan gewone
diarrhée, evenals bevuilde wasch- en kleeding-
stukken, zorgvuldig te ontsmetten;
lOo. Men make geen gebruik van aange
prezen voorbehoedsmiddelen tegen cholera,
zooals choleradruppels, enz., daar deze niet
voorbehoedend zijn; en
llo. Wijders wordt men herinnerd aan
het vroeger gedane verzoek, om niets te
geven aan vreemde bedelaars of landloopers.
Eene geschiedenis uil de Engclsche rechtspleging.
61 xxv.
De gevangenbewaarder had Charles terstond
na zijne opsluiting met de uiterste gestrengheid
behandeld. Zulk een afschuwelijk misdadiger
verdiende vimmers gestopt te worden in het ellen
digste hoi, waarin zon noch maan kon doordrin
gen. De bewaarder zag ook werkelijk den eer
sten dag zijn gevangene aan met blikken, waar
van weinig goeds te hopen was. Maar eensklaps
veranderderde hij van gedrag; hij schoof hem
niet meer met een vloek het beschimmelde brood
en het half bedorven water toe, maar bracht
beter voedsel en werd zelfs vriendelijk voor zoo
ver het zijne in zijn ambt vergrijsde hardvoch
tigheid scheen te veroorloven. Op zekeren dag
vroeg hij Charles of deze niet den een of anderen
wensch koesterde
De jonge Lyon had niet eens veel acht gesla
gen op de veranderde houding van den gevan
genbewaarder; hij was voor zichzelven volkomen
onverschillig geworden, en wist immers, dat hij
toch verloren was; wat kon het hem dan schelen,
of het brood en het water dat hij kreeg, wat
minder slecht, en de bewaarder wat minder on
vriendelijk was dan op den eersten dag. Daaraan
zou toch weldra een einde komen, en dan was
immers alles uit De vraag van den oude
wekte hem uit zijn dolïe onverschilligheid. Hij
h-.d slechts een wensch William Davistown
te spréken - en hij uitte dien terstond. De man
bromde iets in zijn grijzen baard en ging heen.
Charles had weinig hoop, dat de sombere oude
zijn wensch vervullen zou of kon, maar reeds
den volgenden avond werd de deur zijner gevan
genis zeer zacht geopend, en ondanks de diepe
schemering, die in zijne cel heerschte, herkende
hij terstond den binnentredende het was
William.
Gij hebt verlangd mij te spreken, en hier
ben ik 1 zeide de jonge Davistown met een zachte,
bewogen stem, want het schokte hem diep, dat
Burgemeester en wethouders vertrouwen,
dat de gegeven wenken met die zorgvuldig
heid zullen behartigd worden, welke de om
standigheden dringend noodig maken.
Burgemeester en wethouders
voornoemd.
Waalwijk, 1 September 1892.
Zelden wel is het gedeelte der dagbladen,
dat aan het buitenlandsch nieuws is gewijd,
van zoo weinig beteekeuis geweest voor hem,
die voor de politiek een meer dan gewone
belangstelling koestert, als op 't oogenblik:
de cholera beheerscht ook de dagbladredac-
tien en gansche kolommen desbetreffend
nieuws zijn schering en inslag. Hygiënische
beschouwingen en bijzonderheden uit de bac-
tereologische wetenschap nemen de plaats
in van de verhandelingen over de politieke
vraagstukken van den dag. En 't is niet bij
volslagen gebrek aan nieuws, dat men zich
onverdeeld bezighoudt met de vreeselijke
ziekte uit het oosten, met haar slachtoffers,
met haar genezing en haar bestrijding.
In Duitschland heeft men zelfs alle reden
om zich bezig te houden met 't geen de
politiek in de eerstvolgende maanden te ge
nieten zal geven. In den rijksdag zal 't er
in de aanstaande zitting warm toegaan naar
aanleiding van het nieuwe militaire voorstel
in 't algemeen en naar aanleiding van de
speciale houding der regeering in 't bijzon
der. Nog zijn de bijzonderheden omtrent het
nieuwe voorstel niet bekend, maar wat zoo
droppelsgewijze is uitgelekt, is wel geschikt
eiken belastingplichtige 't zij hij zijn tijd
doorbrengt met 't knippen van couponnetjes
of wel door handenarbeid in zijn onderhoud
voorziet of tracht te voorzien den schrik
om het hart te doen slaan. Tachtig millioen
jaarlijks als extra-uitgave te noteeren om
te beantwoorden aan persoonlijke neigingen
't is waarlijk wat al te kras bij de min
gunstige omstandigheden op economisch ge-
hij thans in zulk een toestand dengene wederzag,
met wien hij in de dagen van zijne onverklaar
bare zinsverbijstering zoo dikwijls in aanraking
was gekomen.
