Nummer 36 Donderdag 4 Mei 1893. 16e Jaargaug. Glück auf Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, UITGEVER: ANTOON TIELEN, FEUILLETON. Staatkundig overzicht. De Echo van het Zuiden, 8 a G El w iVanlwjjlscle en Langslraalsclie Courant, Dit blad verschijnt Woensdag; en Zaterdag avond. Abonnementsprijs per 3 maanden/1,00. Franco per posi door het geheele rijk f 1,15 Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Waalwijk. Advertentien 1—7 regel» 0,60 daarboven 8 cent per regel groote letters naarplantsruimte. Advertentien 3 maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscb- land worden alleen aangnomen ioor het advertentiebureau van Adole Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Faillissementswet De Haagsche briefschrijver der Zutphensche Ct. schrijft over de ontworpen wet op het faillissement het volgende In den eersten lijd zal het ons wel vreemd in de ooren klinken als ook particulieren ambtenaren, doctoren, predikanten enz. failliet gaan. Wel kunnen volgens de thans bestaande wet particulieren door den rechter in staat van kennelijk onvermogen worden verklaard, maar vooreeerst komt dit weinig voor, en in de tweede plaats is het ook in de puklieke opinie geheel iets anders dan faillissement. Maar onder de nieuwe wet zullen voortaan kooplieden en niet-kooplieden volkomen ge lijk staan. Een rentenier, die zijn huurschulden niet betaalt, zal voortaan evengoed failliet kunnen gaan als een koopman, die een wissel onbe taald laat. Dat tegen die nieuwigheid nogal oppositie was, verwonderde mij niet, maar de minister heeft een groot deel zijner bestrijders tevreden gesteld door in de wet te bepalendat de rechter de faillietverklaring niet zal uitspreken in elk geval, dat iemand ophoudt te betalen, maar alleen indien de rechter de faillietver klaring in het gemeenschappelijk belang der crediteuren wenschelijk acht. De minister noemde dat eene kleine redactie-wijziging maar ik geloof dat de bijvoeging van die weinige woorden niet van geringe beteekenis is. Honderden gevallen zijn denkbaardat een schuldenaar wel ophoudt te betalen, maar dat zijne schuldeischers, door faillietverkla ring van hun debiteur, nog van slechter con ditie zouden worden. En in al die gevallen zou het zeer verkeerd zijn den rechter te dwingen, toch maar tot faillietverklaring over te gaan. Wat ondertusschen niet wegneemt dat er zeker onder de nieuwe wet veel meer faillis sementen zullen komen dan vroeger. Ondertusschen behoeven de burgersdie niet tot den stand der kooplieden behooren, E. WERNER. Vertaling van Hermina. (Overgedrukt met toestemming van den uitgever P. Gouda Quint, te Arnhem) 52 coC- Met deze laatste woorden kwam hij naderbij. Eugenie week onwillekeurig een eind achteruit. Hij lachte bitter. //Hoeveel kan er in een paar uren veranderen! Van morgen vroegt ge mijn bescherming en leundet op mijn arm, toen ik u midden door het rumoer voerde; nu ontvlucht ge mij, alsof ge in mijn bijzijn van uw leven niet zeker zijt. Mijn heer Berkow schijnt zijn tijd goed besteed te hebben, om mij bij u als een roover en moorde naar af te schilderen, niet waar De jonge vrouw trok de fijngeteekende wenk brauwen samen, terwijl zij hare vrees trachtte te beheerschen en kortaf antwoordde „Ga heen, Hartman Mijn man is niet hier, zooals ge ziet, en al kwam liij nu, dan zou ik je toch niet met hem alleen laten." „Waarom niet?" vroeg Ulrich langzaam, maar met een somberen oogopslag. „Waarom niet?" herhaalde hij ongeduldig, toen zij bleef zwijgen Eugenie's openhartig, onverschrokken karakter had haar al tot menige onvoorzichtigheid ver leid, en ook thans dacht zij niet aan de gevolgen, die haar woorden wellicht konden hebben, toen zij, hem vastberaden in de oogen ziende, het ge vaarlijk antwoord in den mond nam „Omdat je tegenwoordigheid al eens een Berkow noodlottig is geweest!" Hartman ontstelde en verbleekte. Een oogenblik scheen het, alsof hij met zijn vroegere drift wilde opstuiven; maar zoover kwam het niet. Zijn gelaat bleef even strak en kalm en zijne stem even dof en mat, als zij gedurende het gansche onderhoud waren