Nummer 15. Zondag 19 Februari 1893. 16e Jaargang.
Glück auf
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. i
UITGEVER:
ANTOON TIELEN
Staatkundig overzicht.
V
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Belgie.
De Echo van het Zuiden,
Wul»yksrbr en Lftngstraalsche Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden,/1,00.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
W aalwijk.
Advertentien 1—7 regels J 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van
Adolp Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
't Zij men .zich naar rechts of naar links
wendt, naar 't oosten of 't westen, dan wel
't zonnige zuiden allerwegen in Europa
ziet men de parlementenzetelend in de
hoofdsteden der verschillende rijken, worstelen
met de regeeringen over vraagstukken, die
beslissen zullen over leven of dood van de
bewindvoerders.
Het kabinet-Gladstone in Groot Brittanie
valt of staat met het home-rule-ontwerp; het
ministerie Taaffe van Oostenrijk is evenzeer
op den zoek naar een meerderheid als de
combinatie-Weckerlé in Hongarije: 't zijn de
godsdienstige vraagstukken hier en de natio-
naliteits-quaesties gindsdie alle aandacht
vereischen; van groote taaiheid geeft het be
wind—Giolitti in Italië blijk en meer nog de
titularis van de schatkist, Grimaldi, die in
het noemen van den naam zijns opvolgers
maar niet wil zien een stillen wenk om heen
te gaan, alleen een combinatie Crispi—Za-
nardelli zou Giolitti tot aftreden kunnen
dwingen; Von Caprivi en zijn mede-ministers
hebben een home-rule-vraagstuk aan het
militaire voorstel en Frankrijks kabinet- Ribot
had Donderdag weerstand te bieden aan een
krachtigen aanval van de zijde der oppositie,
welke alleszins geneigd is het doel der inter
pellatie (vereeniging der republikeinsche krach
ten om de regeeringe) te verijdelen en de
scheuring grooter te maken.
In tegenstelling met de zitting van Maandag
en ook met de minder gedenkwaardige van
Dinsdag, was Woensdag de zitting van het
Lagerhuis van Engeland van zeer weinig
belang; 't is of de reactie reeds gekomen is,
die noodzakelijkerwijs volgen moest op de
heftige actiedoor Gladstone's home-rule-
voorstel gewekt en eenigszins kunstmatig
gerekt door de verschillende bladen. Opval
lend is voor 't oogenblik alleen het Salisbury
toegedichte plan om gedurende het Paasch-
recès op uitnoodiging der Iersche conserva
tieven naar Ulster te reizen en daar natuurlijk
krachtig te ageereu tegen Gladstone's ideaal.
Donderdag kwam, zooals reeds gezegd is,
de interpellatie Leydet over de politiek van
de regeering in behandeling: met 289 tegen
229 stemmen heeft de Fransche kamer dat
Woensdag vastgesteld,nadatDéroulède betoogd
had de noodzakelijkheid van zulk een inter
pellatie te midden der begrootings discussie
niet intezien en haar liefst verdaagd te weten
tot na de budget beraadslaging. Leydet gaf
zijn verwondering te kennen over Déroulède's
verzet en de premier Ribot liet de vaststelling
van den datum voor de interpellatie wijselijk
aan de kamer over, waarop deze een besluit
nam in bovengemelden zin.
Donderdag dan heeft men door den zuiver
radicalen Leydel een programma zien ont
wikkelen en dit in een motie zien belichamen,
en na hem heeft de socialistisch getinte ra
dicaal Millerand een spreker van buiten
gewoon talent, aan wien de premier Ribot
in zijn antwoord dan ook een afzonderlijke
hulde bracht de tribune beklommen. Er
zijn denkbeelden ten beste gegeven; er is
eene motie als besluit aan toegevoegd. La-
fargue en Dumas hebben, terwijl de meeste le
den in de koffiekamer een verpoozing zochten,
hun socialistische leerstellingen verkondigd;
Déroulède heeft als besluit van een lange en
geestige rede den staf gebroken over het
thans bestaande parlementaire stelsel (Cette
anarchie qui s'appelle le régime parlementaire).
En Ribot? Ja, de premier is de eenige per
soon geweest, zooals Piou het zoojuist heeft
uitgedruktdie niets heeft gezegd. De re-
geeringsbeginselen, zoo vroeg deze beschaafde
redenaar, diehoewel ongewoon zacht
sprekend zich tóch weel te doen verstaan
de regeeringsbeginselen waar waren zij?
Zij waren stellig niet in uwen mond, meneer
Ribot! zoo beantwoordde hij zich zelf. Wan
neer de kamer dan ook logisch wilde zijn
kon zij over eenige dagen opnieuw aan het
interpelleeren gaan, en wie weet of zij het
niet doen zal.
