Nummer 31. Zondag 16 April 1893.
16e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Glfick auf
UITGEVER:
ANTOÖN TIELEN
Industriëelen!
Un-Homme averti en vaut deux.
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksclie en Liiiigslraalsrlif Courant,
Dit blad verschijnt Woensdag: en Zaterdag avond.
Abonnementsprijs per 3 maanden.ƒ1,00.
Franco per post door het gekeele rijk f 1,15
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever.
Waalwijk.
Advertcntiën 1 7 regels f 0,60 daarboven 8 cent per regel
groote letters naar plaatsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing
opgegeven, morden 2maal berekend. Advertentien voor Duitscb-
land worden alleen aangnomen door het advertentiebureau van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De kamer van koophandel en fabrieken, te
Waalwijk, houdt zich onledig met het opma
ken van het verslag over 1892.
Heerèn industriéelen worden verzocht liunne
opgaven voor het verslag zoo spoedig moge
lijk aan den voorzitter in te zenden.
De kamer van koophandel en fabrieken
voornoemd.
Waalwijk, 7 April 1893.
Deze woorden, eenige jaren geleden door
Dr. Schaepman eenen zijner politieke tegen
standers toegevoegd, herinner ik mij. nu ik
mij neerzet om eenige regelen te schrijven.
„Een gewaarschuwd man geldt voor twee"
is een spreek maar tevens een waar woord.
Het geldt in geheel de wereld, in alle toe
standen, zoowel voor den aanvoerder van het
leger in tijd van oorlog, als voorden leverancier
ten opzichte van slechte betalers. De eerste
gebruikt zijn voor- en achterhoede, zijn schild
wachten; de laatste zijn informatie-bureau.
Voor het onderwerp, dat ik heden kortelijk
wil behandelen, n.l.: „De cholera", geldt het
eveneens.
Denk niet, geachte lezeres of lezer, dat 't
mijne bedoeling is schrik of angst onder u
te brengen; verre van daar! maar een kalm
overzicht van den staat der zaken is gerust-
stellend en goed. De koopman toch, wiens
zaken goed staanzal bij 't nazien zijner
boeken niet angstig worden, maar bedaard
op den ingeslagen weg voortgaan en trachten
door uitbreiding, zijn toestand te verbeteren.
Slaan wij thans 't boek open „Waahvijksche
toestanden 1892, pagina Cholera". Bij het
lezen dier bladzijde kunnen wij tevreden zijn;
hoe dicht ook in de nabijheid zij woedde,
hoevele slachtoffers zij maakte, Waaiwijk's
bodem betrad zij niet, het gelukte haar
niet hier eene prooi machtig te worden.
Waaraan dat toe te schrijven Zeker op
de eerste plaatst aan de Voorzienigheid, die
E. WERNER.
Vertaling van Hermina.
(Overgedrukt met toestemming van den uitgever
P. Gouda Quint, te Arnhem)
47 coO—
Hij drong de jonge vrouw in de halfopenstaap.de
deur der kleine wonig, en werkelijk lieten zich
reeds voetstappen en luide stemmen in de nabij
heid vernemen. Door Lorentz en eenige andere
mijnwerkers gevolgd, naderde Ulrich, zonder zijn
vader te bespeuren. Zijn gelaat was hoogrood ge
kleurd, een onweerswolk zetelde op zijn voorhoofd
en zijn stem klonk heesch van drift.
//En al zijn het onze kameraden, en al zijn het
onze broeders we zullen hen ten onder brengen,
zoodra ze verraad aan ons plegen. YVe hebben
beloofd, elkander trouw te blijven, en nu 't er
op aankomt, kruipen ze in hun schulp I Dat moe
ten we hen betaald zetten 1 Worden de mijnen
bewaakt?'
