Nummer 26 Donderdag 30 Maart 1893. 16e Jaargang.
Glück auf
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
UITGEVER:
ANTOON TIELEN
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
et Zuiden,
Wadwpcfee en Liiigstmiscne Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden ƒ1,00.
Franco per post door het gehecle rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertentiën 17 regels 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, worden'2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De herziene bedrijfsbelasting
Door een wijziging in het tarief der belas
ting is de minister tegemoet gekomen aan
het ernstige bezwaar, dat de bedrijfsbelasting
de kleine inkomsten zwaarder zou treffen
dan het recht van patent thans doet.
Vallen de 28 opcenten weg, dan zal tot
inkomens van f 4000 toe, de bedrijfsbelasting
beneden het patent blijven.
De opcenten zijn echter niet losgelaten
de heffing van opcenten wordt afhankelijk
gesteld van de opbrengst der hoofdsom, die
althans gelijk moet zijn aan die van het
patent, en in ieder geval beperkt tot 25.
Maar de billijkheid brengtvolgens het
Handelsblad mede, dat hetgeen de bedrijfs
belasting in opbrengst bij het patent ten ach
ter mocht blijven, over de beide nieuwe hef
fingen worde omgeslagen. Van de vermogens
belasting verwacht de regeering ongeveer het
dubbele van hetgeen het patent nu opbrengt.
Naar billijkheid zou dus slechts een derde
van het tekort op het patent boven de be
drijfsbelasting mogen worden geheven, en het
getal opcenten dus slechts ongeveer 8 mogen
bedragen.
Wellicht ware een middenweg te vinden
door het maximum der opcenten op tien te
bepalen. Dan kan later, als de schatkist te
kort komt, het overige bij wijze van opcenten
op de vermogensbelasting worden gelegd.
Aan den eisch der rechtvaardigheid ware dan
voldaan en de beginselen der nieuwe re
geling bleven ongedeerd.
De Nederlander erkent wel het bezwaar
dat de bedrijfsbelasting nu niet tegelijk met
de vermogensbelasting kan worden ingevoerd,
maar vindt toch dat er tegen dit nadeel een
groot voordeel overstaat:
De minister erkent zelt, dat de bedrijfsbe
lasting voor de kleine burgerij en de kleine
ambtenaren vrij drukkend zal zijn, maar hij
durft geen lager pencentage van heffing voor
stellen, uit vrees dat de nieuwe belasting
geen voldoend equivalent zal opleveren voor
VAN
E. WERNER.
Vertaling van Hermina.
(Overgedrukt met toestemming van den uitgever
P. Gouda Quint, te Arnhem)
43 ooO—
„Ilc behoef je niet te zeggen, wat in den laat-
sten tijd is voorgevallen," begon Arthur. .-/Gij
zult dit alles even goed en nog beter weten dan
ik. De arbeiders in de andere mijnen hebben je
voorbeeld gevolgdwij gaan naar alle waar
schijnlijkheid een langdurigen strijd te gemoet.
Zijt gij zeker van je kameraden?*
Ulrich ontstelde min of meer bij deze laatste
vraag.
„Hoe bedoelt gij dit, mijnheer BerkowP"
//lk bedoel, of wij de zaak hier onder ons alleen
kunnen klaarspelen, zonder inmenging van vreem
den. Op de andere bergwerken kunnen ze dat
niet. Van de ijzerhutten heeft men bij de stad
om hulp aangezocht; gij zijt niet vreemd aan die
woelingen en zult wel het beste weten, hoe nood
zakelijk deze was. Wel is waar, zou ik alleen
in den uitersten nood zulk een middel aangrijpen,
maar toch is het geval niet geheel ondenkbaar.
Reeds hebben verscheidene mijner beambten zich
over beleedigingen te beklagen; onlangs in het
bosch scheelde het niet veel, of men had mij ook
beleedigd; vertrouw niet te veel op mijn geduld
of op mijn zwakheid. Hoezeer ik ook het uiterste
wensch te vermijden, geweld zal ik met geweld
te keer gaan."
Ulrich had reeds bij de eerste woorden met
norsche verbazing opgezien. Wellicht had hij iets
anders verwacht, dan zulk een verklaring; maar
de kalmte, waarmede zij werd afgelegd, benam
al het kwetsende daaraan en dwong ook zijn te
genstander zich bedaard te houden; zijne stem
klonk alleen eenigszins spottend, toen hij ant
woordde
„Dat is mij niet vreemd. Geweld tegen geweld!
Ik wist al vooruit, dat 't er eens toe komen zou.*
de af te schaffen patentbelasting en er dus
een tekort in de schatkist zal komen. Maar
de mogelijkheid is geenszins buitengesloten
dat de vermogensbelasting vrij wat meer zal
opbrengen dan oorspronkelijk is geraamd
in elk geval er geen bezwaar zou zijn om
van de bedrijfsinkomsten van den kleinen
man en van den middenstand minder te heffen.