Behalve de moties Leydel en Millerand
bracht de voorzitter, nadat de discussie ge
sloten was, nog vier andere moties ter kennis
van de vergadering, en met een van deze
laatsten met die van den afgevaardigde
Leygues, verklaarde de premier zich te ver
eenigen. Zij luidde: de kamer, vertrouwende
dat de regeerir.g de democratische wetten zal
weten te handhaven en eene zuivere repu
blikeinsche politiek zal volgen, gaat over tot
de orde van den dag.
Met 315 tegen 156 stemmen werd deze
motie aangenomen. Maar welke democratische
wetten zijn bedoeld? Welke is de zuiver
republikeinsche politiek? In welke richting
zal zij zich bewegen? Juist omtrent deze
punten is door het debat, noch door de aan
neming der motie zekerheid verkregen, en dit
te minder daar de motie-Leydel, aan duide
lijkheid niets te wenschen overlatende, door
de regeering niet was aangenomen. De af
gevaardigde der Bouches du Rhone had na
melijk als slot van zijn interpellatie (de aan
leiding tot het debat) de volgende motie
voorgesteld: De kamer, besloten om krachtig
en zonder zich te comprommitteeren de re
publikeinsche taak af te werken van staat
kundige en sociale hervormingen in denzelfden
geest van rechtvaardigheid en gelijkheid, welke
heeft voorgezeten bij de stemming over de
schoolwet en de wet op den dienstplicht, gaat
over tot de orde van den dag. Maar op
deze motie was de regeering niet zeker eene
meerderheid te verkrijgen en daarom werd
aan die van Leygues de voorkeur gegeven.
De kamer heeft nu de motie van Februari
gehandhaafd. Cavaignac heeft dit duidelijk
laten uitkomen. Zij heeft er de motie Leygues
aan toegevoegd, en het resultaat is geen
ander dan dat het ministerie nog altijd niet
weet, welke meerderheid het achter zich heeft,
en ook de kamer is evenmin bekend met
hetgeen het ministerie wil. Een ding is wel
zeker: voorzitten bij de aanstaande algemeene
verkiezing zal het ministerie-Ribot niet.
Terwijl men in de couloirs der Italiaansche
VAN
E. WERNER.
Vertaling van Hermina.
(Overgedrukt met toestemming van den uitgever
P. Gouda Quint, te Arnhem)
32 -CoO-
Zij reden zwijgend verder door het zonnige
woud; de hoefslag hunner paarden klonk dof op
den zachten, bemosten grond. Ook hier overal
lentelucht en lentegeuren, ook hier de heldere,
blauwe hemel, die zich boven de denneboomen
welfde, en ook hier de geheime smart in haar
binnenste, die zich, zoo mogelijk, nog krachtiger,
nog pijnlijker openbaarde, dan ginds op de hoog
te. De paarden liepen op een smallen weg naast
elkander. De zware plooien van Eugenie's rijkleed
beroerden het struikgewas en haar sluier wuifde
verscheidene malen langs Arthur's schouder. Zoo
dicht in zijne nabijheid moest zij wel opmerken,
dat*hij, nu de gloed was geweken, die de over
haaste rit op zijn gelaat had teweeggebracht,
schrikkelijk bleek zag. Wel had hij nooit een
irissche, blozende kleur gehad, maar toch was
dit een andere bleekheid, dan die van den jongen
„Lion," die de avonden in de salons en de nachten
aan de speeltafel doorbracht, om dan den vol
genden dag afgewonden en uitgeput op de sofa
te liggen, met gesloten gordijnen, omdat zijn
vermoeide oogleden het zonlicht niet konden
verdragen. Die bleekheid had waarschijnlijk
dezelfde oorzaak als de diepe rimpel op zijn
voorhoofd, die van zorgen getuigde, als de ern
stige, zelfs sombe e uitdrukking op zijn gelaat,
waarop vroeger slechts trage onverschilligheid
stond te lezen. Maar Arthur Berkow won ont
zaglijk bij een verandering, die ieder ander zou
benadeeld hebben. Eugenie zag eerst thans, dat
haar echtgenoot zelfs op schoonheid aanspraak
kon maken; vroeger had zij dit niet willen zien;
zijn verregaande onverschilligheid had al zijne
andere eigenschappen en hoedanigheden voor
haar als het ware in het niet doen verzinken, en
kamer en in de politieke kringen zich onver
poosd bezighoudt met de mogelijkheid (waar
schijnlijkheid zeggen sommigen) op een mi-
nisterieele of kabinets-crisis Zanardelli, de
leider van 90 afgevaardigden, heeft Grimaldi's
financieel exposé heftig gegispt gaat de
pers van 't Apennijnsche schiereiland volijverig
voort sensatie nieuwtjes te lanceeren, betrek
kelijk gewichtige vondsten bij huiszoekingen,
waardoor telkens weer nieuwe afgevaardigden
gecompromitteerd zouden zijn en de open
bare meening is en blijft daardoor onrustig
en wantrouwend.