//Jamaar
//Geen maar voerde de jonge aanvoerder den
bergwerker, die deze tegenwerping maakte,
op gebiedenden toon te gemost. „Dat ontbrak er
nog aan, verraad in onze eigen gelederen, en dat,
nu wij de overwinning nabij zijn Ze worden
met geweld teruggedreven, zeg ik je, zoodra zij
het r.og eens wagen, in de mijnen neer te dalen.
Wij zullen hen aan het verstand brengenwaar
thans hun plaats iswaar thans hun plicht hen
roept, al moeten zij dit ook met bebloede konpen
leeren 1"
„Maar ze zijn tweehonderd man sterk," bracht
Lorentz ernstig hiertegen in. „Morgen zullen het
er licht vierhonderd zijn en als mijnheer zich nu
persoonlijk in de zaak mengt en hen toespreekt
nu, ge weet hoe dit werkt. Dat hebben we in
den laatsten tijd dikwijls genoeg ondervonden."
„En al waren er vierhonderd," barstte Ulrich
uit, ar was 't de helft van de bergwerkersdan
zullen we hen toch met de andere helft dwingen.
ons spaardedie, hoe groot de vlucht der
cholera ook was, hare vleugelen had gekort
wiekt, zoodat zij onze plaats niet kon berei
ken; maar ten tweede aan onze schildwachten,
onze voorposten.
Wie waren dat Het waren geen soldaten
of schutters, neen het waren de sanitaire, de
voorzichtigheidsmaatregelen, die in acht wer
den genomen. Een woord van lof komt zeker
eerstens toe aan 't dagelijksch bestuur onzer
gemeente voor 't kloek en degelijk optreden,
het streng handhaven der wet, het aanbrengen
van verbeteringen, waar zuks noodig was, het
doen aanschrijven van nalatigen in het aan
brengen der noodige verbeteringen; evenzoo
aan de leden van den gemeenteraad, die door
het toestaan van credieten het dagelijksch
bestuur daartoe in staat stelden en zeker niet
het minst aan de inwoners zeiven voor het
opvolgen van de voorschriften hun gegeven
in het niet terugdeinzen voor geldelijke uitga
ven; uitgaven, wij mogen het gerust zeggen,
die honderdvoudig rente hebben opgebracht.
Laten wij thans een blik slaan op den hui-
digen toestand.
lo. Is de vijand verslagen en vernietigd
tot onmacht gedoemd
2o. Zijn de omstandigheden geruststellender
dan verleden jaar, dreigen ons minder
gevaren dan toen
3o. Kunnen wij op onze lauweren gaan
rusten
Willen wij deze vragen rond en eerlijk
beantwoordendan luidt 't antwoord op alle
NEEN.
1. De vijand is geslagen, verslagen maar
niet tot onmacht gedoemdwel is hij uit
verschillende plaatsen verjaagd maar heeft op
andere terrein vervoerd; de kiemen van dood
en verderf zij sluimeren, maar wachten op
een gunstig oogenblik om in volle kracht zich
te ontwikkelen en dood en verderf aan te
brengen waar het mogelijk is.
2. Zijn de omstandigheden geruststellender
dan verleden jaar, dreigen ons minder ge
varen? Neen! want dreigden ous toen slechts
de ver afgelegen plaatsen, 't buitenland, met
*S?S1 MBg nwtmKagiroaK'MM-.o
Ik wil wel eens zien, of ik mij geen gehoorzaam
heid zal kunnen verschaffenmaar nu aan 't
werk Karei, gij gaat naar de bergwerken en
brengt mij bericht, of Berkovv zich soms weer met
het geval bemoeit en of hij met zijn gladde tong
ook weer honderden van ons afvallig maakt. Gij,
anderen, gaat naar het mijnhuis terug, ziet of de
mijnput voldoende is afgesloten, en laat niemand
toe, die niet tot de onzen belioortik volg on-
middelijk zelf."
liet bevel werd zonder verwijl opgevolgd. De
mijnwerkers snelden in de hun aangewezen rich
tingen heen, terwijl Ulrich, die nu eerst zijn
vader gewaar werd, dezen haastig naderde.