Hoe dank ik u, dat gij aan mijn verzoek
hebt gehoor gegevenantwoordde Charles en
drukte zijn vroegeren medeminnaar hartelijk de
hand. Ik heb u veel te zeggen en verzoek u
daarom plaats te nemen. Ik kan u wel is waar
slechts dit ellendig bankje aanbieden.
En waar zult gij dan zitten vroeg William.
Op mijne legerstede; maar gij zult nauwe
lijks meer kunnen zien en ik heb geen licht.
Mijne oogen hebben zich reeds aan de dui
sternis gewend, zie, daar staat de bank. De jonge
Davistown deed eenige schreden vooruit, en zette
zich zonder verdere omstandigheden op de harde
zitplaats.
Ja, hoe verheugt het mij, dat gij gekomen
zijt, begon Charles opnieuw, en bleef nog eene
poos voor William staan; maar ik dacht wel,
dat ge mijn wensch zoudt vervullen, gij zijt im
mers zoo edel, zoo gevoelig, zoo goed
En wat kan ik voor u doen? vroeg William,
en zag vol deelneming tot den armen jongen op;
het zal helaas, weinig genoeg zijn, want
O, voor mij niets, maar voor onze arme
Elisabeth zoudt gij wat kunnen doen, viel Charles
hem terstond in de rede. Gij hebt immers de
ongelukkige ook zoo vurig bemind, en ik houd
mij overtuigd, dat gij haar nog even trouw en
hartstochtelijk bemint als ik.
Neen, Charles, dat doe ik niet! hernam
William met een vaste stem. Deze dwaze be
goocheling ligt achter mij ik ben uit mijne
ijlhoofdigheid ontwaakt; ja, ik meende, dat ik
die ellendige deerne beminde.
Het was Charles of hij uit dc wolken viel.
Hoorde hij inderdaad zulke iastertaal, en uit den
mond van hem, die met het dierbare meisje zoo
blind gedweept, en steeds beweerd had dat hij
alleen Elisabeth waarlijk beminde? Op iederen
anderen tijd zou hij zich gloeiend van toorn op
iemand geworpen en hem ter verantwoording
geroepen hebben, die het had gewaagd Elisabeth
een ellendige deern te noemen; maar thans moest
hij zich bedwingen, want William zou en moest
gewonnen worden om de ongelukkige gedurende
hare ballingschap de noodige hulp te verleenen;
daarom zeide Cnarles met slechts een Hauwen
bied en terwijl er zelfs niet het minste don
kere wolkje is waar te nemen aan den po-
litieken horizon. Of men 't nu vindt op 't
een of op 't ander (men spreekt van een
verhooging der indirecte belastingen) blijft
bij slot van rekening 't zelfde: betalen is het
parool. De regeering schijnt zelf niet zoo
heel gerust te zijn. Niet dat zij gewetens
wroeging gevoelt of dat haar hart bloedt bij
de nieuwe aanzetting der belastingschroeven,
maar zij is niet zoo heel zeker van haar
zaak de liberale mannen toonen zich be
slist" ongeneigd de bovenmatige eischen voor
den eeredienst van Mars en Ier streeling
wellicht van de persoonlijke ijdelheid des
jongen keizers, zoo maar voetstoots in te
willigen en dus moet bij 't centrum worden
aangeklopt. Of men dat reeds gedaan heeft,
dan wel or men alsnog aan 't nadenken is
over een met de centrum-mannen te treffen
accoordje, is nog niet met zekerheid uit te
maken; wel is de regeeringsgezinde pers ver
dacht lief tegenover de katholieken en is
haar toegevendheid voor de uitlatingen der
katholieke leiders op het congres te Mainz,
bepaald opvallend, e\ en opvallend wel als
vorst Bismarck's uitlatingen over het militaire
voorstel, te lezen in de Munch. Allg. Ztg. en
den ex kanselier doende kennen als een be
slist voorstander van 't geen de regeering ten
aanzien van den diensttijd wil invoeren.