Op dit oogenblik durft de minister daarop
nog niet te rekenen, omdat het evengoed kan
tegen- als meevallen, maar in het najaar van
1893 zal men zich niet meer met gissingen
tevreden behoeven te stellen en zal men weten
welk bedrag de kohieren van de vermogens
belasting aanwijzen. En dan zal het nog niet
te laat zijn om het percentage van de be
drijfsbelasting vast te stellen op het bedrag,
dat werkelijk zal noodig blijken.
Het Haagsche Dagblad heeft van het ge
wijzigd ontwerp een ongunstïgen indruk ont
vangen en blijft bij de meening, dat het
oneindig beter is de bestaande patentwet te
behouden dan die te vervangen door een wet,
welke zoo omslachtig is en zoo ingrijpt in
particuliere belangen als dit product van de
theoretische wijsheid van den minister Pierson.
Het gaat niet aan om nu de vermogens
belasting afzonderlijk behandeld en ingevoerd
is, in dit wetsontwerp iets anders meer te zien
dan de vervanging van de patentwet.
Het blad hoopt, dat de tweede kamer zich
op dit standpunt zal stellen en twijfelt dan
niet of men zal er toe komen om de patent
wet te handhaven en op hare herziening aan
te dringen in plaats van haar door een zoo
gebrekkige en onpractische wet te vervangen.
«rfTOaKBggaegaaearitnMirir«*taHwiuM<wn im—■wmniy»
De Panamazaak schijnt weldra geheel uit
te zullen zijn. In de commissie van enquête
zelf is verdeeldheid. Brissondie eenige
dagen geleden zijn ontslag genomen had als
rapporteur, heeft thans ook bedankt voor het
presidium.
Arthur zag hem onverschrokken in het gelaat.
„En wiens schuld is het, als het er eens toe komt?
Is dit dan aan den tegenstand der menigte of de
hardnekkigheid van één enkele te wijten?"
„Aan de hardnekkigheid van één enkele! Vol
komen waar, mijnheer Berkow. Ge weet, dat 't
u maar één woord behoeft te kosten om mor
gen al het werk weer zijn geregelden gang te
doen gaan.*
„En gij vveet, dat ik dit woord niet spreken
kan, omdat dit tot de onmogelijkheden behoort.
Het hangt thans van u af, of ge al dan niet wilt
toegeven nog eens bied ik je de hand ter ver
zoening."
„Wel zoo!' riep de jonge mijnwerker, ditmaal
in een ruwen spotlach uitbarstende. „Misschien
omdat het nu overal in de geheel e provincie los
breekt en wij nu door onze kameraden onder
steund worden?"
Berkow hief het hoofcl schielijk op en thans
vlamde ook zijn oog van toorn. „Omdat men je
met de wapens in de hand tot de orde zal dwin
gen, die gij met voeten treedt, en omdat ik mijne
werklieden dit lot wenschte te besparen. Laat
dien spottenden toon varen, Hartman, waarmede
ge uzelf een rad voor de oogen draait! Wat ook
tusschen ons is voorgevallen en misschien nog zal
voorvallen, van lafhartigheid; meen ik, kan geen
onzer den ander beschuldigen."
Dat was weer die zelfde toon, die zelfde blik,
als in de vergadering der beambten. Met een
gemengd gevoel van schrik en bewondering zag
Ulrich op zijn jongen chef neer, die op zulk een
oogenblik op die wijs tot hem durfde spreken
en die toch maar al te goed sedert dattooneelin
het bosch wist, wat er van dergelijke ontmoetin
gen te duchten viel; uit zijne woorden bleek vol
doende, dat hij niet vergeten had, en toch had hij
heden vrijwillig deze ontmoetii g gezocht. Het
park was eenzaam en verlaten, op de weide was
geen schepsel zichtbaar en de huizen lagen op
tamelijk verren afstand. Geen der beambten had
het gewaagd, met den gevreesden Hartman zulk
een gesprek onder vier oogen te houden, dat licht
gevaarlijk zou kunnen worden, zelfs de onver
schrokken hoofdingenieur niet; alleen de eens zoo
verachte „lammeling" waagde het; ja, zijn tegen
stander had hem reeds lang van alle lafhartigheid
vrijgesproken.
Arthur scheen den indruk te merken, dien zijne
Twee andere leden, Barthou en Dupuy-
Dutemps, schijnen eveneens voornemens hun
ontslag te nemen, wijl hun motie om den
arbeid der enquête te staken, slechts hun
eigen stemmen vóór had. Maujan en Gerville
Réache hebben dit reeds gedaan, wijl hun
voorstel om de bevoegdheid der commissie
uit te breiden, verworpen is.