„Gij hier, vader? Gij moest liever hij hield
plotseling op en bleef als aan den grond genageld
staan. Zijn zoo even nog zoo verhit gelaat werd
wit alsof iedere bloeddroppel daaruit was geweken
en zijne oogen openden zich zoo wijd en strak,
alsof hij een geest voor zich zag. Eugenie was
het huis uitgetreden en stond thans tegenover
hem.
In het hoofd der jonge vronw was eensklaps
een denkbeeld opgerezen, dat zij reeds hetzelfde
oogenblik ten uitvoer bracht. Zij dacht niet aan
de vermetelheid, aan het gevaar van zulk een
waagstuk; ze dacht aan niets, dan dat ze zich
ten koste van eiken prijs bij haar echtgenoot
wilde voegen, en zoo bleef hasr niets anders
over, dan de vrees te overwinnen, die zij voor
dien man daar gevoelde, sedert zij wist, waarop
de macht berustte, die zij over hem uitoefende
bleef haar niets anders over, dan die macht te
gebruiken, waarvan zij de uitwerking maar al
te goed kende.
„Ik ben het, Hartman,* zeide zij, zoo bedaard
mogelijk, terwijl zij een onwillekeurige huive
ring trachtte te beheerschen. „Je vader waar
schuwde mij zoo even, niet alleen op weg te
gaan, en toch moet ik verder."
Eerst bij het geluid harer stem scheen Ulrich
te begrijpen, dat het werkelijk Eugenie Bérkow
was, die daar voor hem stond en niet een spooksel
van zijn verhitte verbeelding. Onstuimig trad hij
haar eenige schreden te gerauet; maar Eugenie's
too en blik oefenden nog de vroegere macht
op hem uit en een waas van kalmte en zachtheid
verspreidde zich over zijn wezenstrekken.
„Wat komt gij hier doen, mevrouw?" vroeg
hij bezorgd; de ruwe gebiedende toon van straks
't overbrengen der kiem; thans dreigt ons de
eigen vaderlandscheja provinciale bodem
met die kiem. In Breda en 's Hertogenbosch
hebben zich verleden jaar bepaald gevallen
van cholera voorgedaan en zeker is het ook
dat er kiemen kunnen, ik zeg niet moeten
zijn overgebleven, en aangezien 't personen-
en goederenverkeer met die plaatsen veel
grooter is dan met de baitenlandsche steden,
als Hamburg en Antwerpen, is pok 't gevaar
grooter.
3. Kunnen wij op onze lauweren gaan
rusten? Neen! duizendmaal neen! Wij moeten
den strijd, verleden jaar aangebonden, op
nieuw aanvaardenonze voorposten weder
uitzetten. Zal die strijd met hetzelfde succes
worden gestreden wij weten het niet, maar
hij, die zijn plicht doet, kan rustig de toekomst
afwachten.
Een vraag komt mij thans op de lippen
en ik moet ze uiten Zal die strijd worden
aanvaard? Zal men met dienzelfden ijver als
't gepasseerd jaar voorzorgsmaatregelen ne
men en voorzichtig zijn, of zal men zich door
't gunstige verloop van '92 in slaap laten
wiegen en eerst ontwaken en naar de wapenen
grijpen, als de alarmklok luidt, eerst dan op
treden als 't te laat is? Ik hoop het niet
maar een klein beetje vrees is zelfs den
moedigsten mensch aangeboren.