Aan de samenkomsten tusschen de grooten
dezer aarde, aan internationale manifesta
tion, is in deze dagen geen gebrek, maar
zij dragen alle een zoo beslist onschuldig
karakter, dar er aan de bloote mededeeling
van 't feit weinig belangrijks is toe te voe
gen. Gisteren ging koning Humbert van Italië
op reis naar Genua, vergezeld van zijne
ministers, doch ondanks al 't geschrijf over
Frankrijks deelneming aan de begroeting van
den vorst, vóór vele weken reeds, is er op
't oogenblik in de aangelegenheid niets, dat
de aandacht trekt; nauwlettend wordt toege
zien op gestrenge inachtneming van alle
vormen en gebruiken tegenover de gasten,
die uit alle windstreken willen mee feest-
toon van misnoegen in zijne stemNeen, neen,
ik kan niet gelooven dat gij Elisabeth reeds
zoudt vergeten zijn. Een meisje als zij blijft in
ons hart leven tot den laatsten ademtocht.
William liet een korten, bitteren lach hooren.
En ik kan uwe verblinding niet begrijpen;
trachten wij haar te vergeten, dat is voor ons
beiden het beste.
- Nimmermeer, riep Charles bijna driftig uit.
En dat moogt gij ook niet. Zij is thans onge
lukkig, gij moet haar uw beschermende hand
reiken ik kan het niet meer - en de gevan
gene liet zijne beide armen langs het lichaam
vallen, dat zijn ketenen rammelden.
Beste Charles, werp toch eindelijk uwe ver
blinding van u, zeide William gemoedelijk, en
wilde zijne hand vatten, die deze haastig terug
trok. De nietswaardige leugenaarster verdient
niet dat twee eerlijke lieden als wij zich nog
verder om haar bekommeren, dat heeft zij nooit
verdiend.
Wie kan dat zeggen?
Nu, hebben de jongste terechtzittingen haar
zware schuld niet zonneklaar bewezen hernam
William, nu ook met eenige stemverheffing.Zij
is eene ellendige, schandelijke leugenaarster, en
het zal mij aangenaam zijn, wanneer niets mij
meer aan haar en den akeligen droom herinnert,
waaruit ik, helaas, maar al te laat ben ontwaakt.
Wie zegt u dat zij eene leugenaarster is?
Kunt gij dat nog vragen? Is er buiten u
in geheel Engeland nog één mensch, die aan hare
onschuld gelooft? Als ooit eene misdadigster met
volle recht is veroordeeld, dan is zij het
En evenwel is zij onschuldig 1 bleef Charles
volhouden.
Tot antwoord liet William een honend gelach
hooren.
Lach maar, gij zult het toch met mij eens
worden, zoodra gij alles weet. Elisabeth is slechts
het ongelukkige slachtoffer van een ellendeling
eweest, en als zij voor het gerecht heeft gelogen,
an heelt zij dit slechts gedaan, omdat zij er door
een demon toe werd genoodzaakt.
Gij spreekt in raadsels, doch ik versta u:
zij werd genoodzaakt door den demon van haar
kwaad geweten
Neen, neen Hoor mij slechts aan, en dan
zult gij anders oordeelen, riep Charles, en nu
verhaalde hij, in afgebroken zinnen en met koorts-
vieren, zoodat elk zijn deel krijgt en niets
tneer. In Aix-les-Bains vond Maandag de be
groeting plaats van den Russischen minister
van buitenlandsche zaken door zijn Franschen
ambtgenoot Ribot, gelijktijdig heeft Carnot
de president der republiek, een bezoek gebracht
aan den hertog van Leuchtenberg, 's czaren
neef, en aan koning George van Griekenland
en velen ten spijt heeft dat alles zich bepaald
tot de gewone plichtplegingen, die gebruike
lijk zijn onder fatsoenlijke lieden en die alleen
maar wat omslachtiger zijn als de elkaar
ontmoetenden tot de eersten van hun land
behooren.