geweest. //Dat was het dusl" mompelde hij. Nu, ik had maar met hun minister van financien op een slechten voet staan, zich voorloopig nog niet erg ongerust te maken, want ondanks den spoed, dien de tweede kamer met de zaak maakt, zal het nog lang duren, voordat de nieuwe wet in werking kan treden. Immers als de thans aanhangige wet door de beide takken der volksvertegenwoordiging zal zijn aangenomen en in het Staatsblad zal staan wacht den minister van justitie een nieuwe en moeilijke taak, nl. om onze geheele wet geving, burgerlijk recht en strafrecht, met de veranderde regeling van het faillissement in overeenstemming te brengen. Daardoor zal een nieuwe, uitgebreide invoeringswet noodig zijn en zoolang die nog niet tot stand is geko men, zullen de thans bestaande bepalingen op het faillissement ongewijzigd in werking blijven. Vraagt men mij echter of ik het wensche lijk vind dat in de toekomst ook niet-koop- lieden failliet kunnen worden verklaard, dan moet ik die vraagalthans met het oog op de Haagsche toestanden bevestigend beant woerden Groot is hier het aantal ambtenaren ren teniers enz die er niet tegen opzien hun rekeningen onbetaald te laten en schulden te maken omdat zij er op vertrouwen dat hunne crediteuren hen, bij de vele moeilijk heden, welke thans een vervolging veroorzaakt, wel ongemoeid zullen laten. Weten zij dat faillissement tegen hen kan worden aange vraagd, zoodra zij ophouden te betalen, dan zal dit zeker met betrekking tot bestaande misbruiken een invloed ten goede uitoefenen, ofschoon het niet te ontkennen valt, dat aan den nieuwen toestand ook bezwaren zullen zijn verbonden. Met den eersten dag van Bloeimaand valt samen de manifestatie van de werklieden der gansche beschaafde wereld of liever: de eerste Meidag is door de sociaal-democraten van de wel ltannen denken, dat liet eindelijk ook tot u zou doordringen De jonge vrouw was verwonderd over die kalmte, die zij niet verwacht had en die haar niettemin onaangenaam aandeed; maar juist dit voerde haar tot nog een grooter waagstuk. Dien morgen had zij ondervonden, welk een onbeperkte macht zij op hem uitoefende, en ter wille van Arthur verlangde zij zekerheid te hebben, wie zijn tegenstander was. Zij vermoedde, dat hij haar de waarheid zou ontdekken, indien hij deze al voor ieder ander verborgen hield. „Gij weet dus, wat ik bedoel?" begon zij op nieuw. „Gij begrijpt, wat ik op het oog heb Hartman, kunt gij de geruchten tegenspreken, die omtrent die ongelukkige gebeurtenis in om loop zijn?" Hij sloeg de armen over elkander en staarde somber voor zich. „En als ik het deed, zoudt gij mij gelooven Eugenie zweeg. „Zoudt gij mij gelooven vroeg hij nog eens, maar op een toon, alsof leven en dood voor hem van haar antwoord afhingen. Zij sloeg een blik op zijn gelaat, dat dezelfde pijnlijke spanning verried als zijne stem; het was nog altijd doodsbleek, maar toch weer onbe schroomd naar haar toegekeerd. „Ik acht je in staat tot een misdaad, als gij je door je drift laat medesleepen niet tot een leugen." Ulrich loosde een diepe zucht en deed, als om haar alle verdere vrees te benemen, nog een stap achterwaarts. //Vraag dan maar, mevrouw. Ik zal u antwoorden. De jonge vrouw beefde inwendig, terwijl zij de hand om de leuning van den divan klemde; zij begreep al het gevaarlijke van zulk een ge sprek met zulk een man, maar toch deed zij de gewichtige vraag. „Men heeft aan mijn echtgenoot gezegd, dat liet niet enkel een toeval is geweest, dat de touwen op dien ongelukkigen dag zijn gebroken. Wat was het Hartman „Het was toeval, of nog iets beters, als ge wilt het was loon naar werken Onze chef nad de hefmacliines laten herstellen, even als alles wat hij deed, omdat er in voorzien moest worden op de algemeene veiligheid was min der gelet. Wat kwam 't er ook op aan, of een gansche wereld uitverkoren tot vac^ntie-dag, niet zoozeer om zich te vermeien in de vrije natuur, om rond te dartelen in wei en bosch, dan wel om door een inspectie over de breede scharen arbeiders, den bewindvoerders en der bourgeoisie een denkbeeld te geven van de getalsterkte der