Het dagelijksch bestuur zal, vertrouwen wij,
voorgaan, rekenende op zijn eigen werkkracht
en gesteund als het is door den gemeente
raad; zal de burgerij volgen en 't bestuur
steunen ik vertrouw hetlaten wij allen
eendrachtig de handen ineenslaan, samen
werken tot wering van den vijand en mogen
in '94 de lezers van 't boek „Waahvijksche
toestanden pagina cholera I893"even tevreden
zijn als wij het thans zijn. Is het waar dat
een gewaarschuwd mensch geldt voor twee,
zeker is het dat hij, die alsdan nog zijn plicht
verzuimt, schuldig is voor velen. Un homme
averti en vaut deux.
Waalwijk.
N. G. O.
was geheel verdwenen. „Alles is vandaag in rep
en roer; 't is hier nu niet geschikt voor vrouwen,
en wel het allerminst voor u. Ge raoogt hier niet
blijven."
»Ik wil naar mijn man," zeide Eugenie haastig.
„Naar nw man herhaalde Ulrich. „Zoo?"
Het was de eerste maal, dat de jonge vrouw
deze benaming gebruikte zij had anders altijd
van mijnheer Berkow of haar echtgenoot gespro
ken, en Ulrich scheen te vermoeden, wat in dit
ééne woord lag opgesloten. In het eerste oogen
blik van verrassing had hij er wellicht niet aan
gedacht, hoe en waarom zij zoo onverwachts voor
hem stond; nu wierp hij een vluchtigen blik op
haar reisgewaad, en vervolgens een tweeden zij
waarts, als om haar rijtuigof geleide te ontdekken.
Eugenie ving dien blik op. „Ik ben alleen
zeide zij, „en juist dit verhindert mij, mijn weg
voort te zetten. Ik vrees niet voor de gevaren
maar wel voor de beleedigingen, waaraan ik zou
kunnen blootstaan. Gij lieot mij eens je bescher
ming en je geleide aangeboden, Hartman, toen ik
ze niet noodig had; thans maak ik aanspraak op
beide. Breng mij veilig tot aan mijn huis. Gij
zijt hiertoe in staat."
De opzichter had tot dusver angstig ter zijde
gestaan; elk oogenblik verwachtte hij een aan
slag of ten minste een uitval van zijn zoon
tegen de echtgenoot van zijn zoo gehaten chef
en hield zich gereed desnoods tusschenbeide te
komen. Hij kon niet begrijpen, hoe de jonge
vrouw zoo kalm en bedaard kon zijn tegenover
een man, van wien zij zoo goed als ieder ander
wist, dat hij de eigenlijke bewerker van het
gansche oproer was; maar toen zij nu met dien
wensch voor den dag kwam en zich aan zijne
bescherming wilde toevertrouwen, toen begreep
de oude man er niets meer van; dat ging hem te
hoog! Onthutst zag hij beiden aan.
Maar ook Ulrich scheen door dien eisch getergd.
De zachte en toegevende uitdrukking, die zich
voor een oogenblik op zijn gelaat had vertoond,
was weer geweken en had voor de vroegere
norsche weerspannigheid plaats gemaakt.
yZou ik u daarheen geleiden, mevrouw?" vroeg
hij met gedempte stem. „Eischt ge dit van mij,
mevrouw, van mij
„Ja, van u." Eugenie wendde de oogen niet
van hem af. Zij wist, dat al hare macht daarin
was gelegen; maar thans scheen deze ook haar
Op Belgie is op 't oogenblik de aandacht
van de gansche beschaafde wereld gevestigd
een onderscheiding die, als zij politieke
gebeurtenissen geldt, in den regel niet benij
denswaard is.