In Engeland is het publiek onder den
indruk van een fraai artikel over de Home
Rule van de hand van den bekenden Ier-
schen leider Michael Davitt. Het verscheen
in de Family Review, en vooral indruk maakt
wat daarin geciteerd wordt uit eene vroegere
redevoering (in 1865 gehouden) van den af
getreden markies van Salisbury, toen nog
lord Robert Cecil. Daarin erkent de vroegere
premierdat Ierland's grootste materieele
voorspoed dagteekent uit den tijd, toen het
zijn eigen zaken bestuurde, en dat de eenige
zaak, die aan Ierland kwaad heeft berokkend,
het Engelsch beheer is geweest.
Ook uit vroegere uitingen van den heer
Chanberlain, thans hoofd der Unionisten, en
wel door eene redevoering, door dezen in
1885 gehouden, heeft de heer Davitt een
kostbaar getuigenis voor Ierlands onaf hanke-
lijkheid opgedolven. „Ik geloof niet" dus
heeft de heer Chanberlain toen gesproken
„dat de meeste Engelschen eenig denkbeeld
hebben van het regeerings-stelsel, hetwelk
de vrije Engelsche natie op het zustereiland
toepast, een stelsel, dat berust op de bajon-
netten van 30,000 soldaten, die als in een
vreemd land zijn gelegerd*"
Waar dit wordt toegegeven door de hoofd
bestrijders van Home Rule valt het den heer
Davitt niet moeilijk een warm en krachtig
betoog er voor te leveren, dat aan het vroe
ger zoo voorspoedige volk althans een kans
achtige haast, wat Elisabeth hem bekend had.
William luisterde opmerkzaam toe, zonder hem
met een enkel woord in de rede te vallen; toen
Charles geëindigd had, zeide hij onverschillig en
droog: En gelooft gij dat nieuwe sprookje,
dat de leugenaarster u op den mouw heeft gespeld
Mr. Dayistawn, gij hebt geen recht mij te
beleedigenriep Charles gloeiend van toorn uit,
en plaatste zich dreigend voor zijn bezoeker.
Dat heb ik noch gewild noch gedaan, was
William's antwoord, die rustig bleef zitten en
zich door de drift van den gevangene niet van
zijn stuk liet brengen.
Ach, mr. Davistown, gij weet niet hoe ik
Elisabth bemind heb sprak Charles op een toon
van diepen weemoed, anders zoudt gij ook weten
hoe het mij treft, dat gij haar niet' gelooft. O,
hadt gij de beklagenswaardige gezien zooals ik
ik in dat uur, toen zij mij alles verhaalde, dan
zoudt gij van de waarheid van die vreeselijke
geschiedenis overtuigd zijn I
Zelfs voor William, wiens verstand thans niet
meer beneveld was, had toch deze standvastige
liefde, dat onwankelbaar vertrouwen, iets roe
rends indien hij het nooit geweten had, dan zag
hij het nu, dat zijn gevoel voor Elisabeth slechts
een los stroovuur, een goochelspel van zijn ver
hitte verbeelding, maar niets werkelijks, niets
duurzaams was geweest. Alleen Charles had
Elisabeth bemind, maar als hij een dergelijk ge
voel in zijn hart koesterde, dan was eene andere,
niet deze onwaardige, daar het voorwerp van
Wees niet boos op mij, Charles, zeide hij daarom
op zachter toon dan tot dusverre, ik kan uwe
goede meening niet deelen, ik kan aan de waar
heidsliefde van dat rampzalige meisje niet meer
gelooven; zij heeft te onbeschaamd, te ongehoord
gelogen, en wat zij u nu heeft verteld, is weer
geheel en al een dol sprookje, ontstaan uit de
verbeeldingskracht, waarmede de ongelukkige
helaas was begiftigd.
Gelooft gij haar werkelijk niet? vroeg Char
les zacht en b.jna troosteloos.
Het is mij onmogelijk, en het blijft mijne
innige overtuiging dat ook deze geschiedenis niets
meer is dan een verzinsel; graaf Waversford had
toch niet noodig gehad tot zulke middelen zijn
toevlucht te nemen, die had het meisje wel ge
makkelijker kunnen winnen 1
Gij gelooft het niet I herhaalde Charles bijna