werknemers. In den aanvang wilde men het geheel een veel grootscher, veel imposanter karakter ge ven toen meende men in jeugdigen over moed en onbezonnenheid welden werk gever positief de macht te kunnen doen ge voelen van den werkman, mits deze laatste één van zin en één van doel zij met zijn makkers van alle nationaliteiten. Zoo was 't in 1890 geen vijl en geen boor zou er geroerd worden geen schoen zou er gemaakt en geen brood zou er gebakken worden, alles zou rusten, alle handenarbeid zou gestaakt worden en men zou als een millioenen sterke macht, betoogingen houden, waarvan 't doel, geheeten de arbeidsdag van 8 uur, eigenlijk zou zijn de betooging zelf, gelijktijdig gehouden over de gansche wereld. De werkelijkheid is eveu- wel anders, gansch anders geweest dan de leiders en de vaders van het plan (Dormay en Lavigne) gehoopt hadden het samengaan der arbeiders werd door de werkgevers be antwoord met een gelijke aansluitingde regeeringsorganen zagen om naar middelen ten einde de onvermijdelijke conflicten zooveel mogelijk te beperken, en de breede rij der verstandige werklieden deden wat in deze 't raadzaamst was zij bleven aan den arbeid zoodat reeds de eerste herhaling der Meibe- tooging in 1891, lijnrecht in strijd was met 't geen de leiders meenden te mogen hopen en verwachten. Toen maakte de vrees der weinigen, die den eersten Mei waren gaan beschouwen als den eersten dag der interna tionale revolutie met al haar ellende en ver schrikking, plaats voor onverschilligheid en in verschillende landen, voornamelijk in Duitschland, is de Mei-betooging geworden tot een vrijen dag met uitstapjes naar buiten, waarbij, heel onschuldig, de politieke overtui ging der deelnemers (kinderen zoowel als paar honderd arbeiders, die hiermede in en uit de miinen moesten gaan, dag op dag hun leven waagden? Het dubbele en driedubbele werd daarvan gevorderd, de zwaarste lasten werden er mede opgeheschen, tot dat de straf dan ook eindelijk niet uitbleef alleen trof zij ditmaal geen mijnwerkers, maar mijnheer zelf. 't Was niet de hand van een raensch, mevrouw, die de touwen juist op dat oogenblik liet breken, toen ze hem dragen moesten, en de mijne was het wel het allerminst. Ik zag het gevaar aankomen; wij waren juist bij de voorlaatste galerij. Ik' waagde den sprong en hem „Hem stiet ge naar beneden viel Eugenie hem ademloos in de rede, toen hij plotseling zweeg. „Neen Maar ik liet hem vallen. Ik had hem kunnen redden, als ik 't gewild had. Een halve minuut had ik er nog den tijd toe gehad. Wel was mijn eigen leven hiermede gemoeid; hij kon mij met zich naar beneden rukken, als ik hem te hulp kwam. Voor ieder mijner kameraden, voor ieder der beambten had ik dit gewaagd; voor dien man kon ik 't niet. Plotseling schoot het mij door de ziel, hoeveel onrecht hij ons had aangedaan, en dat hem nu eindelijk overkwam, waaraan hij ons dagelijks had blootgesteld, om geld te sparen, en dat ik den hemel niet mocht tegenwerken, als üeze de rechtvaardigheid uit oefende. Ik stak geen hand uit om hem te redden, hoe hij ook schreeuwde, en het volgend oogen blik was het al te laat de bak stortte naar beneden en hij met hem Hartman zweeg. Eugenie zag hem met een mengeling van algrijzen en medelijden aan. Zij wist maar al te goed, dat de beschuldigingen, die hij tegen den doode inbracht, niet te weerspreken waren, en indien zij al in een oogenblik van gevaar de hand zou hebben uitgestoken, om zelfs den gehaten Berkow te redden, de man daar tegenover haar had niet geleerd te vergeven en te vergeten; hij had zijn vijand voor zijne oogen kunnen zien verderven. „Hebt gij mij de volle waarheid gezegd, Hart man? Op je woord van eer?" „Op mijn woord van eer, mevrouw." Zijne oogen ontmoetten somber maar vast de hare; en de jonge vrouw twijfelde dan ook niet meer, toen zij op min of meer verwijtenden toon hernam: „En waarom zijt ge niet openlijk voor de waarheid uitgekomen Waarom spraakt ge mannen en vrouwen) wordt kond gedaan door roode linten en sjerpen, roode bloemen in 't knoopsgat van jas en japon enz. Dat de aanhangers der sociaal-democratie ook met het getij