Terwijl de militaire commissie in den Duit-
schen rijksdag de discussie over het militaire
voorstel vervolgde, zonder de regeering veel
hoop te geven op een besliste overwinning
de afgevaardigde Lieber van het Centrum
zei Woensdag nog, dat zijn partij weinig hoop
heeft op een accoord tusschen de partijen
kwam in den Landdag van Pruissen het met
Rusland te sluiten handelsverdrag ter sprake,
dat Eulenberg, de premier, krachtig verdedig
de tegen de groote grondeigenaren, zonder
verder iets over het wezen van het verdrag
te laten uitlekken.
Gelukt is 't eindelijkPrins Ferdinand
van Bulgarije is verloofd met eene prinses
van Parma en heeft deswege van alle be
vriende hoven reeds gelukwenschen ontvangen.
Uit -Berlijn wordt ook gemeld dat het hu
welijk van den prins zal gepaard gaan met
zijn officieele erkenning als vorst over Bul
garije door alle mogendheden, die het trac-
taat van Berlijn hebben onderteekend, met
uitzondering van Rusland.
De groote suikerabriek au Gant d'or, in
Quiévrain, tusschen Bergen en Valenciennes,
werd, naar men bericht, door een hevigen
eerst thans kwamen deze alle tot hun recht
met die uitdrukking van energie, die zich zoo
nieuw en ongekend op zijn gelaat, in zijne gan-
sche houding openbaarde, en die daar zeker
vroeger ook aanwezig was geweest, al was zij
toen met nog zooveel anders door zijne gebla
seerdheid onderdrukt geworden. Ja, waarlijk, die
verzonken wereld steeg weer uit de diepte op,
de naderende storm had haar uit haar aoodslaap
doen ontwaken, deze alleen en een bitter ge
voel bezielde Eugenie, dat zij geen deel had aan dat
ontwaken, dat zij dat tooverwoord niet had be
zeten, dat zij die levenwekkende kracht niet op
hem had mogen uitoefenen; door eigen kracht
hief hij zich immers op, de hulp van vreemden
was daartoe overbodig 1
„Het spijt mij, dat ik je wandelritje moest
bekorten," brak'Arthur eindelijk het zwijgen af,
maar dit geschiedde op dien beleefden, koelen
toon, dien hij altijd tegen haar aannam; „het is
anders een heerlijke dag."
„Ik vrees, dat gij eigenlijk meer behoefte hebt
aan een ritje in de openlucht, dan ik Wellicht
klonk de stem der jonge vrouw meer bezorgd,
dan zij zelve vermoedde. „Gij ziet zoo bleek,
Arthur I"
„Ik ben aan zulk hard werken niet gewoon,"
antwoordde hij met een soort van bitteren spot.
„Dat komt er van, als men zoo verweekelijkt
isIk kan niet eens evenveel afdoen als de min
ste mijner beambten iederen dag verricht."
„Ik vind eer, dat ge te veel afdoet," antwoordde
Eugenie schielijk. „Bijna den geheelen dag sluit
gij je op in je studeerkamer en 's nachts zie ilc
daar licht branden, soms wel tot 's morgens toel"
Een snelle blos steeg den jongen man naar
het voorhoofd.
„Sedert wanneer let gij zoo op de vensters van
mijn kamers?" vroeg hij op kalraen, maar bit-
teren toon. „Ik dacht eigenlijk met, dat deze
voor je bestonden."
Thans was het de beurt der jonge vrouw 0m
te blozen; maar zij onderdrukte schielijk den
gloed, die haar in het gelaat steeg, en antwoord
de zonder zich te bedenken: „Sedert ik weet dat
het gevaar, dat gij zoo bepaald ontkent, met
iederen dag naderkomt. Waarom misleidt ge mij
ten opzichte van dien strijd met het werkvolk
en zijn mogelijke gevolgen?"
„Ik wilde je niet ongerust maken."
Zij wendde zich ongeduldig af. „Ik ben geen
kind, dat men angstig behoeft te ontzien, en als
ons het een of ander dreigt
„Ons?" viel Arthur haar in de rede. „Als er
gevaar bestaat, bedreigt dit in elk geval mij al
leen. Ik heb er nooit aan gedacht, je als een kind
te behandelen; maar ik heb het als mijn plicht
beschouwd, de barones von Windeg niet lastig
te vallen met zaken, die haar natuurlijk volko
men onverschillig en binnen kort even vreemd
zijn als de naam, dien zij thans nog draagt."