De senaat heeft Challemel-Lacour tot zijnen
voorzitter gekozen met 172 stemmen. Constans
verkreeg 15, Magnin 3 stemmen.
De graaf van Parijs heeft aan de voorzit
ters der monarchistische comité's eenen brief
gericht, waarin hij, na van het Panama proces
gewaagd te hebben, dat het land heeft inge
licht over de waarde der mannen, die het re-
geeren, de gedragslijn teekent, die de comité's
te volgen hebben. Hij verklaart dat de kamer
geen gezag meer heeft, de regeering alle
kracht ontbeert, zoowel in het binnen- als in
het buitenland, en de onafhankelijkheid der
rechterlijke macht in twijfel wordt getrokken.
Om verbetering in den toestand te brengen,
moeten de monarchisten alle allianties aan
nemen voor de sociale verdediging en de
godsdienstige vrijheid; maar zij moeten tevens
doen uitkomen, hoe juist de monarchie ge
schikt is om aan de moreele verwarring een
einde te maken en om materieele verwarringen
te vermijden. Bijgestaan door mijn zoon
verklaart de pretendent zal ik voor geene
enkele inspanning terugdeinzen en zal ik
eiken bijstand aanvaarden. Ik heb de vaste
hoop te slagen.
Gladstone heeft in het Lagerhuis aange
kondigd, dat hij Donderdag een besluit zal
vragenwaarbij aan de regeering na de
Paaschvacantie de Dinsdagen en Woensdagen
buiten de gewone dagen worden toegezegd
voor de behandeling van regeeringszaken, en
waarbij aan de bill betreffende home rule de
prioriteit wordt toegekend, altoos voor wanneer
deze eenmaal aan de orde zal zijn gesteld.
Den zesden April zal de beraadslaging over
home rule een aanvang nemen.
In eene vergadering van liberalen, onder
■MIIHMI a—BJUOL—UMIIimilJllllUOMnHBaMKia—38
houding teweegbracht en kwam een stap nader.
„Begrijpt ge dan niet, Hartman, dat ge op deze
wijs je gansche toekomst vernietigt?" vroeg hij
ernstig. „Ge denkt misschien, dat als het einde
lijk tot een schikking komt, je kameraden hun
dwang op mij zullen uitoefenen? Ik buk voor
geen dwang, dat zeg ik je; maar ik eerbiedig in
je de echte, zoo ook verkeerd toegepaste kracht.
Deze heeft zich tot hiertoe slechts ten miinen
nadeele geopenbaard en juist daardoor heb ik
gezien, wat zij bewerken kan, als zij zich eens
niet meer in vijandschap tegen mij keert. Laat
thans je gezond verstand spreken; vergenoeg je
met het mogelijke, verg niet het onmogelijke
en ik bied je aan, hier in de mijnen werkzaam
te blijven, met het vooruitzicht in je betrekking
op te klimmen. Ik weet, wat ik waag, met ie
mand van je inborst onder mijn werkvolk te
behouden; maar ik zal het wagen, als mijn ver
trouwen met vertrouwen beantwoord wordt."
Het aanbod zelf was misschien al gewaagd ge
noeg tegenover een man, die gewoon was alle
gematigdheid als zwakheid te beschouwen; maar
Berkow scheen hier toch niet te hebben misge
tast. Wel is waar, antwoordde Ulrich niet; hij
liet vooralsnog ook geen toegevendheid blijken,
maar voor een karakter als het zijne was het al
genoeg, dat het aanbod niet onmiddellijk met
norscn wantrouwen van de hand werd gewezen.
„Vertrouwen heb ik tot dusver tevergeefs van
je gevraagd," ging Arthur voort. „Gij hebt het
mij tot op dit oogenblik geweigerd. Als een
vreemde ben ik hier gekomen, zoo al niet in de
streek, dar. toch op de bergwerken en onder de
arbeiders. Met een oorlogsverklaring zijt gij mij
te gemoet getreden, zonder mij zelfs te vragen
wat ik vrijwillig zou willen veranderen en ver
beteren; gij hebt mij als een vijand afgewacht en
behandeld, zonder nog te weten, of ik je vijand
wilde zijn."
„Wij zijn op voet van oorlog," zeide Ulrich
kortaf. „Dat is uitgemaakt."
Arthur hief het gelaat tot hem op, eerst zoo
bleek, maar thans door het gloeiend avondrood
beschenendat beide mannen in een purperen
gloed hulde.