de bakens weten te ver zetten, is dit jaar in 't bijzonder op den voorgrond getreden: 't zijn eigenlijk alleen de Oostenrijksche sociaal-democraten, die rond weg voor staking van den arbeid op den eersten dag van Mei zeiven zijn opgetreden en t is dan ook in Oostenrijk, dat de re geering en in navolging de werkgevers tegen willekeurige onderbreking van den arbeid eenvoudig heett gesteld ontslag, uit welke omstandigheid, daar beide partijen op haar stuk staan, allicht conflicten konden voort vloeien. Voor zoover valt op te maken uit de tot dusverre ontvangen berichten hebben de gehouden betoogingen in gansch Europa een kalm verloop gehad. Ernstige ongeregeldheden hadden nergens plaats. De beschouwingen op het gebied der alge meene politiek varieeren tusschen: het bezoek van keizer Wilhelm aan Italië, met al den aankleve van di rnj de meer en meer de gren zen der waarschijnlijkheid naderende ont binding van Duitschlands rijksdag; de quaestie of vorst Ferdinand van Bulgarije nu Constan- tinopel waarlijk niet bezoekt en zoo neen waarom niet en het zoo gewichtige vraag stuk van den terugkeer van koningin Nathalie van Servie naar haar land. Onuitputtelijk inderdaad is het talent van hen, die t aan hun reputatie verplicht achten inlichtingen te geven omtrent het samenzijn tusscnen den paus en den Duitschen keizer, doch vrij wat belangwekkender dan dit on- vruchtbaar geschrijf, lijkt ons 't geen sommige Italiaansche bladen wagen te zeggen betrek kelijk de ontgoocheling, die volgen moet zoodra de feestroes voorbij is en men weer in t volle bezit van zijn geestvermogens is, ter waarneming van den treurigen economi- schen toestand des lands. Dat alles is eigenlijk een direct uitvloeisel van de politiek, gevolgd niet tot de anderen, zooals thans tot mij?" Een uitdrukking van diepe minachting ver spreidde zich over zijn gelaat. „Omdat niemand mij zou geloofd hebben. Geen enkele, zelfs mijn vader met. Hij heeft volkomen gelijk: ik ben levenslang wild en ontembaar geweest, heb alles neergeworpen wat mij in den weg stond, heb er my nooit om bekommerd wat anderen van mij zeiden; dat heb ik nu moeten boeten. Zij wisten allen, dat ik den doode haatte, en nu het ongeluk voorviel, terwijl ik er bij tegenwoordig was, nu moest ik het ook gedaan hebben. Niemand twij felde daaraan. Mijn eigen vader heeft het mij in het aangezicht verweten, en daar ik geen ja kon zeggen, toen hij mij vroeg, of ik geheel onschuldig was aan dien dood ik had immers den arm maar behoeven uit te strekken, om hem te redden en ik had 't niet gedaan - daar ik geen ja kon zeggen, wilde hij er ook verder niets van weten, li ij wilde mij niet eens aanhooren, en hij zoumii toch ook niet geloofd hebben, al had ik er een eed op gedaan Nu en dan heb ik 't nog eens bij de kameraden beproefd, en al spraken lij mij met tegen, toch kon ik aan hun gezichten zien', dat zij mij nu bovendien ook nog voor een leu genaar hielden. Hun het geloofafbedelen.dat !l de;kKn,et'?n zoo liet ik alles zijn gang gaan; ik had bovendien toch reeds over-genoeg van hun vriendsclmp. Was ik gerechtelijk ondervraagd, dan had ik natuurlijk alles opgebiecht; maar dan T™S 1,nof de yraag geweest, of één mensch mij zou geloofd hebben." J Eugenie schudde het hoofd. „Gij hadt hun dat geloof moeten afdwingen, Hartman, en ge hadt dat ook gekund, als gij het maar ernstig gewild hadt; maar je trots kwam hiertegen in verzet. Gij boodt de verdenking minachtend het hoofd en juist daardoor werd zij versterkt. Nu zijt ge bij ieder op de bergwerken in ongenade, bij dl be ambten, bij mijn echtgenoot //Wat kan mij mijnheer Berkow, wat kunnen mij al de anderen schelen?, viel hij haar ruw in de rede. „01 ze mij al dan niet verwenschen dat is mij netzelfae. Van u, mevrouw, heb ik het niet kunnen verdragen, dat ge u met vrees, met verachting van mij afwenddet, van u alleen met, en gij gelooft mij nu, ik zie het nan uwe oogen al het andere is mij onverschillig." „Ik geloof je," zeide Eugenie ernstig. „En ik zal je bij mijn echtgenoot ten minste van de

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1893 | | pagina 1