Ijskoud klonk de toon, waarop dit antwoord
werd gegeven, en het was de eigen toon, dien zij
dikwijls genoeg tegen hem had aangenomen, als
zij het noodig achtte, hem haar afkomst en haar
gedwongen huwelijk onder het oog te brengen.
Nu betaalde hij haar met gelijke munt. Een uit
drukking als van toorn flikkerde in de donkere
oogen der jonge vrouw, toen zij ze op haar
echtgenoot richtte.
„En op dien grond weigert ge mij dus alle
nadere inlichtingen omtrent je persoonlijke aan
gelegenheden
„Als gij ze verlangt neen."
Eugenie scheen eenige oogenblikken met zich
zelve in strijd. „Hebt ge de eischen van het werk
volk van de hand gewezen vroeg zij eindelijk.
„Wat ik kon en wat de lieden uit zichzelf
vroegen, heb ik hen ingewilligd. Met Hartman'»
overdreven eischen is niets aan te vangen: de
opheffing van alle orde en tucht, volslagen ban
deloosheid zou daarvan het gevolg zijner is
geen denken aan, ze zelfs in overweging te ne
men. Hij had er ook nooit mede voor den dag
durven komen, als hij niet wist, wat er bij dezen
strijd voor mij op het spel staat."
„Wat staat er dan bij op 't spel?" vroeg Eu
genie met blijkbare belangstelling. „Je fortuin
„Meer nog mijn bestaan
„En zult ge niet toegeven
„Neen."
De jonge vrouw zag zwijgend haar man aan,
dien man, die nog geen drie maanden geleden
geen „scène" met haar kon verdragen, omdat
ze zijne „zenuwen" te zeer aandeed, en die nu
zoo kalm een strijd onder de oogen zag, waar
mede zijn bestaan gemoeid was,Was hij werkelijk
diezelfde man? Dat neen klonk onverzettelijk
en zij voelde, dat de scherpste bedreigingen hem
niet in zijn besluit zouden doen wankelen.
„Ik vrees dat Hartman de zaak tot het uiterste
zal drijven," merkte zij aan. „Hij draagt u roo
een haat toe."
Een verachtelijke glimlach vertoonde zich om
Arthur's lippen. Dat weet ik. Dat gevoel is al
tijd weerkeerig."
Eugenie dacht aan die woest flikkerende oogen,
ginds op de hoogte, toen zij den naam van haar
echtgenoot had genoemd, en een plotselinge angst
overviel haar.
„Maar, Arthur, ge moet den haat van dien man
niet zoo gering achten. Van zijn drift is niet
minder te duchten dan van zijn geestkracht."
Arthur wierp haar een droel'geestigen blik toe.
„Kent gij hem zoo nauwkeurig 't Is waar, die
blouseheid heeft altijd je bewondering opgewektl
Een fraaie geestkracht, die het onmogelijke wil
doorzetten en liever honderden in het ongeluk
meeslepen, dan naar een verstandig woord luis
teren. Maar ook Hartman kan nog wel eens een
muur vinden, waartegen hij zijne krachten ver
geefs beproelt en zijn eigenzinnigen kop te plet
ter stootvan mij ten minste zal hij niets ge
daan krijgen, al moet die strijd mijn eigen on
dergang ten gevolge hebben."
Hij hield eensklaps zijn paard aan en ook
Eugenie deed onwillekeurig hetzelfde. Het pad
door het bosch kruiste zich hier met éen krom
ming van der. rijweg en nu zagen zij vóór zich,
wat zij juist wilden vermijden, en wel een troep
mijnwerkers, die hier halt gemaakt had en op
het een of ander icheen te wachten. Arthur fronste
het voorhoofd.
„Het schijnt, dat wij dé ontmoeting met hen
toch niet kunnen ontgaan."
„Willen we omkeeren fluisterde Eugenie.
't Is te laatZij hebben ons al gezien. We
kunnen hen niet meer ontwijken, en als we om
keerden, zouden zij denken, dat wij hen ont
vluchtten. Het is erg, dat wij juist te paard zijn;
dit zal hunne woede nog meer gaande maken,
maar we mogen geen zwakheid toonen, we moe
ten er doorheen."
„En toch hebt ge die ontmoeting gevreesd
Arthur zag haar fier aan.
„Ik vreesde slechts, dat gij hen zoudt ontmoe
ten. Nu is het niet meer te vermijden, maar nu
zijt ge althans niet alleen. Houd Afra goed in
bedwang en blijf dicht nevens mij. Misschien
loopt alles nog zonder botsing af."
(Wordt vervolgd.)