„Moet er dan oorlog zijn tusschen ons? Ik
bedoel hiermede niet den tegenwoordigen strijd,
die vroeger of later zal beslecht zijn; ik meen
dien stillen, verbitterden krijg, dien hardheid en
presidium van Gladstone gehouden, heeft deze
eene rede gehouden over de middelen, welke
zouden zijn aan te wenden om in het Lager
huis meer tijd dan waarover de regeering
thans beschikt te winnen voor de wegbereiding
aan de ministerieele plannen. Gladstone
klaagde over de obstructionistische tactiek
der oppositie, die getracht heeft de plannen
der regeering te ondermijnen. Eindigend
zeide Gladstone dat sedert lang het nadeel
was te gevoelen, hetwelk er voor de liberale
partij in gelegen is, dat zij geleid wordt door
iemand van zijnen leeftijd. Hij blijft echter
alleen op zijn post tengevolge van de even
toewijdende als kundige medewerking, welke
hij van zijne collega's ondervindt. Hij voelde
wel dat zijne krachten uitgeput raken, maar
zoolang als hij kan en het noodig is zal hij
zijn uiterste best doen om zijnen plicht te
vervullen.
De Paaschvacantie zal duren van 30
Maart tot 6 April.
't Is nu vreedzaam en kalm te Berlijn
want de afgevaardigden van de Pruisische
zoowel als van Duitsche wetgevende lichamen
zijn met vacantie, maar 't is een verraderlijke
en bedriegelijke kalmte: den leden van den
Pruisischen Landdag wachten de fiscale en
de kieswetten, den afgevaardigden van den
rijksdag wacht de militaire wet, welker tweede
lezing wordt tegemoetgezien tegen einde
April. Eigenaardig zeker is 't dat er nog
altijd velen zijndieallen besluiten van
commissies en fracties ten spijt, nog immer
een accoordje verwachten betrekkelijk de
legerwet en die hoop meenen te mogen ba
seeren op het feitdat de regeering een
nieuwe rijksdagverkiezing met kloppend hart
tegemoet ziet.
Italie's kamer is nu ook op recès tot 10
April, nadat in de zitting van Zaterdag een
der afgevaardigden zijn stem had verheven
tegen het uitroepen van de namen der ver
dachte afgevaardigden en tegen de publicatie
in buitenlandsche bladen. Onderwijl beijvert
dwang aan de eene zijde en wrok en haat aan
den anderen kant eindeloos aanhitsen en voort
spinnen. Zóó is 't geweest gedurende al deze
jaren en zóó zal 't ook verder zijn, als dwang
alleen je hel hoofd doet buigen. Wij moeten vrede
maken, eer wij ons van beide z den hierdoor te
gronde richten nog is het tijd, nog is er niets
gebeurd, wat de breuk onherstelbaar maakt; bin
nen weinige dagen is het misschien te laat."
De stem van den jongen chef maakte ondanks
al hare kalmte en bedaardheid een diepen indruk,
en men kon het Hartman aanzien, dat hij er niet
ongevoelig onder bleef. De drieste mijnwerker,
die hoe meer hij gewoon was zijne makkers te
overheerschendes te minder den kwetsenden
hoogmoed of de kwalijk verborgen vrees der
aanzienlijken kon verduren, zag zich hier plot
seling een hem tot dusver ongekende plaats aan
gewezen. Hij wist uiterst goed, dat Arthur met
geen zijner onderhoorigenmisschien met geen
zijner beambten aldus zou gesproken hebben, dat
hij deze wijs van onderhandeling alleen aan zijne
persoonlijkheid te danken had. De chef sprak
met hem als man tegen man over een zaak, waar
van beider wel en wee afhing, en hij zou waar
schijnlijk ook de zege behaald hebben, als hij
niet juist Arthur Berkow was geweest. Ulrich
had een veel te ongebreidelde, veel tc hartstoch
telijke natuur, om iemand, dien hij met zijn
gansche ziel haatte, gerechtigheid te doen weer
varen.
„Dat vertrouwen hebben we wel afgeleerd,"
zeide hij op bitteren toon. „Under het bestuur
van uw vader hebben we dit in de laatste jaren
zoo geheel verloren, dnt er voor zijn zoon niets
is overgebleven. Ik geloof u, mijnheer Berkow,
als ge zegt, dat uw aanbod niet uit vrees ge
schiedt; van een ander zou ik 't niet gelooven,
maar van u wel! Maar daar we nu eens begon
nen zijn, met onszelf recht te verschaffen, geloof
ik, dat we beter doen, met den strijd uit te strij
den. De een of de ander één van beiden moet
in 't eind zijn zin krijgen.*
„En je kameraden? Kunt gij dan al de zorg
al het gebrek, al de ellende verantwoorden, die
dat „uitstrijden van den strijd" met zich brengt?"
„Daar kan ik niets aan doen. Het geschiedt,
voor hen."
„Neen, het geschiedt niet voor hen,* hernam
Arthur onverschrokken, „maar alleen om aan