Acht maanden lang heeft men van gedachten
gewisseld in de sectien en in de commissien
uit de kameracht maanden aan één stuk
hebben de bladen van alle richtingen hun
kolommen gevuld met beschouwingen over
de verschillende kiessystemen, de een ijverend
voor dit, de ander voor dat en nuna een
debat van vijt weken in de kamer zelf, is
men even ver als maanden geleden al de
voorstellen zijn achtereenvolgens verworpen
en uit de treurige restjes van zooveel arbeids
en strijds zijn opeens vier nieuwe voorstellen
opgeschoten, ragouts uit de verschillende met
grooter of kleiner meerderheid verworpen
systemen. Dat alles gaat nu weer naar de
commissie van 21, deze gaat dan aan 't be
raadslagen, uit die discussien en in 't verband
daarmede beslotene, maakt de rapporteur een
rapport en 'tis dan aan den president der
kamer om 't oogenblik aan te geven, waarop
hij de hervatting van de kiesrecht-hervorming
geschikt acht. Dat is de hervorming van
artikel 47 der grondwet van Belgie, een artikel
dat sinds 1830 onaangetast, |hoewel niet on
aangevochten, is gebleven, en op grond waar
van kiezers zijn allen, die 42 tr. 41 centimes
belasting betalen.
De kamer, gekozen in Juni des vorigen
jaars, telt in 't geheel 152 leden: 59 liberalen
van alle kleurschakeering en 93 clericalen.
Bepaald is dat artikelen der grondwet minstens
twee derden van het geheele aantal uitge
brachte stemmen op zich moeten vereenigen
en het aantal stemmenden zelf mag nimmer
beneden twee derden van 152 gaan. Zoo
is dus de meerderheid, vereischt als de kamer
voltallig is, 102, waaruit volgt dat de clericalen
(93 man sterk) niets kunnen uit of door zich
zeiven, maar immer behoeven den steun en
uiterste grens bereikt te hebben.
Ulrich stoof als een razende op. „Dat nooit 1
Liever laat ik uw huis bestormen, laat alles
neerhalen en plattrappen, dan dat ik u daarheen
breng. Zal hij daar ginds niet nieuwen moed
krijgen om allen tegenstand te trotseeren, als hij
u aan zijne zijde heeft? Zal hij niet triomfeeren,
als hij ziet, dat gij alleen uit de residentie zijt
gekomen en ondanks de woelingen hier tot hem
doordringt, om hem maar niet alleen te laten
Zoek daarvoor een anderen gids, en kondt ge er
al een vinden," hier wierp hij een dreigenden
buk op zijn vader, „hij zou niet ver met u ko
men, daar zou ik voor opp -ssen!"
„In 's hemels naam, Ulrich, houd je bedaard
't is een vrouw, tot wien ge spreektriep
opzichter in doodelijken angst tusschenbeide /e~
dend. Hij zag in dit tooneel natuurlijk jiets
anders dan eene uitbarsting van de onrn^^00-
gende, vijandelijke stemming, waarmedf ziJn
zoon reeds sedert lang tegen de geheele ftp"lie
Berkow bezield was, en daarom plaatste hii*ic}l
als ter harer verdediging, vóór de jonge vro'u
drong 6C vastberad™ terug"
„Ge wilt dus niet met mij mede, Hartman?"
„Neen en tienmaal neen \i
„Wel nu, dan ga ik alleen I"
Zij keerde zich om en stapte in de richting
van he park voort maar met twee schreden hal
Ulrich haar ingehaald en versperde haar den wen
„lerug, mevrouw I Ge kunt er niet door zeg
ik u, ten minste niet daar, waar mijn kameraï
den zijn. De vrouw of de man, dat is hen mi
hetzelfde. Ge heet Berkow en dat is hen genoeg
Zoodra ze u iierkennen, stormen ze allen on u
aan. Ge kunt er nu niet door en ge zult er nnk
niet door 1 Ge blijft hier!" b er 00k
Het was een dreigend bevel, dat hij haar met
de laatste woorden toeduwde, maar Eugenie was
niet gewoon zich te laten bevelen, en^de bUna
krankzinnige heftigheid, waarmede hij haar zocht
ta verhinderen zich bij Arthur te voegen ver
vulde haar met een onuitsprekelijken tfngst dat
zijn toestand erger was, dan men haaf wilde
doen gelooven. wuue
Wordt vervolgd.